U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Omgevingsverordening provincie Groningen - wijziging 1

Provinciale Staten van Groningen:

Gelezen het statenvoorstel van Gedeputeerde Staten van 1 oktober 2024, 2024-107757, team Ruimtelijke ontwikkeling.

Gelet op

- artikel 2.6 van de Omgevingswet

- de Nota zienswijzen

- het statenbesluit 2022-099993 van 22 februari 2023

besluiten:

Artikel I

De Omgevingsverordening provincie Groningen - wijziging 1, met inachtneming van de Nota zienswijzen, vast te stellen

zoals is aangegeven in Bijlage A.

Artikel II

De wijziging van de Omgevingsverordening provincie Groningen betreft de onderdelen als weergegeven in bijlage A en de volgende werkingsgebieden:

- stortplaatsen

- provinciale vaarwegen

- provinciale wegen

- bergingsgebieden

- regionale waterkeringen

- voor verzuring gevoelige gebieden

- invloedsgebieden voor verzuring gevoelige gebieden

Artikel III

Het besluit tot vaststelling van de Omgevingsverordening provincie Groningen - wijziging 1 in werking te laten treden met ingang van de dag na bekendmaking.

Groningen, 13 november 2024

Provinciale Staten voornoemd:

René Paas, voorzitter

Nettie Engels, griffier

Bijlage A

A

Na artikel 1.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.3 Ontheffing

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van een bestuursorgaan van een gemeente of een waterschap ontheffing verlenen van de instructieregels als de taak of bevoegdheid waarvoor ontheffing wordt gevraagd onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot het belang dat wordt gediend met de regel waarvan ontheffing is gevraagd.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen aan de ontheffing voorschriften verbinden als dit noodzakelijk is voor de betrokken provinciale belangen.

  • 3.

    In de ontheffing kan worden bepaald dat deze geldt voor een bepaalde termijn.

B

Artikel 2.12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.12 Instructieregel gecumuleerd geluid

  • 1.

    Bij de bepaling van het gecumuleerde geluid als bedoeld in Artikel 2.11 wordt betrokken:

    • a.

      het geluid van de bronsoorten spoorwegverkeer, wegverkeer, luchtvaart, industrie en windturbines, berekend volgens artikel 3.7 3.25 van de Omgevingsregeling; en

    • b.

      het geluid afkomstig van de scheepvaart (LSL) berekend volgens L*SL : 0,975 LSL - 0,7.

  • 2.

    Bij de bepaling van het gecumuleerde geluid, als bedoeld in Artikel 2.11, voor geluidgevoelige gebouwen die volgens het omgevingsplan aan de exploitatie van een windpark zijn verbonden, wordt geluid van windturbines niet betrokken.

C

Paragraaf 2.2.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Paragraaf 2.2.4 Omgevingswaarden geur veroorzaakt door milieubelastende activiteiten, niet zijnde agrarische activiteiten

Artikel 2.15 Oogmerk

De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op het beschermen van het milieu voor wat betreft het oplossen van ernstige industriële geurhinder en het voorkomen van nieuwe industriële geurhinder op geurgevoelige gebouwen.

Artikel 2.16 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op (potentieel) geurrelevante industriële milieubelastende activiteiten, niet zijnde de milieubelastende activiteiten als bedoeld in paragrafen 3.6.1, 3.6.2, 3.6.3, 3.6.4, 3.6.5 en 3.6.7 van het Besluit activiteiten leefomgeving en communale rioolwaterzuiveringsinstallaties.

Artikel 2.17 Aanwijzing en geometrische begrenzing

Gebied omgeving bedrijventerrein Oosterhorn en Weiwerd is aangewezen en geometrisch begrensd in bijlage 2.

Artikel 2.18 Omgevingswaarde industriële geur in het Gebied omgeving bedrijventerrein Oosterhorn en Weiwerd

  • 1.

    De omgevingswaarde industriële geur in het Gebied omgeving bedrijventerrein Oosterhorn en Weiwerd is GES score 3 plus 60% op geurgevoelige gebouwen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op geurgevoelige gebouwen op bedrijventerreinen en eigen bedrijfswoningen.

  • 3.

    De omgevingswaarde als bedoeld in het eerste lid moet uiterlijk in 2035 zijn behaald.

  • 4.

    De omgevingswaarde als bedoeld in het eerste lid is een inspanningsverplichting.

Artikel 2.19 Instructieregel vaststelling van een omgevingswaarde geur

  • 1.

    Indien in een omgevingsplan of in deze verordening een omgevingswaarde industriële geur wordt vastgesteld, dient de methodiek als beschreven in Bijlage 9, onder A te worden gehanteerd.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op geurgevoelige gebouwen op bedrijventerreinen en eigen bedrijfswoningen.

[Vervallen]

D

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Toepassingsbereik

  • 1.

    De regels van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de motivering en inhoud van omgevingsplannen.

  • 2.

    De regels van dit hoofdstuk 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op:

    • a.

      een omgevingsvergunning voor een activiteit waarvoor het omgevingsplan bepaalt dat een vergunning nodig is, maar het volgens de beoordelingsregels niet mogelijk is de vergunning te verlenen;

    • b.

      een omgevingsvergunning voor een andere activiteit in strijd met het omgevingsplan.

  • 3.

    De regels van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op een omgevingsplan dat functies aan locaties toewijst waarbij wordt afgeweken van deze verordening ten behoeve van het vastleggen van bestaande bebouwing en bestaand gebruik.

E

Artikel 3.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.8 Instructieregel erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan

  • 1.

    De omvang, situering, inrichting en de landschappelijke inpassing van bebouwing en voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, in de omgeving worden vastgelegd in een erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan, als dat in dit hoofdstuk is voorgeschreven.

  • 2.

    Een erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan komt tot stand met toepassing van de maatwerkmethode met als doel met de initiatiefnemer via keukentafelgesprekken overeenstemming te bereiken over de omvang, situering en inrichting van een locatie.

  • 3.

    Een omgevingsplan stelt regels die bewerkstelligen dat:

    • a.

      de bebouwing en voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, slechts overeenkomstig het erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan worden gebouwd of aangelegd; en

    • b.

      de aanleg en instandhouding van de in het erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan opgenomen erfbeplanting (erf)beplanting publiekrechtelijk wordt geborgd.

  • 4.

    In het omgevingsplan kan aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid worden toegekend om het erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan te wijzigen voor zover het gaat om de erfbeplanting (erf-)beplanting, als dit nodig is vanwege onvoorziene omstandigheden en de aanplant- en instandhoudingsverplichtingen niet worden gewijzigd.

F

Artikel 3.15 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.15 Instructieregel proefprojecten bijzondere woonvormen in het buitengebied

  • 1.

    Een omgevingsplan kan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.12 mogelijk maken voor de ontwikkeling van een proefproject bijzondere kleinschalige woonvorm, binnen een door Gedeputeerde Staten aangewezen locatie, mits:

    • a.

      de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; en

    • b.

      het aantal te realiseren woningen in overeenstemming is met Artikel 3.30.

  • 2.

    De aanwijzing, als bedoeld in het eerste lid, kan geen betrekking hebben op gronden binnen:

G

Artikel 3.20 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.20 Instructieregel beoordelingsregels ruimte voor ruimte regeling

  • 1.

    Een omgevingsplan als bedoeld in Artikel 3.18 3.19 stelt beoordelingsregels op grond waarvan een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in Artikel 3.12, slechts kan worden verleend voor zover:

    • a.

      een te bouwen woning wordt gebouwd op het perceel waar de bebouwing wordt gesloopt, tenzij gemotiveerd wordt dat het bouwen van een woning op deze locatie uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar is in welk geval op een andere locatie een woning mag worden gebouwd;

    • b.

      de ruimtelijke kwaliteit door de sloop en vervangende nieuwbouw verbetert; en

    • c.

      de ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe bebouwing, zoals onder meer bepaald wordt door de schaal en maat, en de erfinrichting passen in het voor het betrokken gebied kenmerkende landschaps- en bebouwingsbeeld.

  • 2.

    Het omgevingsplan stelt beoordelingsregels op grond waarvan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in het eerste lid, slechts kan worden verleend als:

    • a.

      een nieuw te bouwen woning wordt gebouwd op het perceel waar de bebouwing wordt gesloopt, de maatwerkmethode wordt toegepast;

    • b.

      een nieuw te bouwen woning wordt gebouwd op een andere locatie dan op het perceel waar de bebouwing wordt gesloopt, de maatwerkmethode wordt toegepast onder begeleiding van een bij provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; en

    • c.

      de nieuw te bouwen woning, als bedoeld onder b, niet wordt gebouwd binnen:

H

Artikel 3.40 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.40 Instructieregel bepaling geluidbelasting door windturbines in de aangewezen windparken

  • 1.

    Bij de vaststelling van de normen volgens artikel 5.74 van het Besluit kwaliteit leefomgeving in het omgevingsplan, dient te worden bepaald dat álle turbines binnen elk van de windparken, zoals deze afzonderlijk zijn aangewezen in Artikel 2.10 2.13 , gezamenlijk dienen te voldoen aan die normen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, kan een hogere opgetelde geluidbelasting veroorzaakt door meerdere van de windparken als bedoeld in Artikel 2.10 2.13 , toelaatbaar zijn, mits het gecumuleerde geluid op het betreffende geluidgevoelig gebouw niet hoger wordt dan 65 dB LCUM.

  • 3.

    Als een bestaand windpark slechts deels wordt vervangen, dan dienen in afwijking van Artikel 2.11, de volgende turbines samen te voldoen aan de normen van artikel 5.74 van het Besluit kwaliteit leefomgeving:

    • a.

      de nieuw te plaatsen turbine(s);

    • b.

      alle turbines binnen dat park waarvan de vergunning c.q. melding van of na 1 januari 2011 is; en

    • c.

      alle turbines binnen dat park waarvan de vergunning c.q. melding van voor 1 januari 2011 is, maar tot dezelfde inrichting behoren als de nieuwe inrichting.

I

Artikel 3.45 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.45 Instructieregel vergunningsplicht bij milieubelastende activiteiten die geurrelevant kunnen zijn

  • 1.

    Een omgevingsplan dat van toepassing is op het Plangebied structuurvisie Eemsmond - Delfzijl voorziet in een verbod om zonder omgevingsvergunning milieubelastende activiteiten te verrichten die geurrelevant kunnen zijn op geurgevoelige gebouwen in het geval dat er een omgevingswaarde industriële geur is vastgesteld in het omgevingsplan.

  • 2.

    Voor de bepaling van welke activiteiten geurrelevant kunnen zijn moet gebruik gemaakt worden van de methodiek als bedoeld in Bijlage 9, onder B.

  • 3.

    De vergunningplicht als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing indien met organisatorische en/of technische maatregelen met een ander oogmerk dan geur wordt voorkomen dat geur buiten de inrichting waarneembaar is.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op geurgevoelige gebouwen op bedrijventerreinen en eigen bedrijfswoningen.

J

Artikel 3.46 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.46 Instructieregel bij vergunningverlening bij milieubelastende activiteiten die geurrelevant kunnen zijn (beoordelingsregels)

  • 1.

    Een omgevingsplan voorziet in beoordelingsregels met betrekking tot een omgevingsvergunning als bedoeld in Artikel 3.45, eerste lid.

  • 2.

    De beoordelingsregels als bedoeld in het eerste lid worden vastgelegd overeenkomstig de methodiek als bedoeld in bijlage 9, onder C.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op geurgevoelige gebouwen op bedrijventerreinen en eigen bedrijfswoningen.

[Vervallen]

K

Het opschrift van artikel 3.47 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.47 3.46 Oogmerken

L

Het opschrift van artikel 3.48 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.48 3.47 Aanwijzing omgevingsplanactiviteiten

M

Artikel 3.49 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.49 3.48 Instructieregel concentratie van bebouwing binnen bouwperceel

  • 1.

    Een omgevingsplan kan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.48 3.47 , uitsluitend mogelijk maken binnen een agrarisch bouwperceel.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      bestaande solitair gesitueerde bedrijfsbebouwing en bestaande solitair gesitueerde voorzieningen voor de opslag van mest en veevoer; en

    • b.

      erf- en terreinafscheidingen of schuilstallen voor het niet-bedrijfsmatig houden van vee tot een oppervlakte van maximaal 25 m².

N

Artikel 3.50 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.50 3.49 Instructieregel nieuwe agrarische bouwpercelen

  • 1.

    Een omgevingsplan kan een nieuw agrarisch bouwperceel voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.48 3.47 mogelijk maken voor zover het gaat om een volwaardig agrarisch bedrijf dat verplaatst wordt:

    • a.

      uit het Natuurnetwerk Nederland in de provincie;

    • b.

      omdat de bestaande bedrijfsvoering aantoonbaar niet kan voldoen aan actuele wettelijke milieuhygiënische normen of omdat de bedrijfsvoering op de oorspronkelijke vestigingslocatie aantoonbaar ernstige overlast veroorzaakt, die niet op een andere manier kan worden tegengegaan;

    • c.

      omdat een actuele stedelijke ontwikkeling, of aanleg van infrastructuur binnen de provincie Groningen, dan wel de externe veiligheidseisen in het Besluit kwaliteit leefomgeving voor buisleidingen aan continuering van de bedrijfsvoering in de weg staat; of

    • d.

      op basis van een door Gedeputeerde Staten vastgestelde specifieke taakstelling tot inplaatsing van agrarische bedrijven.

  • 2.

    Een omgevingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt als voorwaarde dat is aangetoond dat redelijkerwijs geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand agrarisch bouwperceel gelegen in de nabijheid van de bij het te verplaatsen agrarisch bedrijf in gebruik zijnde gronden.

  • 3.

    Aan de omvang, situering, en vormgeving van het nieuwe agrarische bouwperceel, als bedoeld in het eerste lid, ligt een erfinrichtingsplan ten grondslag dat is opgesteld met toepassing van de maatwerkmethode onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.

O

Artikel 3.51 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.51 3.50 Instructieregel maximale omvang nieuw agrarisch bouwperceel 2 hectare

Het Een nieuw agrarisch boouwperceel bouwperceel als bedoeld in Artikel 3.50 3.49 kan niet groter zijn dan 2 hectare.

P

Artikel 3.52 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.52 3.51 Instructieregel maximale omvang nieuw agrarisch bouwperceel 4 hectare

In afwijking van Artikel 3.51 3.50 kan een agrarisch bouwperceel als bedoeld in Artikel 3.50 3.49 een omvang hebben van maximaal 4 hectare, indien Gedeputeerde Staten een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit hebben verleend met toepassing van artikel 4.6, eerste lid, onder a, van het Omgevingsbesluit.

Q

Het opschrift van artikel 3.53 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.53 3.52 Instructieregel uitbreiding van agrarische bouwpercelen tot 2 hectare

R

Artikel 3.54 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.54 3.53 Instructieregel uitbreiding van agrarische bouwpercelen door koppeling van een agrarisch bouwperceel

S

Artikel 3.55 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.55 3.54 Instructieregel uitbreiding van agrarische bouwpercelen tot 4 hectare

  • 1.

    In afwijking van Artikel 3.53 3.52 , eerste lid, kan een omgevingsplan voorzien in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel met een omvang tussen de 2 en de 4 hectare, voor zover:

    • a.

      Gedeputeerde Staten een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit hebben verleend met toepassing van artikel 4.6, eerste lid, onder a, van het Omgevingsbesluit voor uitbreiding van een agrarisch bedrijf die een bouwperceel met een omvang groter dan 2 hectare vergt; of

    • b.

      aangetoond wordt dat vóór 20 maart 2013 als gevolg van toepassing van de maatwerkmethode met de provincie overeenstemming is bereikt over het erfinrichtingsplan, voor zover een periode van minder dan twee jaar is verstreken tussen de datum waarop met de provincie overeenstemming over de bedrijfsontwikkeling is bereikt en de datum van de aanvraag om planwijziging of een omgevingsvergunning.

  • 2.

    Een omgevingsplan voorziet alleen in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een oppervlakte tussen de 2 en 4 hectare, als daaraan een erfinrichtingsplan ten grondslag ligt dat is opgesteld met toepassing van de maatwerkmethode onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.

    Een omgevingsplan als bedoeld in het eerste lid voorziet alleen in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een oppervlakte tussen de 2 en 4 hectare, als:

    • a.

      daaraan een erfinrichtingsplan ten grondslag ligt dat is opgesteld met toepassing van de maatwerkmethode onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;

    • b.

      de bedrijfsvoering voldoet aan het Groninger Verdienmodel.

T

Artikel 3.56 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.56 3.55 Instructieregel afwijkende regeling gemeente Westerwolde

  • 1.

    Artikel 3.50 3.49 en Artikel 3.53 3.52 zijn niet van toepassing op een omgevingsplan van de gemeente Westerwolde dat voorziet in een nieuw agrarisch bouwperceel of uitbreiding van een bestaand agrarisch bouwperceel ten behoeve van respectievelijk de vestiging en uitbreiding van een melkrundveehouderijbedrijf, waarvoor vóór 20 maart 2013 een omgevingsvergunning is aangevraagd en de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.

  • 2.

    Een omgevingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat regels op grond waarvan:

    • a.

      de agrarische bedrijfsbebouwing en opslagvoorzieningen, geen gebouwen zijnde, slechts overeenkomstig het bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag om een omgevingsvergunning gevoegde erfinrichtingsplan worden gebouwd;

    • b.

      de realisering en instandhouding van de in het erfinrichtingsplan opgenomen erfbeplanting wordt geborgd; en

    • c.

      ter compensatie van een nieuw agrarisch bouwperceel, de agrarische functie van de percelen aan de J. Buiskoolweg 13, 17 en 19 in het omgevingsplan komt te vervallen en het gebruik en de inrichting van deze percelen overeenkomstig het bij de betrokken aanvraag om omgevingsvergunning gevoegde document 'Uitwerking erven' wordt geborgd.

  • 3.

    Het omgevingsplan borgt de uitvoering van het in het tweede lid bedoelde erfinrichtingsplan overeenkomstig Artikel 3.8, derde en vierde lid.

U

Het opschrift van artikel 3.57 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.57 3.56 Instructieregel gebruiken van op 50 meter afstand of minder van elkaar gelegen agrarisch bouwpercelen voor het oprichten of vergroten agrarische bedrijfsbebouwing

V

Het opschrift van artikel 3.58 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.58 3.57 Instructieregel opslag van veevoer en mest buiten het agrarisch bouwperceel

W

Het opschrift van artikel 3.59 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.59 3.58 Aanwijzing en begrenzing gebied met potentiële veldkavels voor foliemestbassins en mestzakken en mestsilo's

X

Artikel 3.60 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.60 3.59 Instructieregel foliemestbassins en mestzakken op de veldkavel

In afwijking van Artikel 3.49 3.48, eerste lid kan een omgevingsplan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.48 3.47 mogelijk maken voor het aanleggen van foliemestbassins en mestzakken op de veldkavel op een locatie die is gelegen binnen het gebied met potentiële veldkavels voor foliemestbassins en mestzakken en mestsilo's voor zover in het omgevingsplan regels worden gesteld die erin voorzien dat:

  • a.

    wordt aangetoond dat de mestopslag op grond van milieuhygiënische belemmeringen binnen het bouwperceel of daarop aansluitend niet mogelijk is; of

  • b.

    de voorzieningen alleen mogelijk zijn voor zover:

    • 1.

      deze noodzakelijk zijn om aantoonbare structurele verkeersoverlast door transportbewegingen in kernen te voorkomen of te beperken als reële alternatieve ontsluitingsroutes ontbreken;

    • 2.

      andere ruimtelijk relevante belangen niet onevenredig worden geschaad;

    • 3.

      over de landschappelijke aanvaardbaarheid van de locatie en de wijze van inpassing van de mestopslag advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; en

    • 4.

      de nakoming van eventueel te stellen voorwaarden aan de landschappelijke inpassing van mestopslag op de veldkavel wordt geborgd.

Y

Artikel 3.61 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.61 3.60 Instructieregel mestsilo's op de veldkavel

  • 1.

    In afwijking van Artikel 3.49 3.48, eerste lid, kan een omgevingsplan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.48 3.47 mogelijk maken voor het oprichten van mestsilo's op de veldkavel op een locatie die is gelegen binnen het gebied met potentiële veldkavels voor foliemestbassins en mestzakken en mestsilo's, mits in het omgevingsplan regels worden gesteld die erin voorzien dat:

    • a.

      wordt aangetoond dat de mestopslag op grond van milieuhygiënische belemmeringen binnen het agrarische bouwperceel of daarop aansluitend niet mogelijk is; of

    • b.

      de mestsilo's noodzakelijk zijn om aantoonbare structurele verkeersoverlast door transportbewegingen in kernen te voorkomen of te beperken als reële ontsluitingsroutes ontbreken.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden verleend als:

    • a.

      de bouwhoogte van mestsilo's niet meer zal bedragen dan 2,5 meter;

    • b.

      andere ruimtelijk relevante belangen niet onevenredig worden geschaad;

    • c.

      de maatwerkmethode wordt toegepast; en

    • d.

      de nakoming van eventueel te stellen voorwaarden aan de landschappelijke inpassing van mestopslag op de veldkavel publiekrechtelijk wordt geborgd.

Z

Het opschrift van artikel 3.62 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.62 3.61 Instructieregel nieuwe glastuinbouwbedrijven niet toegestaan

AA

Het opschrift van artikel 3.63 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.63 3.62 Instructieregel uitbreiding bestaande glastuinbouwbedrijven

BB

Het opschrift van artikel 3.64 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.64 3.63 Instructieregel nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven

CC

Het opschrift van artikel 3.65 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.65 3.64 Instructieregel nieuwvestiging en uitbreiding hoofd- of neventak intensieve veehouderij niet toegestaan

DD

Artikel 3.66 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.66 3.65 Instructieregel uitbreiding ten behoeve van aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu of ten behoeve van dierenwelzijn

In afwijking van Artikel 3.65 3.64 kan een omgevingsplan mogelijk maken dat een omgevingsvergunning wordt verleend voor uitbreiding van de bestaande stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij als in het omgevingsplan beoordelingsregels worden opgenomen die erin voorzien dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend indien het aantal te houden dieren zoals is vergund op 1 januari 2019 niet toeneemt en de omgevingsvergunning:

  • a.

    noodzakelijk is om tegemoet te komen aan aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van het milieu; of

  • b.

    bijdraagt aan verbetering van het welzijn van de te houden dieren doordat zij netto meer leefruimte tot hun beschikking hebben.

EE

Artikel 3.67 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.67 3.66 Aanwijzing en instructieregel afwijkende regeling perceel Veenhuizen 18A te Onstwedde

  • 1.

    Het gebied 'Afwijkende regeling perceel Veenhuizen 18a te Onstwedde' is aangewezen en geometrisch begrensd in bijlage 2.

  • 2.

    In afwijking van Artikel 3.65 3.64 kan een omgevingsplan van de gemeente Stadskanaal voorzien in de uitbreiding van de bestaande stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij in het gebied als bedoeld in het eerste lid, mits geborgd is dat:

    • a.

      de toe te voegen stalvloeroppervlakte niet in gebruik kan worden genomen voordat het intensieve veehouderijbedrijf op het perceel Dorpsstraat 18 te Vriescheloo juridisch en feitelijk definitief is beëindigd;

    • b.

      het aantal dieren dat vergund is op het perceel Veenhuizen 18A te Onstwedde niet met een groter aantal dieren toeneemt dan vergund was op het perceel Dorpsstraat 18 te Vriescheloo;

    • c.

      de uitbreiding van de bestaande stalvloeroppervlakte op het perceel Veenhuizen 18A te Onstwedde bijdraagt aan verduurzaming van de stalruimtes én verbetering van het welzijn van de te houden dieren, waarbij de te houden dieren in ieder geval netto meer leefruimte tot hun beschikking hebben; en

    • d.

      vanuit beide bedrijfslocaties de stikstofeffecten op het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied afnemen ten opzichte van de stikstofeffecten van de vergunde Natura 2000-activiteit als bedoeld in artikel 5.1 van de wet.

FF

Het opschrift van artikel 3.68 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.68 3.67 Overgangsrecht perceel Alteveersterweg 6 te Stadskanaal

GG

Artikel 3.69 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.69 3.68 Gereserveerd (ten behoeve van stalderen)

[Gereserveerd]

HH

Het opschrift van artikel 3.70 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.70 3.69 Instructieregel gestapeld houden van vee

II

Het opschrift van artikel 3.71 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.71 3.70 Instructieregel tweede agrarische bedrijfswoningen

JJ

Het opschrift van artikel 3.72 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.72 3.71 Oogmerken

KK

Het opschrift van artikel 3.73 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.73 3.72 Instructieregel stilte

LL

Het opschrift van artikel 3.74 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.74 3.73 Instructieregel duisternis

MM

Het opschrift van artikel 3.75 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.75 3.74 Instructieregel lichtuitstraling ligboxenstal

NN

Het opschrift van artikel 3.76 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.76 3.75 Aanwijzing en geometrische begrenzing stiltegebieden en aandachtsgebieden voor stilte en duisternis

OO

Het opschrift van artikel 3.77 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.77 3.76 Instructieregel stiltegebieden

PP

Het opschrift van artikel 3.78 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.78 3.77 Instructieregel aandachtsgebieden stilte en duisternis

QQ

Het opschrift van artikel 3.79 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.79 3.78 Instructieregel lichtplan aandachtsgebieden stilte en duisternis

RR

Het opschrift van artikel 3.80 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.80 3.79 Instructieregel cumulatieve geluidsbelasting aandachtsgebieden stilte en duisternis

SS

Het opschrift van artikel 3.81 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.81 3.80 Toepassingsbereik

TT

Het opschrift van artikel 3.82 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.82 3.81 Oogmerken

UU

Het opschrift van artikel 3.83 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.83 3.82 Aanwijzing en begrenzing Nationaal Landschap Middag-Humsterland

VV

Het opschrift van artikel 3.84 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.84 3.83 Instructieregel Nationaal Landschap Middag-Humsterland

WW

Het opschrift van artikel 3.85 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.85 3.84 Aanwijzing en instructieregel Nationaal Park Drentscha Aa

XX

Het opschrift van artikel 3.86 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.86 3.85 Aanwijzing en instructieregel Nationaal Snelwegpanorama Drentsche Aa

YY

Het opschrift van artikel 3.87 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.87 3.86 Aanwijzing en instructieregel grootschalig open landschap

ZZ

Het opschrift van artikel 3.88 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.88 3.87 Aanwijzing en instructieregel essen

AAA

Het opschrift van artikel 3.89 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.89 3.88 Aanwijzing en instructieregel esgehuchten

BBB

Het opschrift van artikel 3.90 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.90 3.89 Aanwijzing en instructieregel wierden

CCC

Het opschrift van artikel 3.91 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.91 3.90 Aanwijzing en instructieregel zones rond wierden

DDD

Het opschrift van artikel 3.92 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.92 3.91 Aanwijzing en instructieregel kanalen en wijken

EEE

Het opschrift van artikel 3.93 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.93 3.92 Aanwijzing en instructieregel houtsingelgebied Zuidelijk Westerkwartier

FFF

Het opschrift van artikel 3.94 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.94 3.93 Aanwijzing en instructieregel pingoruïnes Zuidelijk Westerkwartier

GGG

Het opschrift van artikel 3.95 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.95 3.94 Aanwijzing en instructieregel besloten en kleinschalig open gebied Gorecht en Westerwolde

HHH

Het opschrift van artikel 3.96 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.96 3.95 Aanwijzing en instructieregel pingoruïnes Gorecht

III

Het opschrift van artikel 3.97 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.97 3.96 Aanwijzing en instructieregel glaciale ruggen

JJJ

Het opschrift van artikel 3.98 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.98 3.97 Aanwijzing en instructieregel gebieden met reliëfinversie

KKK

Het opschrift van artikel 3.99 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.99 3.98 Aanwijzing en instructieregel dekzandruggen

LLL

Het opschrift van artikel 3.100 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.100 3.99 Aanwijzing en instructieregel oude dijken

MMM

Het opschrift van artikel 3.101 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.101 3.100 Aanwijzing en instructieregel karakteristieke waterlopen

NNN

Het opschrift van artikel 3.102 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.102 3.101 Aanwijzing en instructieregel karakteristieke laagten

OOO

Het opschrift van artikel 3.103 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.103 3.102 Aanwijzing en instructieregel diepe plassen en meren

PPP

Het opschrift van artikel 3.104 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.104 3.103 Aanwijzing en instructieregel groene linten

QQQ

Het opschrift van artikel 3.105 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.105 3.104 Aanwijzing en instructieregel Waddenzee

RRR

Het opschrift van artikel 3.106 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.106 3.105 Instructieregel aanleg van bos en productiebos

SSS

Het opschrift van artikel 3.107 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.107 3.106 Aanwijzing en instructieregel landschap met herkenbare opstrekkende verkaveling

TTT

Het opschrift van artikel 3.108 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.108 3.107 Aanwijzing en instructieregel landschap met herkenbare onregelmatige blokverkaveling

UUU

Het opschrift van artikel 3.109 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.109 3.108 Aanwijzing en instructieregel karakteristieke slotenpatroon Appingedam-Delfzijl

VVV

Artikel 3.110 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.110 3.109 Toepassingsbereik

Deze afdeling is onder meer van toepassing op het stellen van regels in het omgevingsplan over:

  • a.

    Natuurnetwerk Nederland - natuurgebieden;

  • b.

    Natuurnetwerk Nederland - natuur aanpassingsgebieden;

  • c.

    Natuurnetwerk Nederland - beheergebieden;

  • d.

    Natuurnetwerk Nederland - beheer aanpassingsgebieden;

  • e.

    Bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland;

  • f.

    Zoekgebied robuuste verbindingszones;

  • g.

    Leefgebieden weidevogels; en

  • h.

    Leefgebieden akkervogels

WWW

Het opschrift van artikel 3.111 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.111 3.110 Oogmerken

XXX

Het opschrift van artikel 3.112 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.112 3.111 Aanwijzing en begrenzing Natuurnetwerk Nederland - natuurgebieden

YYY

Het opschrift van artikel 3.113 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.113 3.112 Instructieregel Natuurnetwerk Nederland - natuurgebieden

ZZZ

Het opschrift van artikel 3.114 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.114 3.113 Aanwijzing en begrenzing Natuurnetwerk Nederland - natuur aanpassingsgebieden

AAAA

Het opschrift van artikel 3.115 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.115 3.114 Instructieregel Natuurnetwerk Nederland - natuur aanpassingsgebieden

BBBB

Het opschrift van artikel 3.116 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.116 3.115 Aanwijzing en begrenzing Natuurnetwerk Nederland - beheergebieden

CCCC

Het opschrift van artikel 3.117 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.117 3.116 Instructieregel Natuurnetwerk Nederland - beheergebieden

DDDD

Het opschrift van artikel 3.118 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.118 3.117 Aanwijzing en begrenzing Natuurnetwerk Nederland - beheer aanpassingsgebieden

EEEE

Het opschrift van artikel 3.119 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.119 3.118 Instructieregel Natuurnetwerk Nederland - beheer aanpassingsgebieden

FFFF

Het opschrift van artikel 3.120 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.120 3.119 Aanwijzing en begrenzing zoekgebied robuuste verbindingszone

GGGG

Het opschrift van artikel 3.121 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.121 3.120 Instructieregel zoekgebied robuuste verbindingszone

HHHH

Het opschrift van artikel 3.122 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.122 3.121 Aanwijzing en begrenzing bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland

IIII

Het opschrift van artikel 3.123 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.123 3.122 Instructieregel bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland

JJJJ

Het opschrift van artikel 3.124 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.124 3.123 Aanwijzing en begrenzing leefgebieden weidevogels

KKKK

Het opschrift van artikel 3.125 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.125 3.124 Instructieregel leefgebieden weidevogels

LLLL

Het opschrift van artikel 3.126 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.126 3.125 Aanwijzing en begrenzing leefgebieden akkervogels

MMMM

Het opschrift van artikel 3.127 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.127 3.126 Instructieregel leefgebieden akkervogels

NNNN

Het opschrift van artikel 3.128 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.128 3.127 Aanwijzing en begrenzing bosgronden van vóór 1850

OOOO

Artikel 3.129 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.129 3.128 Instructieregel natuurbegraven

  • 1.

    Als omgevingsplanactiviteit wordt aangewezen het gebruik van gronden ten behoeve van natuurbegraven.

  • 2.

    Een omgevingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied stelt beoordelingsregels op grond waarvan een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit als bedoeld in het eerste lid alleen kan worden verleend als:

    • a.

      het natuurbegraven niet plaatsvindt op gronden binnen bosgronden van vóór 1850, als bedoeld in Artikel 3.128 3.127 ;

    • b.

      aan de natuurbegraafplaats de functie natuur wordt toegekend, met natuurbegraven als ondergeschikte nevenfunctie;

    • c.

      de vestiging of uitbreiding van de natuurbegraafplaats aantoonbaar gepaard gaat met een netto winst voor de natuurlijke- en landschappelijke waarden in termen van areaal, kwaliteit en samenhang;

    • d.

      aan het plan een inrichtings- en beheerplan ten grondslag ligt dat tot stand is gekomen onder begeleiding van een onafhankelijke- of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van ecologie en landschapsarchitectuur; en

    • e.

      de uitvoering van het inrichtings- en beheerplan publiekrechtelijk wordt geborgd.

  • 3.

    In een omgevingsplan als bedoeld in het tweede lid wordt rekening gehouden met:

    • a.

      de gevolgen voor de recreatieve waarde van het betreffende gebied;

    • b.

      de gevolgen van de voorziene duur van de grafrust voor toekomstige ontwikkelingen; en

    • c.

      de wijze waarop wordt voorzien in parkeerbehoefte van bezoekers.

PPPP

Artikel 3.130 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.130 3.129 Instructieregel asverstrooiing

Een omgevingsplan biedt niet de mogelijkheid voor gebruik van gronden ten behoeve van het verstrooien van crematie-as binnen:

  • a.

    Natuurnetwerk Nederland, bestaande uit:

    • 1.

      Natuurnetwerk Nederland - natuurgebieden

    • 2.

      Natuurnetwerk Nederland - natuur aanpassingsgebieden

    • 3.

      Natuurnetwerk Nederland - beheergebieden

    • 4.

      Natuurnetwerk Nederland - beheer aanpassingsgebieden

  • b.

    bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland als bedoeld in Artikel 3.122 3.121 ; of

  • c.

    grondwaterbeschermingsgebieden als bedoeld in Artikel 4.33.

QQQQ

Het opschrift van artikel 3.131 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.131 3.130 Instructieregel omgevingsvergunning

RRRR

Het opschrift van artikel 3.132 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.132 3.131 Instructieregel bronverwijdering

SSSS

Het opschrift van artikel 3.133 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.133 3.132 Toepassingsbereik

TTTT

Het opschrift van artikel 3.134 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.134 3.133 Oogmerken

UUUU

Het opschrift van artikel 3.135 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.135 3.134 Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebied provinciale vaarwegen

VVVV

Het opschrift van artikel 3.136 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.136 3.135 Aanwijzing en geometrische begrenzing Basistoervaartnet

WWWW

Het opschrift van artikel 3.137 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.137 3.136 Instructieregel Basistoervaartnet

XXXX

Het opschrift van artikel 3.138 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.138 3.137 Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebied provinciale wegen

YYYY

Het opschrift van artikel 3.139 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.139 3.138 Instructieregel oprichten werken

ZZZZ

Het opschrift van artikel 3.140 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.140 3.139 Instructieregel plaatsen voorwerpen

AAAAA

Het opschrift van artikel 3.141 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.141 3.140 Instructieregel aanleggen openbare wegen en kunstwerken

BBBBB

Het opschrift van artikel 3.142 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.142 3.141 Aanwijzing en geometrische begrenzing gereserveerd tracé spoorverbinding

CCCCC

Het opschrift van artikel 3.143 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.143 3.142 Instructieregel gereserveerd tracé spoorverbinding

DDDDD

Het opschrift van artikel 3.144 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.144 3.143 Aanwijzing en geometrische begrenzing zoekgebied spoorverbinding

EEEEE

Het opschrift van artikel 3.145 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.145 3.144 Instructieregel zoekgebied spoorverbinding

FFFFF

Het opschrift van artikel 3.146 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.146 3.145 Aanwijzing en geometrische begrenzing gereserveerd tracé wegverbinding

GGGGG

Het opschrift van artikel 3.147 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.147 3.146 Instructieregel gereserveerd tracé wegverbinding

HHHHH

Het opschrift van artikel 3.148 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.148 3.147 Aanwijzing transportroutes externe veiligheid

IIIII

Het opschrift van artikel 3.149 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.149 3.148 Aanwijzing en geometrische begrenzing Veiligheidszone 1

JJJJJ

Het opschrift van artikel 3.150 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.150 3.149 Instructieregel Veiligheidszone 1

KKKKK

Het opschrift van artikel 3.151 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.151 3.150 Aanwijzing en geometrische begrenzing Veiligheidszone 2

LLLLL

Het opschrift van artikel 3.152 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.152 3.151 Instructieregel Veiligheidszone 2

MMMMM

Het opschrift van artikel 3.153 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.153 3.152 Aanwijzing en geometrische begrenzing Veiligheidszone 3

NNNNN

Het opschrift van artikel 3.154 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.154 3.153 Instructieregel Veiligheidszone 3

OOOOO

Het opschrift van artikel 3.155 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.155 3.154 Aanwijzing en geometrische begrenzing Veiligheidszone 4

PPPPP

Het opschrift van artikel 3.156 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.156 3.155 Instructieregel Veiligheidszone 4

QQQQQ

Het opschrift van artikel 3.157 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.157 3.156 Toepassingsbereik

RRRRR

Het opschrift van artikel 3.158 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.158 3.157 Oogmerken

SSSSS

Het opschrift van artikel 3.159 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.159 3.158 Instructieregel radioactief afval, gevaarlijk afval, kerncentrales en kolencentrales

TTTTT

Het opschrift van artikel 3.160 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.160 3.159 Aanwijzing omgevingsplanactiviteiten

UUUUU

Het opschrift van artikel 3.161 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.161 3.160 Aanwijzing en geometrische begrenzing gebieden proefprojecten kleine windturbines

VVVVV

Artikel 3.162 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.162 3.161 Instructieregel oprichting van nieuwe windturbines

Een omgevingsplan kan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.160 3.159 , onder a, mogelijk maken, voor zover het gaat over nieuwe windturbines met een ashoogte van niet meer dan 15 meter:

  • a.

    binnen het stedelijk gebied; of

  • b.

    binnen de buiten het stedelijk gebied gelegen bouwpercelen.

WWWWW

Artikel 3.163 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.163 3.162 Instructieregel kleine windturbines buiten het stedelijk gebied en buiten bouwpercelen in het buitengebied

  • 1.

    Een omgevingsplan kan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.160 3.159 mogelijk maken voor het oprichten en gedurende een termijn van maximaal 30 jaar in stand houden van:

    • a.

      maximaal 3 windturbines met een ashoogte van maximaal 15 meter binnen een zone van 25 meter rond een agrarisch bouwperceel; en

    • b.

      maximaal één park- of lijnopstelling van windturbines met een ashoogte van maximaal 15 meter en wieken die niet langer zijn dan twee derde van de ashoogte ten behoeve van een lokaal initiatief gericht op duurzaamheid en zelfvoorziening.

  • 2.

    Het omgevingsplan stelt beoordelingsregels voor het verlenen van een omgevingsvergunning die inhouden dat een omgevingsvergunning kan worden verleend als de windturbine wordt opgericht:

    • a.

      binnen de gebieden proefprojecten kleine windturbines; en

    • b.

      de maatwerkmethode wordt toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.

  • 3.

    In een omgevingsplan als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt - in aanvulling op het tweede lid - als beoordelingsregel voor het verlenen van een omgevingsvergunning opgenomen dat aangetoond dient te worden het op grond van bijzondere feiten en omstandigheden niet mogelijk is om de windturbines binnen het agrarisch bouwperceel te plaatsen.

  • 4.

    Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt niet verleend voor zover de betreffende gronden zijn gelegen binnen:

    • a.

      Natuurnetwerk Nederland - natuurgebieden als bedoeld in artikel 3.112;

    • b.

      Natuurnetwerk Nederland - natuur aanpassingsgebieden als bedoeld in artikel 3.114;

    • c.

      Natuurnetwerk Nederland - beheergebieden als bedoeld in artikel 3.116;

    • d.

      Natuurnetwerk Nederland - beheeraanpassingsgebieden beheer aanpassingsgebieden als bedoeld in artikel 3.118;

    • e.

      Zoekgebied robuuste verbindingszone als bedoeld in artikel 3.120;

    • f.

      Bos- en natuurgebieden buiten Natuurnetwerk Nederland als bedoeld in artikel 3.122.

XXXXX

Het opschrift van artikel 3.164 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.164 3.163 Aanwijzing en geometrische begrenzing concentratiegebieden grootschalige windenergie

YYYYY

Het opschrift van artikel 3.165 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.165 3.164 Instructieregel grootschalige windenergie

ZZZZZ

Artikel 3.166 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.166 3.165 Aanwijzing en instructieregel zoekgebied windenergie Roodehaan

  • 1.

    Het zoekgebied windenergie Roodehaan is aangewezen en geometrisch begrensd in bijlage 2.

  • 2.

    Een omgevingsplan dat betrekking heeft op het zoekgebied windenergie Roodehaan kan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.160 3.159 , onder a, mogelijk maken en voorzien in de oprichting van één of meer windturbines met een ashoogte van meer dan 15 meter met bijbehorende voorzieningen

  • 3.

    Het omgevingsplan stelt regels die bewerkstelligen dat de windturbines, als bedoeld in het tweede lid, slechts kunnen worden opgericht in een park- of lijnopstelling en dat de wieken van een windturbine als bedoeld in het tweede lid niet langer zijn dan twee derde van de ashoogte.

AAAAAA

Het opschrift van artikel 3.167 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.167 3.166 Aanwijzing en geometrische begrenzing testveld onderzoeksturbines

BBBBBB

Artikel 3.168 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.168 3.167 Instructieregel testveld onderzoeksturbines

  • 1.

    Een omgevingsplan kan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.160 3.159 , onder a, mogelijk maken voor zover het gaat over het oprichten en in stand houden van maximaal vijf onderzoeksturbines voor wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van offshore windenergie binnen het testveld onderzoeksturbines.

  • 2.

    Het omgevingsplan stelt regels die bewerkstelligen dat de windturbines, als bedoeld in het eerste lid, worden opgericht in een park- of lijnopstelling en dat de wieken van een windturbine als bedoeld in het eerste lid niet langer zijn dan twee derde van de ashoogte.

CCCCCC

Het opschrift van artikel 3.169 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.169 3.168 Aanwijzing en geometrische begrenzing gebied tijdelijkheid windenergie

DDDDDD

Het opschrift van artikel 3.170 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.170 3.169 Instructieregel gebied tijdelijkheid windenergie

EEEEEE

Het opschrift van artikel 3.171 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.171 3.170 Aanwijzing en begrenzing testveld prototype offshore testturbines

FFFFFF

Artikel 3.172 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.172 3.171 Instructieregel testveld prototype offshore testturbines

Een omgevingsplan kan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.160 3.159 , onder a, mogelijk maken voor zover het gaat over het oprichten en in stand houden van maximaal:

  • a.

    vier prototypen van nog niet gecertificeerde offshore windturbines; of

  • b.

    maximaal drie prototype offshore testturbines en één prototype onshore testturbineals als deze windturbines certificering en/of wetenschappelijk onderzoek tot doel hebben en gelegen zijn binnen het testveld prototype offshore testturbines.

GGGGGG

Het opschrift van artikel 3.173 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.173 3.172 Aanwijzing en geometrische begrenzing zoekgebied vervanging windturbines

HHHHHH

Artikel 3.174 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.174 3.173 Instructieregel vervanging van windturbines met een ashoogte groter dan 15 meter die geen deel uitmaken van een park- of lijnopstelling

Een omgevingsplan kan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.160 3.159 , onder b, mogelijk maken voor zover het gaat over het vervangen van bestaande windturbines met een ashoogte groter dan 15 meter, als deze niet in een lijnopstelling park- of lijnopstelling zijn geplaatst en gelegen zijn buiten het zoekgebied vervanging windturbines, buiten de concentratiegebieden grootschalige windenergie, buiten het testveld onderzoeksturbines en buiten het testveld prototype offshore testturbines, indien:

  • a.

    de nieuwe windturbine wordt opgericht daar waar de te vervangen windturbine stond;

  • b.

    de ashoogte van een windturbine niet hoger wordt dan de ashoogte van de te vervangen windturbine; en

  • c.

    de wieklengte niet langer is dan twee derde van de ashoogte.

IIIIII

Artikel 3.175 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.175 3.174 Instructieregel vervanging van windturbines in een park- of lijnopstelling

Een omgevingsplan kan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.160 3.159 , onder b, mogelijk maken voor zover het gaat over het vervangen van bestaande windturbines die deel uitmaken van een lijnopstelling park- of lijnopstelling voor zover:

JJJJJJ

Artikel 3.176 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.176 3.175 Instructieregel vervanging van windturbines binnen het zoekgebied vervanging windturbines

  • 1.

    Een omgevingsplan kan een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 3.160 3.159 , onder b, mogelijk maken voor zover het gaat over de oprichting en tijdelijke instandhouding van maximaal twee windturbines binnen het zoekgebied vervanging windturbines, als:

    • a.

      de windturbines dienen ter vervanging van twee windturbines die zijn gesloopt voor de aanleg van een helikopterhaven in de Eemshaven; en

    • b.

      de vervangende windturbines geen grotere wieklengte hebben dan twee derde van de ashoogte.

  • 2.

    Een omgevingsplan als bedoeld in het eerste lid voorziet niet in het bouwen en in werking hebben van een windturbine voor een termijn langer dan 30 jaar.

KKKKKK

Het opschrift van artikel 3.177 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.177 3.176 Oogmerken

LLLLLL

Het opschrift van artikel 3.178 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.178 3.177 Aanwijzing en geometrische begrenzing zonneparken

MMMMMM

Na artikel 3.178 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.178 Instructieregel zonneladder

  • 1.

    In een omgevingsplan dat voorziet in het plaatsen en in werking hebben van een zonnepark als bedoeld in artikel 3.180 wordt met het oog op het belang van zorgvuldig ruimtegebruik rekening gehouden met de mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik en wordt de volgende prioritering bij het vinden van locaties voor de plaatsing van zonnepanelen aangehouden:

    • a.

      op daken en gevels;

    • b.

      op gronden binnen het stedelijk gebied;

    • c.

      op gronden met een andere primaire functie dan landbouwgrond, zoals voormalige slibdepots, gesloten stortplaatsen als bedoeld in artikel 8.47 Wet milieubeheer en in werking zijnde zandwinningsplassen;

    • d.

      op landbouwgronden

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij zonneparken binnen en/of aansluitend aan een bouwperceel, zoals bedoeld in artikel 3.180, derde lid, onder e.

NNNNNN

Artikel 3.179 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.179 Instructieregel zonneparken - toegelaten gebieden

  • 1.

    Een omgevingsplan kan, met het oog op het belang van zorgvuldig ruimtegebruik, voorzien in het plaatsen en in werking hebben van een zonnepark voor een periode van maximaal 30 jaar:

    • a.

      binnen het stedelijk gebied;

    • b.

      aansluitend aan het stedelijk gebied, als:

      • 1.

        het zonnepark ruimtelijk ondergeschikt is aan het aangrenzende stedelijk gebied; en

        de locatie en omvang van het zonnepark in overeenstemming is met een gemeentelijke gebiedsvisie zonne-energie waarmee Gedeputeerde Staten schriftelijk hebben ingestemd; en

      • 2.

        het zonnepark niet groter is dan 10.000 m2.

        de mogelijkheden voor directe levering van de opgewekte energie aan lokale afnemers en financiële participatie van de lokale gemeenschap zijn betrokken bij de planvorming.

  • 2.

    Aan de omvang, situering en inrichting van het zonnepark, als bedoeld in het eerste lid, dient een erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan ten grondslag te liggen dat tot stand is gekomen met toepassing van de maatwerkmethode.

  • 3.

    Een omgevingsplan kan voorzien in het plaatsen en in werking hebben van een zonnepark voor een periode van maximaal 30 jaar:

    • a.

      aansluitend aan het stedelijk gebied als:

      binnen het gebied zonneparken:

      • 1.

        het zonnepark ruimtelijk ondergeschikt is aan het aangrenzende stedelijk gebied, en

      • 2.

        het zonnepark zich manifesteert als een hecht geheel met het bouwvlak en

      • 3.

        de omvang van het park groter is dan 10.000 m2.

    • b.

      op een als zodanig in het landschap herkenbaar voormalig slibdepot;

    • c.

      op een bedrijfsterrein dat feitelijk ten behoeve van gaswinning en gastransport in gebruik is;

      op een als zodanig in het landschap herkenbare gesloten stortplaats als bedoeld in artikel 8.47 Wet milieubeheer;

    • d.

      op in werking zijnde zandwinningsplassen;

    • d e.

      binnen een bouwvlak in het buitengebied en/of aansluitend aan het bouwvlak, mits het zonnepark zich ruimtelijk manifesteert als een hecht geheel met het bouwvlak en daar qua maatvoering ondergeschikt aan is.

      binnen een bouwperceel in het buitengebied en/of aansluitend aan een bouwperceel, mits:

      • 1.

        het op te stellen vermogen is afgestemd op het eigen energieverbruik op het perceel; en

      • 2.

        het aansluitende zonnepark zich ruimtelijk manifesteert als een hecht geheel met het bouwperceel en daar qua maatvoering ondergeschikt aan is.

  • 4.

    Een omgevingsplan kan voorzien in het plaatsen en in werking hebben van een zonnepark voor een periode van maximaal 30 jaar binnen het gebied zonneparken.

  • 5 4.

    Aan de omvang, situering en inrichting van het zonnepark , als bedoeld in het derde en vierde lid, dient een erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan ten grondslag te liggen dat tot stand is gekomen met toepassing van de maatwerkmethode onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur en indien wordt voorzien in een opslaginstallatie, ook onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van omgevingsveiligheid.

  • 6 5.

    In het erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan, als bedoeld in het tweede lid en in het vijfde vierde lid, wordt in ieder geval rekening gehouden met achtereenvolgens:

    • a.

      de historisch gegroeide landschapsstructuur;

    • b.

      de afstand tot andere ruimtelijke elementen;

    • c.

      een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de voorzieningen voor de opwekking van zonne-energie.

OOOOOO

Artikel 3.180 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.180 Instructieregel zonneparken - voorwaarden

Een omgevingsplan voorziet niet in de het plaatsen en inwerking hebben van een zonnepark binnen:

  • a.

    op grond van de Omgevingswet beschermde dorpsgezichten;

  • b.

    wierden als bedoeld in artikel 3.90;

  • a c.

    Natuurnetwerk Nederland - natuurgebieden als bedoeld in artikel 3.112;

  • b d.

    Natuurnetwerk Nederland - natuur aanpassingsgebieden als bedoeld in artikel 3.114;

  • c e.

    Natuurnetwerk Nederland - beheergebieden als bedoeld in artikel 3.116;

  • d f.

    Natuurnetwerk Nederland - beheer aanpassingsgebieden als bedoeld in artikel 3.118;

  • e g.

    Zoekgebied robuuste verbindingszone als bedoeld in artikel 3.120;

  • f h.

    Bos- en natuurgebieden buiten Natuurnetwerk Nederland als bedoeld in artikel 3.122.

PPPPPP

Artikel 4.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.3 Aanvragen langs elektronische weg

  • 1.

    Bij een aanvraag die elektronisch wordt ingediend worden gegevens en bescheiden verstrekt in een van de volgende bestandsformaten: PNG, TIFF, JPG, ODT, SVG, CSV, ODS of , PDF/A, DWG of DXF.

  • 2.

    Gegevens of bescheiden kunnen in een ander bestandsformaat worden verstrekt voor zover het bevoegd gezag dat kenbaar heeft gemaakt.

QQQQQQ

Artikel 4.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.6 Activiteiten

  • 1.

    Deze afdeling heeft betrekking op stiltegebieden en gaat over het:

    • a.

      voortbrengen van geluid; en

    • b.

      gebruik maken van een toestel als bedoeld in bijlage Bijlage 5 voor het voortbrengen van geluid of van een toestel dat bij gebruik anders dan met menselijke energie geluidhinder kan veroorzaken, met uitzondering van een luchtvaartuig, voor zover dat is aangewezen in Bijlage 5.

  • 2.

    Deze afdeling gaat niet over het gebruik van ontplofbare stoffen en voorwerpen op een militaire schietbaan of een militair springterrein.

RRRRRR

Artikel 4.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.8 Inhoudelijke regels

  • 1.

    Het is verboden in stiltegebieden zonder noodzaak zoveel geluid voort te brengen, te doen of te laten voortbrengen, dat de heersende natuurlijke rust in dat gebied kennelijk wordt verstoord.gereserveerd verstoord.

  • 2.

    Het is verboden in stiltegebieden gebruik te maken van een toestel als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder b.

SSSSSS

Artikel 4.12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.12 Verboden activiteiten in aandachtsgebieden voor stilte en duisternis

Het is verboden om in aandachtsgebieden voor stilte en duisternis zonder noodzaak zoveel geluid en/of lichtemissie voort nieuwe activiteiten te verrichten of te brengen, te doen laten verrichten die zoveel geluid en/of te laten lichtemissie voortbrengen dat de heersende stilte of duisternis in dat gebied kennelijk is of wordt verstoord.

TTTTTT

Artikel 4.16 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.16 Vrijstelling vergunningplicht schadebestrijding soorten Habitatrichtlijn

  • 1.

    De gevallen, bedoeld in artikel 11.50 van het Besluit activiteiten leefomgeving, waarin het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten niet geldt, zijn activiteiten met de soorten genoemd in Bijlage 6 Bijlage 6.1, voor zover het gaat over het bestrijden op door de grondgebruiker gebruikte gronden, of in of aan door hem gebruikte opstallen, ter voorkoming van dreigende schade in het lopende of daaropvolgende jaar in of aan deze opstallen, of in het omringende gebied.

  • 2.

    De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt ook voor de in Bijlage 6 Bijlage 6.1 bij de betreffende soorten genoemde belangen, gebieden, onder gebruik van genoemde middelen en onder de genoemde voorschriften en beperkingen.

  • 3.

    De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt als:

    • a.

      er geen andere bevredigende oplossing voor het verrichten van de activiteit bestaat;

    • b.

      de activiteit geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan;

    • c.

      de schade is aan te merken als schade aan de wilde flora of fauna of natuurlijke habitats, of als ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden, wateren of andere vormen van eigendom; en

    • d.

      de in bijlage 6 Bijlage 6.1 genoemde diersoorten in de provincie schade veroorzaken en niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen.

  • 4.

    De activiteit als bedoeld in het eerste lid wordt verricht overeenkomstig het faunabeheerplan.

UUUUUU

Artikel 4.17 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.17 Vrijstelling vergunningplicht andere soorten

  • 1.

    De gevallen, bedoeld in artikel 11.56 van het Besluit activiteiten leefomgeving, waarin het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten niet geldt, zijn activiteiten met de soorten genoemd in Bijlage 6 Bijlage 6.2, voor zover het gaat over handelingen in het kader van:

    • a.

      de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied;

    • b.

      het bestendig beheren of onderhouden van vaarwegen, oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen, andere waterstaatswerken, oevers, luchthavens, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer; of

    • c.

      een bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw.

  • 2.

    De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt als:

    • a.

      er geen andere bevredigende oplossing bestaat; en

    • b.

      de activiteit geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten wijzen de middelen aan waarvan gebruik mag worden gemaakt voor de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, voor zover het gaat over vangen en doden.

VVVVVV

Artikel 4.19 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.19 Vrijstelling vergunningplicht bestrijding overlast andere soorten

  • 1.

    De gevallen, bedoeld in artikel 11.56 van het Besluit activiteiten leefomgeving, waarin het verbod om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten niet geldt, zijn activiteiten die verricht worden met betrekking tot het vernielen of beschadigen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren van in Bijlage 6 Bijlage 6.3 aangewezen soorten voor zover die in de provincie overlast veroorzaken en niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die plaatsvinden:

    • a.

      door gemeenten;

    • b.

      binnen de bebouwde kom;

    • c.

      in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid, of om een bij de verordening of ministeriële regeling omschreven ander algemeen belang;

    • d.

      ten behoeve van de in bijlage 6 genoemde belangen, met gebruik van de in die bijlage genoemde middelen en met inachtneming van de in die bijlage genoemde voorschriften en beperkingen.

  • 2.

    De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt als er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de activiteit geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

WWWWWW

Artikel 4.22 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.22 Wijze van melden van het Gegevens en bescheiden vellen van houtopstanden

Gedeputeerde Staten kunnen voor het melden van het vellen van houtopstanden een formulier vaststellen.

Als Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn waaraan een melding voor het geheel of gedeeltelijk vellen van een houtopstand wordt gedaan, worden uiterlijk gelijktijdig met de melding de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.

    naam, adres en machtiging van de eigenaar van de gronden waar de velling plaatsvindt als de velling wordt verricht door een ander dan de eigenaar;

  • b.

    een situatietekening van de locatie waar de activiteit wordt verricht, op een topografische kaart met een schaal van 1:25.000;

  • c.

    een kaart met een kadastrale aanduiding van de locatie waar de activiteit wordt verricht;

  • d.

    de oppervlakte van de te kappen houtopstand in vierkante meters;

  • e.

    de onderlinge plantafstand in de rij als sprake is van rijbeplanting;

  • f.

    de soortaanduiding van de bomen;

  • g.

    de leeftijd van de bomen;

  • h.

    de reden van velling.

XXXXXX

Artikel 4.24 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.24 Eisen aan herbeplantingen op andere gronden

Bij maatwerkvoorschrift kunnen Gedeputeerde Staten herbeplanting op andere gronden als bedoeld in artikel 11.130, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving toestaan als:

  • a.

    de grond die de rechthebbende wil beplanten gelegen is in de provincies Groningen, Drenthe of Friesland;

  • b.

    de grond die de rechthebbende wil beplanten niet van mindere kwaliteit is dan die waarop zich de gevelde houtopstand bevond;

  • c.

    de grond die de rechthebbende wil beplanten geen kleinere oppervlakte heeft dan die waarop zich de gevelde houtopstand bevond;

  • d.

    de gevelde houtopstand geen deel uitmaakte van een aaneengesloten complex van houtopstanden met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 5 hectare;

  • e.

    andere belangen, die verband houden met de bodemproductie of de bosbodem zoals die aanwezig is ter plaatse van de velling, niet worden geschaad;

  • f.

    de grond die de rechthebbende wil beplanten vrij is van compensatieverplichtingen die zijn ontstaan uit hoofde van andere wet- en regelgeving of die voortvloeien uit toestemmingen voor herbeplanting op andere grond als bedoeld in artikel 11.130, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving;

  • g.

    de grond die de rechthebbende wil beplanten vrij is van herbeplantingplicht als bedoeld in artikel 11.129, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving; en

  • h.

    de herbeplanting op andere grond geen afbreuk doet aan beschermde natuurwaarden of bijzondere landschappelijke waarden; of

  • i.

    als er sprake is van bijzondere omstandigheden.

YYYYYY

Artikel 4.35 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.35 Aanwijzing milieubelastende activiteiten waterwingebieden

  • 1.

    Als milieubelastende activiteiten in een waterwingebied worden aangewezen het brengen van schadelijke vaste of vloeibare stoffen in of op de bodem en het verrichten van handelingen die dit tot gevolg kan hebben. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het aanleggen, in exploitatie nemen of houden van een boorput, ook als deze activiteiten hun oorsprong vinden buiten het waterwingebied voor zover deze activiteiten zich uitstrekken in de ondergrond van dit gebied;

    • b.

      het via diepinfiltratie regen- of oppervlaktewater in de bodem brengen of op een andere manier uitvoeren van een lozing in de bodem;

    • c.

      het gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of compost;

    • d.

      het tot stand brengen of houden van een werk dat gebruikt kan worden voor het vervoer, de opslag, het overslaan, het storten of het verzinken van schadelijke stoffen;

    • e.

      het in of op de bodem brengen of hebben van kadavers;

    • f.

      het aanleggen of gebruiken van een begraafplaats op grond van de Wet op de lijkbezorging;

    • g.

      het aanleggen, hebben of reconstrueren van wegen, parkeergelegenheden, en andere terreinen voor gemotoriseerd verkeer;

    • h.

      het aanleggen, houden, in exploitatie nemen of exploiteren van een kampeergelegenheid, recreatiecentrum of kampement; en

    • i.

      het toepassen van grond of baggerspecie waarvan de kwaliteit de achtergrondwaarde AW-2000 overschrijdt.

  • 2.

    Als milieubelastende activiteiten in een waterwingebied worden ook aangewezen het aantasten van de slecht-doorlatende eigenschappen van bodemlagen en het verrichten van handelingen die dit tot gevolg kunnen hebben. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het dieper dan 3 meter onder het maaiveld roeren van de grond of anderszins werken op of in de bodem uitvoeren of te laten uitvoeren, waardoor de beschermende functie van een bodemlaag voor onderliggende lagen vermindert.

ZZZZZZ

Artikel 4.38 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.38 Aanwijzing milieubelastende activiteiten grondwaterbeschermingszones

  • 1.

    Als milieubelastende activiteiten in een grondwaterbeschermingszone worden aangewezen het brengen van schadelijke vaste of vloeibare stoffen in of op de bodem en het verrichten van handelingen die dit tot gevolg kan hebben. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het aanbrengen, in exploitatie brengen of houden van een bodemenergiesysteem voor zover er warmte wordt onttrokken of toegevoegd aan het grondwater;

    • b.

      het oprichten, in exploitatie nemen, houden of gebruiken van een ondergrondse tank voor de opslag van vloeibare aardolieproducten;

    • c.

      het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib;

    • d.

      het houden, gebruiken of vervoeren van schadelijke stoffen;

    • e.

      het aanleggen of houden van een werk dat gebruikt kan worden voor het vervoeren, het bergen, het opslaan, het overslaan, het storten of het verzinken van schadelijke stoffen door, op of in de bodem;

    • f.

      het aanleggen, houden of gebruiken van een begraafplaats of een strooiveld in de zin van de Wet op de lijkbezorging of een dierbegraafplaats;

    • g.

      het aanleggen, in exploitatie nemen of houden van een boorput, ook als deze activiteiten hun oorsprong vinden buiten de grondwaterbeschermingszone voor zover deze activiteiten zich uitstrekken in de ondergrond van dit gebied;

    • h.

      het aanleggen, hebben of reconstrueren van wegen, parkeergelegenheden, al dan niet tijdelijk, en terreinen voor gemotoriseerd verkeer, waterwegen of spoorwegen;

    • i.

      het aanleggen, hebben, in exploitatie nemen of exploiteren van kampeergelegenheden, recreatiecentra, of kampementen;

    • j.

      het in of op de bodem brengen of hebben van kadavers;

    • k.

      het uitvoeren van een lozing in de bodem, waaronder diepinfiltratie van regen of oppervlaktewater; en

    • l.

      het toepassen van grond of baggerspecie waarvan de kwaliteit de achtergrondwaarde AW-2000 overschrijdt.



  • 2.

    Als milieubelastende activiteit in een grondwaterbeschermingszone wordt ook aangewezen het aantasten van de slecht doorlatende eigenschappen van bodemlagen en het verrichten van handelingen die dit tot gevolg kan hebben. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het dieper dan 3 meter onder het maaiveld roeren van de grond of anderszins werken op of in de bodem uitvoeren of te laten uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten.

AAAAAAA

Artikel 4.39 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.39 Uitzonderingen aanwijzing milieubelastende activiteiten grondwaterbeschermingszones

De aanwijzing als bedoeld in Artikel 4.38 geldt niet voor:

  • a.

    het voorhanden hebben, gebruiken en vervoeren van kleine hoeveelheden schadelijke stoffen in, naar en bij een woning of een ander gebouw, op voorwaarde dat:

    • 1.

      er sprake is van een kleine hoeveelheid van die schadelijke stoffen;

    • 2.

      de schadelijke stoffen nodig zijn voor het normale gebruik van de woning of het andere gebouw; en

    • 3.

      de schadelijke stoffen worden bewaard in een deugdelijke verpakking, zodanig dat weersomstandigheden geen invloed hebben op de schadelijke stoffen en er geen risico bestaat op verspreiding of verstuiving;

  • b.

    activiteiten met schadelijke stoffen die aanwezig of nodig zijn voor het functioneren van motorvoertuigen, motorwerktuigen of bromfietsen;

  • c.

    het vervoer en het gebruik van middelen ter bestrijding van gladde wegen;

  • d.

    het vervoer van schadelijke stoffen in afgesloten en vloeistofdichte tanks of in een deugdelijke gesloten verpakking en deugdelijk geladen;

  • e d.

    het gebruik van kunstmest voor normaal landbouwkundig gebruik;

  • f e.

    graafwerkzaamheden en het in de bodem brengen van grondverdringende gladde geprefabriceerde palen zonder verbrede voet en het in de bodem brengen van niet plaatselijk verbrede hulpbuizen die grondverdringend worden ingebracht en niet worden getrokken;

  • g f.

    de verwerking van grond of baggerspecie die vrijkomt bij regulier onderhoud van watergangen op niet verdachte locaties en waarvan de achtergrondwaarde AW-2000 niet overschrijdt; of

  • h g.

    het vervoeren van schadelijke stoffen die deugdelijk zijn verpakt in vloeistofdichte tanks of andere verpakking en deugdelijk zijn geladen.

BBBBBBB

Artikel 4.41 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.41 Beoordelingsregels omgevingsvergunning grondwaterbeschermingszones

  • 1.

    Op het verlenen van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in Artikel 4.38, zijn paragraaf 8.5.1.1 en artikel 8.22 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Bij het verlenen van een omgevingsvergunning door Gedeputeerde Staten voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in Artikel 4.37 4.38 worden er aan de omgevingsvergunning in ieder geval voorschriften verbonden gericht op het wegnemen of minimaliseren van het bodemrisico.

CCCCCCC

Artikel 4.42 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.42 Aanwijzing milieubelastende activiteiten in gebieden met verbod op fysische bodemaantasting

Als milieubelastende activiteiten in een gebied met verbod op fysische bodemaantasting worden aangewezen:

  • a.

    het brengen van schadelijke vaste of vloeibare stoffen in of op de bodem en het verrichten van handelingen die dit tot gevolg kunnen hebben. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het aanbrengen, in exploitatie brengen of houden van een bodemenergiesysteem voor zover er warmte wordt onttrokken of toegevoegd aan het grondwater;

  • b.

    het aantasten van de slechtdoorlatende eigenschappen van bodemlagen en het verrichten van handelingen diedit die dit tot gevolg kunnen hebben. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het dieper dan 3 meter onder het maaiveld roeren van de grond.

DDDDDDD

Artikel 4.45 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.45 Activiteiten

  • 1.

    Deze afdeling gaat over de volgende milieubelastende activiteiten: alle activiteiten in, op, onder of over een gesloten stortplaats als bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    Deze afdeling gaat niet over het treffen van nazorgmaatregelen als bedoeld in artikel 8.49, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

EEEEEEE

Artikel 4.47 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.47 Aanwijzing en geometrische begrenzing

De gesloten stortplaatsen zijn aangewezen en geometrisch begrensd in bijlage 2.

FFFFFFF

Artikel 4.48 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.48 Specifieke zorgplicht

  • 1.

    Degene die een milieubelastende activiteit als bedoeld in Artikel 4.45, eerste lid verricht op stortplaatsen en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat dit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen als bedoeld in Artikel 4.46, is verplicht:

    • a.

      alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;

    • b.

      voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en

    • c.

      als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt, die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het eerste lid houdt in ieder geval in dat:

    • a.

      het veilig en doelmatig beheer van afvalstoffen in de gesloten stortplaats stortplaatsen wordt verzekerd; en

    • b.

      alle passende maatregelen worden genomen om ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan te voorkomen als bedoeld in artikel 19.1 van de wet.

GGGGGGG

Artikel 4.49 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.49 Omgevingsvergunning

Het is op een gesloten stortplaats verboden zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten.

Het is op stortplaatsen verboden zonder omgevingsvergunning een activiteit als bedoeld in Artikel 4.45, eerste lid te verrichten.

HHHHHHH

Artikel 4.50 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.50 Beoordelingsregel

Een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit op een stortplaatsen gesloten stortplaats als bedoeld in Artikel 4.49 wordt alleen verleend als wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de gesloten stortplaats niet wordt aangetast;

    de activiteit is verenigbaar met het belang van de werking en instandhouding van de aanwezige nazorgvoorzieningen en beschadigt deze niet;

  • b.

    de nazorg niet wordt belemmerd of gehinderd; en

    de activiteit is verenigbaar met de uitvoering van de wettelijke nazorgtaak en/of van een nazorgmaatregel waaronder, maar niet uitsluitend, de mogelijkheid van controle op/van de nazorgvoorzieningen en de eventuele reparatie en/of vervanging van die nazorgvoorzieningen;

  • c.

    de nazorgvoorzieningen niet worden beschadigd. activiteit brengt geen overschrijding van het berekende doelvermogen en de daarbij behorende belastingaanslag met zich;

  • d.

    de activiteit past binnen de locatiespecifieke omstandigheden van de gesloten stortplaats;

  • e.

    de activiteit heeft geen negatieve invloed op de bereikbaarheid van de gesloten stortplaats.

IIIIIII

Artikel 4.51 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.51 Aanvraagvereisten

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in Artikel 4.49 worden alle gegevens verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling door Gedeputeerde Staten of de aangevraagde activiteit de gesloten stortplaats kan aantasten, de nazorg kan belemmeren of (ver)hinderen dan wel de nazorgvoorzieningen kan beschadigen. In bijlage 10 is aangegeven welke gegevens en bescheiden in ieder geval verstrekt dienen te worden.

JJJJJJJ

Artikel 4.57 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.57 Toepassingsbereik

Deze afdeling is van toepassing op provinciale vaarwegen. Deze afdeling is niet van toepassing op activiteiten uitgevoerd door of in opdracht van de provincie of het Rijk.

KKKKKKK

Artikel 4.60 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.60 Aanwijzing beperkingengebiedactiviteiten provinciale vaarwegen

Als beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een provinciale vaarweg worden de volgende activiteiten aangewezen:

  • a.

    het belemmeren van een doelmatig en veilig gebruik van de provinciale vaarweg;

  • b.

    het veranderen van de vorm, de loop, de constructie of het profiel van de provinciale vaarweg;

  • c.

    het verwijderen, maken, aanwezig hebben of aanpassen van werken op, aan, boven of onder de provinciale vaarweg;

  • d.

    het verwijderen, leggen en aanwezig hebben van kabels, leidingen, buizen en grondduikers in, over en onder de provinciale vaarweg, behoudens het bepaalde in de Telecommunicatiewet.

LLLLLLL

Na afdeling 4.12 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 4.13 Voor verzuring gevoelige gebieden

Artikel 4.73 Aanwijzing en geometrische begrenzing voor verzuring gevoelige gebieden

Voor verzuring gevoelige gebieden zijn aangewezen en geometrisch begrensd in bijlage 2.

Artikel 4.74 Gebieden gevoelig voor de effecten van ammoniak

De voor verzuring gevoelige gebieden zijn de in artikel 8.21 van het Besluit kwaliteit leefomgeving bedoelde gebieden die gevoelig zijn voor de effecten van ammoniak.

Artikel 4.75 Aanwijzing en geometrische begrenzing invloedsgebieden voor verzuring gevoelige gebieden

Invloedsgebieden voor verzuring gevoelige gebieden zijn aangewezen en geometrisch begrensd in bijlage 2.

Artikel 4.76 Beoordelingsregel starten veehouderij in invloedsgebied voor verzuring gevoelige gebieden

Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.201 van het Besluit activiteiten leefomgeving (exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens) en 3.202 van het Besluit activiteiten leefomgeving (exploiteren van een andere milieubelastende installatie) wordt geweigerd voor zover die activiteiten worden verricht in een dierenverblijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen in een invloedsgebied voor verzuring gevoelig gebied en:

  • a.

    de aanvraag betrekking heeft op het starten van een veehouderij; of

  • b.

    het in werking hebben van de veehouderij voor het ontstaan van de vergunningplicht voor deze milieubelastende activiteiten onder de werking van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer viel.

Artikel 4.77 Beoordelingsregel veranderen veehouderij in invloedsgebied voor verzuring gevoelige gebieden

Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.201 van het Besluit activiteiten leefomgeving (exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens) en 3.202 van het Besluit activiteiten leefomgeving (exploiteren van een andere milieubelastende installatie) wordt geweigerd voor zover die activiteiten worden verricht in een dierenverblijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen in een invloedsgebied voor verzuring gevoelig gebied en de aanvraag betrekking heeft op een uitbreiding van het aantal dieren van een of meer diercategorieën.

Artikel 4.78 Beoordelingsregel starten veehouderij in invloedsgebied voor verzuring gevoelige gebieden, uitzondering

In afwijking van Artikel 4.76 kan een aanvraag om een omgevingsvergunning voor milieubelastende activiteiten als bedoeld in dat artikel worden verleend als het betreft het in werking hebben van een veehouderij die voor het ontstaan van de vergunningplicht voor deze milieubelastende activiteiten onder de werking van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer viel, en:

  • a.

    het aantal dieren per diercategorie niet hoger is dan volgens de algemene maatregel van bestuur onmiddellijk voorafgaand aan het ontstaan van de vergunningplicht aanwezig mocht zijn;

  • b.

    het aantal dieren van een of meer diercategorieën hoger is dan het aantal bedoeld onder a, maar de ammoniakemissie niet meer bedraagt dan de ammoniakemissie uit de tot de veehouderij behorende dierenverblijven die de veehouderij onmiddellijk voorafgaand aan het ontstaan van de vergunningplicht zou mogen veroorzaken, indien de emissie per dierplaats gelijk zou zijn aan de maximale emissiewaarde;

  • c.

    de veehouderij onmiddellijk voorafgaand aan het vervallen van de Interimwet ammoniak en veehouderij een melkrundveehouderij was van uitsluitend melkrundvee, het aantal dieren hoger is dan het aantal bedoeld onder a, en de ammoniakemissie na de uitbreiding niet meer bedraagt dan de ammoniakemissie die een melkrundveehouderij met 200 stuks melkvee en 140 stuks vrouwelijk jongvee in geval van oprichting zou veroorzaken, indien de ammoniakemissie per dierplaats gelijk zou zijn aan de maximale emissiewaarde;

  • d.

    het gaat om schapen of paarden;

  • e.

    het gaat om dieren die worden gehouden volgens biologische productiemethoden als bedoeld in artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet; of

  • f.

    het gaat om dieren die worden gehouden alleen of in hoofdzaak voor natuurbeheer.

Artikel 4.79 Beoordelingsregel voor verandering veehouderij in invloedsgebied voor verzuring gevoelige gebieden, uitzondering

In afwijking van Artikel 4.77 kan een aanvraag om een omgevingsvergunning voor milieubelastende activiteiten als bedoeld in dat artikel worden verleend als het de verandering van een veehouderij betreft en:

  • a.

    de ammoniakemissie uit de dierenverblijven na de uitbreiding niet meer bedraagt dan de ammoniakemissie die de veehouderij voorafgaand aan de uitbreiding:

    • 1.

      zou mogen veroorzaken indien de emissie per dierplaats gelijk zou zijn aan de maximale emissiewaarde, of

    • 2.

      op grond van eerder verleende nog geldende vergunningen mocht veroorzaken, indien deze lager is dan de ammoniakemissie, als bedoeld onder 1;

  • b.

    in de veehouderij onmiddellijk voorafgaand aan het vervallen van de Interimwet ammoniak en veehouderij melkrundvee werd gehouden, de uitbreiding uitsluitend melkrundvee betreft en de ammoniakemissie na uitbreiding niet meer bedraagt dan de ammoniakemissie die een melkrundveehouderij met 200 stuks melkvee en 140 stuks vrouwelijk jongvee zou veroorzaken, indien de ammoniakemissie per dierplaats gelijk zou zijn aan de maximale emissiewaarde;

  • c.

    de uitbreiding schapen of paarden betreft;

  • d.

    de uitbreiding dieren betreft die worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden; of

  • e.

    de uitbreiding dieren betreft die worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.

Artikel 4.80 Beoordelingsregel bepalen ammoniakemissie voor al vergunde dieren in invloedsgebied voor verzuring gevoelige gebieden

Bij de toepassing van Artikel 4.78 en Artikel 4.79 wordt voor het bepalen van de ammoniakemissie uit de dierenverblijven die de veehouderij voorafgaand aan de uitbreiding zou mogen veroorzaken, de ammoniakemissie van de dieren waarvoor eerder omgevingsvergunning is verleend met toepassing van het eerste lid, onder b tot en met e, dan wel artikel 5, eerste lid, onder c tot en met f, van de Wet ammoniak en veehouderij zoals deze gold tot 1 januari 2024, niet meegerekend.

MMMMMMM

Het opschrift van afdeling 4.13 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 4.13 4.14 Omgevingsveiligheid

NNNNNNN

Het opschrift van artikel 4.73 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.73 4.81 Oogmerken

OOOOOOO

Het opschrift van artikel 4.74 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.74 4.82 Activiteiten

PPPPPPP

Artikel 4.75 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.75 4.83 Aanwijzing en instructieregel functietoedeling

QQQQQQQ

Artikel 4.76 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.76 4.84 Instructieregel vergunningplicht

Een omgevingsplan dat van toepassing is in het gebied industrie- en bedrijventerreinen Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl voorziet in een verbod om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit als bedoeld in Artikel 4.74 4.82 toe te staan, tenzij deze activiteit reeds is verboden op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving.

RRRRRRR

Artikel 4.77 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.77 4.85 Instructieregel aanvraagvereisten

  • 1.

    Een omgevingsplan dat van toepassing is in het gebied industrie- en bedrijventerreinen Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl voorziet erin dat bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in Artikel 4.74 4.82 het plaatsgebonden risico wordt bepaald en vergeleken met de situatie zonder windturbine.

  • 2.

    Wanneer volgens de vergelijking als bedoeld in het eerste lid sprake is van een risicotoename van 10% of meer, dienen ook risicobeperkende maatregelen en voorzieningen te worden beschouwd opdat de risicotoename beperkt blijft tot maximaal 10%.

  • 3.

    Het plaatsgebonden risico en de werpafstand van de windturbine worden zo nodig bepaald met de landelijk toegepaste versie van het rekenprogramma Save-W. Het plaatsgebonden risico van de milieubelastende activiteit van de Sevesoinrichting wordt bepaald met de landelijk toegepaste versie van het rekenprogramma Safeti-NL

SSSSSSS

Het opschrift van artikel 4.78 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.78 4.86 Aanvraagvereisten cumulatie omgevingsveiligheid windparken

TTTTTTT

Afdeling 4.14 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 4.14 Regels ten aanzien van projectbesluiten, vergunningverlening dan wel maatwerkvoorschriften milieubelastende activiteiten, niet zijnde agrarische activiteiten

Artikel 4.79 Oogmerken

De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op het beschermen van de gezondheid en het milieu voor wat betreft het oplossen van ernstige industriële geurhinder en het voorkomen van nieuwe industriële geurhinder op geurgevoelige gebouwen.

Artikel 4.80 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze paragraaf is van toepassing op (potentieel) geurrelevante industriële milieubelastende activiteiten waarvoor Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn, niet zijnde de milieubelastende activiteiten genoemd als bedoeld in paragrafen 3.6.1, 3.6.2, 3.6.3, 3.6.4, 3.6.5 en 3.6.7 van het Besluit activiteiten leefomgeving en communale rioolwaterzuiveringsinstallaties.

  • 2.

    In het Plangebied structuurvisie Eemsmond - Delfzijl geldt deze afdeling ook voor milieubelastende activiteiten waarvoor burgemeester en wethouders het bevoegd gezag zijn.

  • 3.

    Deze paragraaf is niet van toepassing op milieubelastende activiteiten waarvoor afspraken gelden zoals die zijn vastgelegd in het convenant Integratie Milieu en Ruimtelijke ordening suikerindustrie (convenant IMR-2013), gedurende de periode dat deze afspraken gelden.

Artikel 4.81 Vergunningplicht bij milieubelastende activiteiten die geurrelevant kunnen zijn, bevoegd gezag Gedeputeerde Staten

  • 1.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een industriële (potentieel) geurrelevante milieubelastende activiteit op geurgevoelige gebouwen te verrichten als Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn voor deze activiteit.

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing indien met organisatorische en/of technische maatregelen met een ander oogmerk dan geur, wordt voorkomen dat geur buiten de inrichting waarneembaar is.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op geurgevoelige gebouwen op bedrijventerreinen en eigen bedrijfswoningen.

Artikel 4.82 Beoordelingssystematiek aanvraag omgevingsvergunning en vaststellen maatwerkvoorschrift

  • 1.

    Bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor geurrelevante industriële milieubelastende activiteiten en het vaststellen van maatwerkvoorschriften wordt gebruik gemaakt van de systematiek zoals vastgelegd in Bijlage 9, onder B en C.

  • 2.

    Bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.45, eerste lid, wordt gebruikt gemaakt van de systematiek zoals vastgelegd in bijlage 9, onder B.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op geurgevoelige gebouwen op bedrijventerreinen en eigen bedrijfswoningen.

[Vervallen]

UUUUUUU

Artikel 5.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.6 Reikwijdte voorbeschermingsregels dempen en verondiepen

  • 1.

    Deze afdeling gaat over activiteiten die op grond van het omgevingsplan zijn toegestaan maar nog niet plaatsvinden en die betreffen:

    • a.

      het dempen of geheel of gedeeltelijk verondiepen van diepe waterplassen en meren;

    • b.

      het wijzigen van het gebruik van diepe waterplassen en meren voor zover door die wijziging de ecologische waarden daarvan per saldo significant worden aangetast; en

    • c.

      het verleggen of dempen van karakteristieke sloten.

  • 2.

    De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op de verwezenlijking van de oogmerken als bedoeld in Artikel 3.103 3.102 .

  • 3.

    Deze afdeling gaat ook over de voorbereiding van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, voor zover deze op grond van een omgevingsplan zijn toegestaan.

VVVVVVV

Artikel 5.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.8 Karakteristieke slotenpatroon Appingedam-Delfzijl regels ter voorbescherming

Het is verboden sloten te verleggen of te dempen in het karakteristieke slotenpatroon Appingedam-Delfzijl als bedoeld in Artikel 3.109 3.108 .

WWWWWWW

Na afdeling 5.6 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 5.7 Voorbeschermingsregels grondwaterverontreiniging

Artikel 5.16 Omgevingsvergunning

  • 1.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een sanering van grondwater te verrichten wanneer een signaleringsparameter als bedoeld in bijlage Vd van het Besluit kwaliteit leefomgeving in het grondwater wordt overschreden.

  • 2.

    In of bij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid worden tenminste de navolgende gegevens verstrekt:

    • a.

      de aard en de omvang van de verontreiniging;

    • b.

      de risicobeoordeling op basis van de risicotoolbox Grondwater;

    • c.

      de beoogde saneringsmaatregelen, inclusief de terugsaneerwaarde grond en grondwater, om de aanwezige bodemverontreiniging kosteneffectief te verwijderen dan wel verdere verspreiding tegen te gaan;

    • d.

      de startdatum en duur van de sanering;

    • e.

      de beveiligingsmaatregelen die zijn of worden genomen.

  • 3.

    Binnen een termijn van 8 weken na afronding van de saneringswerkzaamheden moet ter goedkeuring een evaluatieverslag worden overgelegd aan Gedeputeerde Staten, met daarin de noodzakelijke nazorgmaatregelen ten aanzien van het grondwater.

  • 4.

    Het evaluatieverslag als bedoeld in het vorige lid bevat tenminste de navolgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de uitgevoerde saneringsmaatregelen;

    • b.

      de aard en de omvang van de aanwezige restverontreiniging;

    • c.

      noodzakelijke nazorgmaatregelen om de risico's van de restverontreiniging weg te nemen.

  • 5.

    Indien Gedeputeerde Staten dit nodig achten wordt aanvullend een nazorgplan ingediend waarin de nazorgmaatregelen nader worden uitgewerkt.

  • 6.

    De nazorgmaatregelen ten aanzien van het grondwater die voortvloeien uit het evaluatieverslag en/of het saneringsplan moeten worden uitgevoerd en in stand worden gehouden.

Artikel 5.17 Bronverwijdering

Bij de uitvoering van de milieubelastende activiteiten graven en saneren als bedoeld in het Besluit activiteiten leefomgeving moet, wanneer een signaleringsparameter als bedoeld in bijlage Vd van het Besluit kwaliteit leefomgeving in het grondwater wordt overschreden, kosteneffectief de verontreiniging boven de interventiewaarde in de vaste bodem worden verwijderd dan wel de verdere verspreiding van de grondwaterverontreiniging worden beheerst.

XXXXXXX

Artikel 7.14 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 7.14 Samenwerking wildbeheereenheden

Wildbeheereenheden die niet kunnen voldoen aan de eis, als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid, gaan met betrekking tot de uitvoering van de taken van de wildbeheereenheid een samenwerkingsovereenkomst aan met een naburige wildbeheereenheid, zodanig dat ze gezamenlijk voldoen aan deze eis.

YYYYYYY

Artikel 8.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 8.3 Aanpassingstermijn omgevingsplan

  • 1.

    Zodra een omgevingsplan wordt herzien dient het in overeenstemming met deze verordening te worden gebracht.

    Een wijziging van het omgevingsplan dient in overeenstemming te zijn met de regels van deze verordening.

  • 2.

    Het in overeenstemming brengen van het omgevingsplan met deze verordening dient in ieder geval binnen 1 jaar na inwerkingtreding van deze verordening plaats te vinden.

    Het omgevingsplan dient in ieder geval binnen 1 jaar na inwerkingtreding van deze verordening in overeenstemming te zijn gebracht met de regels van deze verordening.

  • 3.

    Binnen 1 jaar na inwerkingtreding van een wijziging van deze verordening dient het omgevingsplan in overeenstemming te zijn gebracht met de gewijzigde regels, tenzij bij deze regels een andere termijn wordt gesteld waarbinnen uitvoering moet zijn gegeven aan de regels.

ZZZZZZZ

Bijlage 1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage 1 Begripsbepalingen

agrarisch bedrijf

bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, houtteelt of het houden van dieren

agrarisch bouwperceel

in een omgevingsplan aangeduid stuk grond waarop volgens de regels van het omgevingsplan zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegestaan

bebouwingscluster

een ruimtelijk samenhangende concentratie van meer dan 10 hoofdgebouwen met overwegend een woonfunctie gesitueerd op verschillende aangrenzende bouwpercelen in het buitengebied

bedrijventerrein

cluster aaneengesloten percelen met een totale oppervlakte van tenminste 1 hectare in hoofdzaak ten behoeve van bedrijven en dienstverlening en daarbij behorende voorzieningen

bebouwingslint

een lijnvormige verzameling van gebouwen, gesitueerd op meerdere bouwpercelen, langs een weg of vaart in het buitengebied met kleine afstanden tussen de bouwkavels

beeldbepalende gebouwen

gebouwen die op grond van hun ruimtelijk relevante kenmerken bijdragen aan de visuele belevingswaarde van het landschap

bedrijventerrein

cluster aaneengesloten percelen met een totale oppervlakte van tenminste 1 hectare in hoofdzaak ten behoeve van bedrijven en dienstverlening en daarbij behorende voorzieningen

bestaand gebruik

gebruik van grond en van bebouwing dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening bestond, met uitzondering van gebruik dat op dat tijdstip in strijd was met dat geldende omgevingsplan, met inbegrip van de overgangsbepalingen van dat omgevingsplan, niet zijnde persoonsgebonden overgangsrecht

beeldbepalende gebouwen

gebouwen die op grond van hun ruimtelijk relevante kenmerken bijdragen aan de visuele belevingswaarde van het landschap

bestaande agrarische bedrijfsbebouwing

agrarische bedrijfsbebouwing die opgericht of vergroot kan worden krachtens een voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening verleende omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen

bestaand gebruik

gebruik van grond en van bebouwing dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening bestond, met uitzondering van gebruik dat op dat tijdstip in strijd was met dat geldende omgevingsplan, met inbegrip van de overgangsbepalingen van dat omgevingsplan, niet zijnde persoonsgebonden overgangsrecht

bestaande bebouwing

bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig of in uitvoering is of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, met uitzondering van bebouwing die gebouwd is zonder omgevingsvergunning en in strijd is met het op dat tijdstip geldende omgevingsplan met inbegrip van de overgangsbepalingen van dat omgevingsplan

bestaande agrarische bedrijfsbebouwing

agrarische bedrijfsbebouwing die opgericht of vergroot kan worden krachtens een voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening verleende omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen

bestaande stalvloeroppervlakte

gezamenlijke vloeroppervlakte van de stalruimtes waarin dieren worden gehouden, en de hiermee onlosmakelijk verbonden ruimtes waaronder gang- en looppaden, zoals op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening aanwezig of in uitvoering is of gerealiseerd kan worden op grond van een bouw- of omgevingsvergunning, met uitzondering van stalvloeroppervlakte die gerealiseerd is zonder bouw- of omgevingsvergunning en in strijd is met het op dat tijdstip geldende omgevingsplan met inbegrip van de overgangsbepalingen van dat omgevingsplan

bestaande bebouwing

bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig of in uitvoering is of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, met uitzondering van bebouwing die gebouwd is zonder omgevingsvergunning en in strijd is met het op dat tijdstip geldende omgevingsplan met inbegrip van de overgangsbepalingen van dat omgevingsplan

biologische regelgeving

regelgeving zoals opgenomen in de Landbouwkwaliteitswet, het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 en in het bijzonder verordening (EG) 834/2007 en de bijbehorende bepalingen in verordening (EG) 889/2008 en verordening (EG) 1235/2008. Specifiek voor dierlijke productie is tevens de Wet dieren, het Besluit Diervoeders, de Regeling Diervoeders 2012, het Besluit Dierlijke producten en de Regeling Dierlijke producten 2012 van toepassing

bestaande stalvloeroppervlakte

gezamenlijke vloeroppervlakte van de stalruimtes waarin dieren worden gehouden, en de hiermee onlosmakelijk verbonden ruimtes waaronder gang- en looppaden, zoals op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening aanwezig of in uitvoering is of gerealiseerd kan worden op grond van een bouw- of omgevingsvergunning, met uitzondering van stalvloeroppervlakte die gerealiseerd is zonder bouw- of omgevingsvergunning en in strijd is met het op dat tijdstip geldende omgevingsplan met inbegrip van de overgangsbepalingen van dat omgevingsplan

BIJ12

uitvoeringsorganisatie van de gezamenlijke provincies en onderdeel van de Vereniging Interprovinciaal Overleg

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop volgens de regels van een omgevingsplan zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan

biologische regelgeving

regelgeving zoals opgenomen in de Landbouwkwaliteitswet, het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 en in het bijzonder verordening (EG) 834/2007 en de bijbehorende bepalingen in verordening (EG) 889/2008 en verordening (EG) 1235/2008. Specifiek voor dierlijke productie is tevens de Wet dieren, het Besluit Diervoeders, de Regeling Diervoeders 2012, het Besluit Dierlijke producten en de Regeling Dierlijke producten 2012 van toepassing

detailhandel

bedrijfsmatig te koop aanbieden en uitstallen van goederen met het oog op de verkoop voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan als een niet zelfstandig onderdeel van ondergeschikte aard van de hoofdfunctie

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop volgens de regels van een omgevingsplan zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan

factory outlet center

een concentratie van fabriekswinkels, al dan niet in combinatie met bijvoorbeeld ondersteunende horeca, waar verkoop plaatsvindt in de sectoren mode, schoenen/lederwaren en sportkleding, welke artikelen hetzij buiten het reguliere seizoen worden aangeboden, hetzij onvolmaakt zijn afgewerkt, hetzij overschotten en/of experimentele collecties betreffen. Voor alle gevallen geldt dat de artikelen geen deel uitmaken van de lopende collectie - met uitzondering van uitverkoop - van de reguliere collectie. De artikelen worden aangeboden tegen gereduceerde prijzen die gewoonlijk door de reguliere detailhandel worden gehanteerd.

detailhandel

bedrijfsmatig te koop aanbieden en uitstallen van goederen met het oog op de verkoop voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan als een niet zelfstandig onderdeel van ondergeschikte aard van de hoofdfunctie

gebruiker

degene die krachtens welke titel dan ook gerechtigd is tot het gebruik

factory outlet center

een concentratie van fabriekswinkels, al dan niet in combinatie met bijvoorbeeld ondersteunende horeca, waar verkoop plaatsvindt in de sectoren mode, schoenen/lederwaren en sportkleding, welke artikelen hetzij buiten het reguliere seizoen worden aangeboden, hetzij onvolmaakt zijn afgewerkt, hetzij overschotten en/of experimentele collecties betreffen. Voor alle gevallen geldt dat de artikelen geen deel uitmaken van de lopende collectie - met uitzondering van uitverkoop - van de reguliere collectie. De artikelen worden aangeboden tegen gereduceerde prijzen die gewoonlijk door de reguliere detailhandel worden gehanteerd.

geurrelevant

een activiteit die zonder geurbeperkende maatregelen buiten het terrein waar deze verricht wordt waarneembaar is

gebruiker

degene die krachtens welke titel dan ook gerechtigd is tot het gebruik

gevaarlijk afval

afval dat als zodanig staat vermeld in de Europese Afvalstoffenlijst

gemeentelijke gebiedsvisie zonne-energie

een door een bestuursorgaan van de gemeente al dan niet in samenwerking met de bestuursorganen van andere gemeenten en onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur vastgesteld beleidsdocument waarin voor het grondgebied van de gemeente(n) het gemeentelijk beleid ten aanzien van zonne-energie is vastgelegd waarbij in ieder geval aan de hand van een gebiedsanalyse de locaties of gebieden en omvang van zonneparken worden aangewezen die in beginsel geschikt worden geacht voor de realisering van zonneparken.

gewoon onderhoud en herstel

activiteiten die gericht zijn op het behoud van een bouwwerk waarbij vormgeving, detaillering en profilering niet wijzigen

geurrelevant

een activiteit die zonder geurbeperkende maatregelen buiten het terrein waar deze verricht wordt waarneembaar is

grondwateronttrekker gevaarlijk afval

houder van een voorziening voor het onttrekken van grondwater

afval dat als zodanig staat vermeld in de Europese Afvalstoffenlijst

hinder gewoon onderhoud en herstel

gevoel van ongenoegen, dat optreedt wanneer een milieufactor wordt waargenomen, of als de waarneming iemands gedrag of activiteiten negatief beïnvloedt, of als door de waarneming iemand vermoedt dat deze milieufactor een negatieve invloed heeft die gericht zijn op het behoud van een bouwwerk waarbij vormgeving, detaillering en profilering niet wijzigen

hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de toegekende of toe te kennen functie van een perceel, en indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functietoekenning het belangrijkst is

grondwateronttrekker

houder van een voorziening voor het onttrekken van grondwater

Groninger Verdienmodel

het door Gedeputeerde Staten op 1 juli 2014 vastgestelde document "De ontwikkeling van het Groninger Verdienmodel voor de melkveehouderij", inclusief de door Gedeputeerde Staten op 23 april 2024 vastgestelde actualisatie in het document ''Basisdocument Groninger Verdien Model 2024''

intensieve veehouderij

agrarische bedrijfsvoering, zelfstandig of als neventak, gericht op het geheel of nagenoeg geheel in gebouwen houden van varkens, pluimvee, vleeskalveren en vleesstieren alsmede pelsdieren, met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de geldende biologische regelgeving

hinder

gevoel van ongenoegen, dat optreedt wanneer een milieufactor wordt waargenomen, of als de waarneming iemands gedrag of activiteiten negatief beïnvloedt, of als door de waarneming iemand vermoedt dat deze milieufactor een negatieve invloed heeft

karakteristieke gebouwen

gebouwen die van cultuurhistorische waarde zijn op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke of stedenbouwkundige situering, bijdrage aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid

hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de toegekende of toe te kennen functie van een perceel, en indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functietoekenning het belangrijkst is

karakteristieke hoofdvorm

ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw zoals die wordt bepaald door bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, dakvorm, nokrichting, dakoverstekken, goothoogte, daklijsten en schoorstenen, erkers en balkons

intensieve veehouderij

agrarische bedrijfsvoering, zelfstandig of als neventak, gericht op het geheel of nagenoeg geheel in gebouwen houden van varkens, pluimvee, vleeskalveren en vleesstieren alsmede pelsdieren, met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de geldende biologische regelgeving

maatwerkmethode

methode van overleg via keukentafelgesprekken met als doel overeenstemming te bereiken over de omvang, situering en inrichting van een project in de fysieke leefomgeving

karakteristieke gebouwen

gebouwen die van cultuurhistorische waarde zijn op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke of stedenbouwkundige situering, bijdrage aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid

natuurbegraven

het ter aarde bestellen van menselijke stoffelijke overschotten anders dan op een reguliere begraafplaats

karakteristieke hoofdvorm

ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw zoals die wordt bepaald door bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, dakvorm, nokrichting, dakoverstekken, goothoogte, daklijsten en schoorstenen, erkers en balkons

nazorgvoorzieningen

voorzieningen ter bescherming van het milieu als bedoeld in artikel 8.49, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer

landbouwgronden

grond(en) met een agrarische functie waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, voor zover deze geen onderdeel uitmaken van een agrarisch bouwperceel

nieuw agrarisch boouwperceel

het toekennen van de mogelijkheid een agrarisch bedrijf te starten op gronden waarop geen agrarisch bouwperceel gelegen is

maatwerkmethode

methode van overleg via keukentafelgesprekken met als doel overeenstemming te bereiken over de omvang, situering en inrichting van een project in de fysieke leefomgeving

nieuwe woning

het realiseren van een woning in een bestaand gebouw of het bouwen van een woning anders dan het vervangen van een bestaande woning

natuurbegraven

het ter aarde bestellen van menselijke stoffelijke overschotten anders dan op een reguliere begraafplaats

Natuurnetwerk Nederland

Natuurnetwerk Nederland, als bedoeld in artikel 2.44, vierde lid, van de wet voor zover aangewezen in artikel 3.111, 3.113, 3.115 en 3.117

normaal agrarisch gebruik

gebruik dat gelet op de bestemming noodzakelijk is voor een goede agrarische bedrijfsvoering en agrarisch gebruik van de gronden

nazorgvoorzieningen

voorzieningen ter bescherming van het milieu als bedoeld in artikel 8.49, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer

omgevingsplan

een ex artikel 2.4 van de wet door de gemeenteraad vastgesteld plan waarin regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen

nieuw agrarisch bouwperceel

het toekennen van de mogelijkheid een agrarisch bedrijf te starten op gronden waarop geen agrarisch bouwperceel gelegen is

opgetelde geluidbelasting

de totale geluidbelasting veroorzaakt door verschillende bronnen van één bronsoort

nieuwe woning

het realiseren van een woning in een bestaand gebouw of het bouwen van een woning anders dan het vervangen van een bestaande woning

percentiel

tijdfractie van het jaar dat een bepaalde geurconcentratie niet wordt overschreden

normaal agrarisch gebruik

gebruik dat gelet op de bestemming noodzakelijk is voor een goede agrarische bedrijfsvoering en agrarisch gebruik van de gronden

regionale waterkeringen

waterkeringen die door de provincie Groningen zijn genormeerd, zoals aangewezen in artikel 2.3, eerste lid

omgevingsplan

een ex artikel 2.4 van de wet door de gemeenteraad vastgesteld plan waarin regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen

stedelijke ontwikkeling

een ten opzichte van het voorheen geldende omgevingsplan dan wel- bij het ontbreken daarvan - het voorheen geldende planologische regiem nieuw beslag op de ruimte, door middel van uitbreiding van bouwmogelijkheden of wijziging van gebruiksmogelijkheden van substantiële aard en omvang ten behoeve van: 1. niet-agrarische bedrijven, woningen, kantoren;

2. voorzieningen voor de uitoefening van detailhandel, zaalsport en vrijetijdsbesteding, dienstverlening, horeca;

3. instellingen voor onderwijs, zorg, cultuur, of bestuur;

4. andere stedelijke voorzieningen

opgetelde geluidbelasting

de totale geluidbelasting veroorzaakt door verschillende bronnen van één bronsoort

transportroutes

de wegen, spoorwegen en wateren in beheer bij gemeente, waterschap en provincie, die niet behoren tot het basisnet zoals aangewezen in artikel 13 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen

park- of lijnopstelling

een geordende eenheid van minimaal 3 windturbines die een gelijke verschijningsvorm hebben

vaarweg percentiel

vaarweg als bedoeld in artikel 1.01, aanhef en onder D, onderdeel 5, van het Binnenvaartpolitiereglement

tijdfractie van het jaar dat een bepaalde geurconcentratie niet wordt overschreden

vaarwegbeheer

de overheidszorg gericht op de instandhouding, bruikbaarheid en bescherming van het profiel van een vaarweg, met uitzondering van het beheer van de sluiten en de bruggen

regionale waterkeringen

waterkeringen die door de provincie Groningen zijn genormeerd, zoals aangewezen in artikel 2.3, eerste lid

vervangende nieuwbouw

het vervangen van een op hetzelfde perceel aanwezig bestaand gebouw voor een gebouw van gelijke aard, omvang en karakter

stedelijke ontwikkeling

een ten opzichte van het voorheen geldende omgevingsplan dan wel- bij het ontbreken daarvan - het voorheen geldende planologische regiem nieuw beslag op de ruimte, door middel van uitbreiding van bouwmogelijkheden of wijziging van gebruiksmogelijkheden van substantiële aard en omvang ten behoeve van: 1. niet-agrarische bedrijven, woningen, kantoren;

2. voorzieningen voor de uitoefening van detailhandel, zaalsport en vrijetijdsbesteding, dienstverlening, horeca;

3. instellingen voor onderwijs, zorg, cultuur, of bestuur;

4. andere stedelijke voorzieningen

vrijgekomen gebouwen

gebouwen die blijvend zijn of worden onttrokken aan het gebruik waarvoor ze oorspronkelijk zijn opgericht en/of zijn bestemd.

transportroutes

de wegen, spoorwegen en wateren in beheer bij gemeente, waterschap en provincie, die niet behoren tot het basisnet zoals aangewezen in artikel 13 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen

wet vaarweg

Omgevingswet

vaarweg als bedoeld in artikel 1.01, aanhef en onder D, onderdeel 5, van het Binnenvaartpolitiereglement

windpark

een samenstel van windturbines dat is aangewezen en geometrisch begrensd in artikel 2.10, eerste tot en met het tiende lid

vaarwegbeheer

de overheidszorg gericht op de instandhouding, bruikbaarheid en bescherming van het profiel van een vaarweg, met uitzondering van het beheer van de sluiten en de bruggen

windturbine

door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit

vervangende nieuwbouw

het vervangen van een op hetzelfde perceel aanwezig bestaand gebouw voor een gebouw van gelijke aard, omvang en karakter

woning vrijgekomen gebouwen

complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

gebouwen die blijvend zijn of worden onttrokken aan het gebruik waarvoor ze oorspronkelijk zijn opgericht en/of zijn bestemd.

zelfstandig kampeerterrein wet

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf

Omgevingswet

zonnepark

een ruimtelijk samenhangende, grondgebonden of drijvende installatie voor het opwekken van zonne-energie, groter dan 200 m2

windpark

een samenstel van windturbines dat is aangewezen en geometrisch begrensd in artikel 2.10, eerste tot en met het tiende lid

windturbine

door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit

woning

complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

zelfstandig kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf

zonnepark

een ruimtelijk samenhangende, grondgebonden of drijvende installatie voor het opwekken van zonne-energie, groter dan 200 m², inclusief een opslaginstallatie die in verhouding staat tot het zonnepark. Dit houdt in dat het vermogen van de opslaginstallatie kleiner is dan of gelijk is aan de helft van het vermogen van het zonnepark en de oppervlakte van de opslaginstallatie maximaal 1% van het totaaloppervlak van de installatie voor het opwekken van zonne-energie bedraagt. Hierbij geldt voor de opslaginstallatie een maximale oppervlakte van 20.000 m²

AAAAAAAA

Bijlage II wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage II Overzicht Informatieobjecten

Bijlage 9 A

/join/id/regdata/pv20/2023/13pdf_83a828f0-b01b-4018-8f98-f407c463bdf1/nld@2023‑12‑07;1032

Bijlage 9 C

/join/id/regdata/pv20/2023/13pdf_50b9ba33-23b8-4b0d-bc5e-2b3ff845c84f/nld@2023‑12‑07;1032

aandachtsgebieden voor stilte en duisternis

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio107/nld@2023‑12‑07;1032

aardbevingsgebied

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio97/nld@2023‑12‑07;1032

basistoervaartnet

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio104/nld@2023‑12‑07;1032

bebouwd gebied

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio263/nld@2023‑12‑07;1032

bebouwingszone van primaire waterkeringen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio96/nld@2023‑12‑07;1032

bergingsgebieden

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio101/nld@2023‑12‑07;1032

/join/id/regdata/pv20/2024/gio4c258bca-6154-4e34-b4b8-511d265f88ea/nld@2024‑11‑22;273

beschermd gebied a

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio103/nld@2023‑12‑07;1032

beschermd gebied b

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio111/nld@2023‑12‑07;1032

beschermd gebied c

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio113/nld@2023‑12‑07;1032

beschermd gebied d

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio105/nld@2023‑12‑07;1032

beschermingszone van primaire waterkeringen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio108/nld@2023‑12‑07;1032

besloten en kleinschalig open gebied gorecht en westerwolde

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio102/nld@2023‑12‑07;1032

bos- en natuurgebieden buiten het natuurnetwerk nederland

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio114/nld@2023‑12‑07;1032

buitengebied

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio115/nld@2023‑12‑07;1032

concentratiegebieden grootschalige windenergie

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio100/nld@2023‑12‑07;1032

dekzandruggen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio112/nld@2023‑12‑07;1032

diepe plassen en meren

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio98/nld@2023‑12‑07;1032

esgehuchten

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio99/nld@2023‑12‑07;1032

essen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio109/nld@2023‑12‑07;1032

gebied 'afwijkende regeling perceel veenhuizen 18a te onstwedde'

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio106/nld@2023‑12‑07;1032

gebied akkerbouw

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio259/nld@2023‑12‑07;1032

gebied grasland

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio257/nld@2023‑12‑07;1032

gebied hoogwaardige glas- en tuinbouw

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio124/nld@2023‑12‑07;1032

gebied industrie- en bedrijventerreinen structuurvisie eemsmond-delfzijl

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio125/nld@2023‑12‑07;1032

gebied met potentiële bedrijventerreinen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio133/nld@2023‑12‑07;1032

gebied met potentiële veldkavels voor foliemestbassins en mestzakken en mestsilo's

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio131/nld@2023‑12‑07;1032

gebied omgeving bedrijventerrein oosterhorn en weiwerd

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio130/nld@2023‑12‑07;1032

gebied tijdelijkheid windenergie

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio261/nld@2023‑12‑07;1032

gebied zonneparken

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio255/nld@2023‑12‑07;1032

gebieden met bosgronden van vóór 1850

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio128/nld@2023‑12‑07;1032

gebieden met reliëfinversie

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio117/nld@2023‑12‑07;1032

gebieden met verbod op fysische bodemaantasting

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio126/nld@2023‑12‑07;1032

gebieden proefprojecten kleine windturbines

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio121/nld@2023‑12‑07;1032

gereserveerd tracé spoorverbinding

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio134/nld@2023‑12‑07;1032

gereserveerd tracé wegverbinding

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio123/nld@2023‑12‑07;1032

gesloten stortplaatsen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio135/nld@2023‑12‑07;1032

glaciale ruggen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio127/nld@2023‑12‑07;1032

groene linten

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio129/nld@2023‑12‑07;1032

grondwaterbeschermingsgebieden

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio118/nld@2023‑12‑07;1032

grondwaterbeschermingszones

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio132/nld@2023‑12‑07;1032

grootschalig open landschap

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio116/nld@2023‑12‑07;1032

houtsingelgebied zuidelijk westerkwartier

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio167/nld@2023‑12‑07;1032

invloedsgebieden voor verzuring gevoelige gebieden

/join/id/regdata/pv20/2024/gioaaf39bb6-2a20-43e2-9320-43273f743b10/nld@2024‑11‑22;277

invloedssfeer plangebied structuurvisie eemsmond-delfzijl

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio169/nld@2023‑12‑07;1032

kanalen en wijken

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio157/nld@2023‑12‑07;1032

karakteristieke laagten

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio173/nld@2023‑12‑07;1032

karakteristieke sloten nationaal landschap middag-humsterland 1 (niet aanpasbaar)

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio151/nld@2023‑12‑07;1032

karakteristieke sloten nationaal landschap middag-humsterland 2 (wel aanpasbaar)

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio143/nld@2023‑12‑07;1032

karakteristieke slotenpatroon appingedam-delfzijl

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio175/nld@2023‑12‑07;1032

karakteristieke waterlopen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio153/nld@2023‑12‑07;1032

karakteristieke wegen nationaal landschap middag-humsterland

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio149/nld@2023‑12‑07;1032

landschap met herkenbare en opstrekkende verkaveling

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio161/nld@2023‑12‑07;1032

landschap met herkenbare onregelmatige blokverkaveling

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio139/nld@2023‑12‑07;1032

leefgebieden akkervogels

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio145/nld@2023‑12‑07;1032

leefgebieden weidevogels

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio147/nld@2023‑12‑07;1032

nationaal landschap middag-humsterland

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio163/nld@2023‑12‑07;1032

nationaal park drentsche aa

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio159/nld@2023‑12‑07;1032

nationaal snelwegpanorama drentsche aa

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio155/nld@2023‑12‑07;1032

natuurnetwerk nederland - beheer aanpassingsgebieden

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio165/nld@2023‑12‑07;1032

natuurnetwerk nederland - beheergebieden

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio141/nld@2023‑12‑07;1032

natuurnetwerk nederland - natuur aanpassingsgebieden

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio171/nld@2023‑12‑07;1032

natuurnetwerk nederland - natuurgebieden

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio137/nld@2023‑12‑07;1032

noodbergingsgebieden

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio211/nld@2023‑12‑07;1032

oude dijken

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio207/nld@2023‑12‑07;1032

pingoruïnes gorecht

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio203/nld@2023‑12‑07;1032

pingoruïnes zuidelijk westerkwartier

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio189/nld@2023‑12‑07;1032

plangebied structuurvisie eemsmond - delfzijl

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio201/nld@2023‑12‑07;1032

profiel van vrije ruimte van primaire waterkeringen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio195/nld@2023‑12‑07;1032

provinciale vaarwegen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio209/nld@2023‑12‑07;1032

/join/id/regdata/pv20/2024/gio9b97bcf9-a9f1-413c-b470-f448d98ccf1e/nld@2024‑11‑22;268

provinciale wegen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio197/nld@2023‑12‑07;1032

/join/id/regdata/pv20/2024/gio2be8b943-14c6-492e-9fb5-51ad7521ee9d/nld@2024‑11‑22;267

regionale waterkeringen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio193/nld@2023‑12‑07;1032

/join/id/regdata/pv20/2024/giofd43d948-9cf3-48f5-810a-6e5fe2f80aed/nld@2024‑11‑22;271

stedelijk gebied

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio215/nld@2023‑12‑07;1032

stiltegebieden

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio185/nld@2023‑12‑07;1032

stortplaatsen

/join/id/regdata/pv20/2024/gio4dbe9d0f-1c60-4fca-b89c-4021a4fb3308/nld@2024‑11‑22;274

testveld onderzoeksturbines

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio205/nld@2023‑12‑07;1032

testveld prototype offshore testturbines

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio181/nld@2023‑12‑07;1032

transportroutes externe veiligheid

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio183/nld@2023‑12‑07;1032

veiligheidszone 1

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio199/nld@2023‑12‑07;1032

veiligheidszone 2

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio187/nld@2023‑12‑07;1032

veiligheidszone 3

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio213/nld@2023‑12‑07;1032

veiligheidszone 4

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio191/nld@2023‑12‑07;1032

voor verzuring gevoelige gebieden

/join/id/regdata/pv20/2024/gio8e16cd91-f275-48fe-a6a2-df897dc0a0a1/nld@2024‑11‑22;276

waddenzee

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio179/nld@2023‑12‑07;1032

waterkeringszones van primaire waterkeringen

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio177/nld@2023‑12‑07;1032

waterwingebieden

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio249/nld@2023‑12‑07;1032

wierden

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio237/nld@2023‑12‑07;1032

windpark delfzijl noord

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio243/nld@2023‑12‑07;1032

windpark delfzijl zuid

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio227/nld@2023‑12‑07;1032

windpark delfzijl zuid uitbreiding

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio251/nld@2023‑12‑07;1032

windpark dijkverbetering

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio239/nld@2023‑12‑07;1032

windpark eemshaven en emmapolder

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio241/nld@2023‑12‑07;1032

windpark eemshaven west

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio219/nld@2023‑12‑07;1032

windpark eemshaven zuidoost

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio233/nld@2023‑12‑07;1032

windpark geefsweer

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio247/nld@2023‑12‑07;1032

windpark oosterhorn

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio231/nld@2023‑12‑07;1032

windpark oostpolder

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio225/nld@2023‑12‑07;1032

zoekgebied robuuste verbindingszones

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio223/nld@2023‑12‑07;1032

zoekgebied spoorverbinding

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio221/nld@2023‑12‑07;1032

zoekgebied vervanging windturbines

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio245/nld@2023‑12‑07;1032

zoekgebied windenergie roodehaan

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio229/nld@2023‑12‑07;1032

zoekgebieden noodberging

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio235/nld@2023‑12‑07;1032

zones rond wierden

/join/id/regdata/pv20/2023/13gio265/nld@2023‑12‑07;1032

BBBBBBBB

Het opschrift van bijlage 3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage 3 Wezenlijke kenmerken en waarden van Natuurnetwerk Nederland bij artikel 3.113, 3.115, 3.117 en 3.119

CCCCCCCC

Bijlage 4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage 4 Tabellen bij paragraaf 3.9.7 Transportroutes externe veiligheid, referentiewaarden

Tabel 1 bij artikel 3.152, tweede lid, en artikel 3.156, tweede lid, referentiewaarden getelde provinciale wegen

Weg

Code telpunt

Wegdeel

Referentiewaarden

 
 
 
 
 
 
 

LF1

LF2

LT1

LT2

GF3

N46

Gr13

Aansluiting A7 - N360

10.000

10.000

25

150

1.050

 

Gr14

N360 - aansluiting ring noord

10.000

10.000

25

0

1.050

 

Gr33

Aansluiting ring noord -N996

10.000

20.000

0

0

2.100

 

Gr11

N996 - Eemshaven

10.000

20.000

0

0

2.100

N362

Gr23

N33 - Oosterhorn

1.100

6.000

325

1.875

125

 

Gr28

Oosterhorn - A7

1.150

12.750

225

1150

75

N366

Gr25

Veendam - Duitse grens

2.150

3.200

0

50

580

N370

Gr20

Ring west

10.000

10.000

0

100

1.050

Legenda bij tabel 1 en tabel 2 bij artikel 3.149, tweede lid

Categorie

Naam

Voorbeeldstof

LF1

Brandbare vloeistof

Heptaan (diesel)

LF2

Brandbare vloeistof

Hexaan (bezine)

LT1

Toxische vloeistof

Acrylnitril

LT2

Toxische vloeistof

Propylamine

GF3

Brandbaar gas

Propaan

Tabel 2 bij artikel 3.152, tweede lid, en artikel 3.156, tweede lid, referentiewaarden niet getelde provinciale wegen

LF1

LF2

LT1

LT2

GF3

1.000

2.000

0

0

75

Legenda bij tabel 1 en tabel 2 bij artikel 3.152, tweede lid

Categorie

Naam

Voorbeeldstof

LF1

Brandbare vloeistof

Heptaan (diesel)

LF2

Brandbare vloeistof

Hexaan (benzine)

LT1

Toxische vloeistof

Acrylnitril

LT2

Toxische vloeistof

Propylamine

GF3

Brandbaar gas

Propaan

DDDDDDDD

Bijlage 5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage 5 Toestellen bij artikel 4.6 Aanwijzing categorieën van toestellen bij activiteiten in stiltegebieden

Toestellen bij artikel 4.6

Als categorieën van toestellen in de zin van artikel 4.6 worden aangewezen:

  • a.

    al dan niet beroepsmatig gebezigde draagvleugelboten;

  • b.

    airgun- en andere knalapparatuur, motorisch aangedreven werktuigen met de bijbehorende transportmiddelen, te bezigen in het kader van seismisch onderzoek en opsporing van in de bodem aanwezige delfstoffen;

  • c.

    motorisch aangedreven werktuigen met bijbehorende transportmiddelen, te bezigen in het kader van aanleg, onderhoud en verwijdering van kabels en buisleidingen in of op de bodem;

  • d c.

    motorrijtuigen met uitzondering van het gebruik op voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden;

  • e d.

    geluid producerend vuurwerk, tenzij het gebruik:

    • 1.

      noodzakelijk is ter oproeping van personen of ter afwending van dreigend gevaar;

    • 2.

      noodzakelijk is ter voorkoming van schade aan landbouwgewassen;

    • 3.

      plaatsvindt tijdens de jaarwisseling en wel gedurende de periode toegestaan bij Algemene Plaatselijke Verordening.

  • f e.

    schietwapens, tenzij:

    • 1.

      in gebruik door personen met opsporingsbevoegdheid in de uitoefening van hun functie;

    • 2.

      het noodseinmiddelen betreft in een geval van nood;

    • 3.

      in gebruik met inachtneming van het bepaalde in bij of krachtens de Wet natuurbescherming Omgevingswet.

  • g f.

    modelvliegtuigen met ingeschakelde verbrandingsmotor, hebbende per toestel een totale massa van ten hoogste 20 kg;

  • h g.

    modelauto’s en -boten met ingeschakelde verbrandingsmotor;

  • i h.

    muziekinstrumenten al dan niet gekoppeld aan geluidversterkers;

  • j i.

    geluidsapparaten;

  • k j.

    omroepinstallaties, sirenes, hoorns en dergelijke apparatuur, in gebruik anders dan ter oproeping van personen of ter afwending van dreigend gevaar of anderszins noodzakelijk uit een oogpunt van algemene veiligheid.

EEEEEEEE

Bijlage 6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage 6 Soorten bij artikel 4.16, 4.17 en 4.19 Vrijstellingen vergunningplicht soorten

Bijlage 6.1 Soorten als bedoeld in artikel 4.16 Vrijstelling vergunningplicht schadebestrijding soorten Habitatrichtlijn

(vrijstelling vergunningplicht schadebestrijding soorten Habitatrichtlijn)

Soort

Brandgans (Branta leucopsis)

Belang:

Ter voorkoming van ernstige schade aan landbouwgewassen

Gebied:

De gehele provincie Groningen

Periode:

Vrijstelling geldt niet tussen 1 november - 1 maart in door Gedeputeerde Staten aangewezen gebieden

Toegestande middelen/methoden:

Alleen opzettelijk verstoren met wettelijk toegestande middelen

Specifieke voorschriften:

Geen nader voorschrift van toepassing

Bijlage 6.2 Soorten als bedoeld in artikel 4.17 Vrijstelling vergunningplicht andere soorten

(vrijstelling vergunningplicht andere soorten)

Zoogdieren

 

Aardmuis

Microtus agrestis

Bosmuis

Apodemus sylvaticus

Dwergmuis

Micromys minutus

Dwergspitsmuis

Sorex minutus

Egel

Erinaceus europaeus

Gewone bosspitsmuis

Sorex araneus

Huisspitsmuis

Crocidura russala

Konijn

Orytolagus cuniculus

Ondergrondse woelmuis

Pitymys subterraneus

Ree

Capreolus capreolus

Rosse woelmuis

Clethrionomys glareolus

Tweekleurige bosspitsmuis

Sorex coronatus

Veldmuis

Microtus arvalis

Vos

Vulpes vulpes

Wezel

Mustela nivalis

Woelrat

Arvicola terrestris

 
 

Amfibieën

 

Bruine kikker

Rana temporaria

Gewone pad

Bufo bufo

Kleine watersalamander

Trturus vulgaris

Meerkikker

Rana ridibunda

Middelste groene kikker

Rana esculenta

Bijlage 6.3 Soorten als bedoeld in artikel 4.19 Vrijstelling vergunningplicht bestrijding overlast andere soorten

(vrijstelling vergunningplicht bestrijding overlast andere soorten)

Soort

Steenmarter (Martes foina)

Belang:

De bestrijding van overlast binnen de bebouwde kom

Gebied:

Binnen de bebouwde kommen van de provincie Groningen

Periode:

Het hele jaar, uitgezonderd de periode dat de steenmarters jongen hebben die afhankelijk zijn van ouderdieren (tussen 1 maart tot en met 30 juni)

Specifieke voorschriften:

1. Gemeenten rapporteren jaarlijks voor 1 mei over de toepassing van deze vrijstelling in het direct voorafgaande kalenderjaar aan Gedeputeerde Staten.

2. Deze rapportage bevat:

a. een argumentatie waaruit blijkt dat sprake is geweest van een toepassing van de vrijstelling voor het concrete belang overlastbestrijding;

b. de locaties waar de overlastbestrijding heeft plaatsgevonden;

c. de aantalen keren dat opzettelijk vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen zijn beschadigd of vernield;

d. een verantwoording dat gebruik is gemaakt van de meest diervriendelijke methode of oplossing.

FFFFFFFF

Bijlage 7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage 7 De in de verordening opgenomen regels als bedoeld in artikel 5.11, derde lid Overgangsrecht uitbreiding bestaande stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij

De in de verordening opgenomen regels als bedoeld in artikel 5.11, derde lid

  • a.

    Tot 1 januari 2019 is het verboden om een hoofd- of neventak intensieve veehouderij te starten. Ook is het verboden om de bestaande stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij uit te breiden, als dit leidt tot een grotere stalvloeroppervlakte dan:

    • 1.

      de bestaande stalvloeroppervlakte indien het bedrijf is gelegen binnen het op de kaart aangegeven gebied 'geen uitbreiding stalvloeroppervlakte intensieve veehouderij';

    • 2.

      5.000 m², of de bestaande stalvloeroppervlakte indien reeds groter dan 5.000 m², indien het bedrijf is gelegen binnen het op de kaart aangegeven gebied 'uitbreiding stalvloeroppervlakte intensieve veehouderij tot 5.000 m2';

    • 3.

      7.500 m², of de bestaande stalvloeroppervlakte indien reeds groter dan 7.500 m², indien het bedrijf is gelegen binnen het op de kaart aangegeven gebied 'uitbreiding stalvloeroppervlakte intensieve veehouderij tot 7.500 m2'.

  • b.

    Het onder a gestelde is niet van toepassing op het verlenen en gebruik maken van een omgevingsvergunning voor het oprichten van nieuwe agrarische bedrijfsgebouwen of het aanwenden van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen die leidt tot een grotere stalvloeroppervlakte dan ingevolge het onder a gestelde is toegestaan, indien deze omgevingsvergunning noodzakelijk is om tegemoet te komen aan aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van het milieu of ertoe strekt om het welzijn van de te houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten;

     mits het aantal te houden dieren zoals is vergund niet toeneemt.

GGGGGGGG

Binnen bijlage 'Bijlage 9 Methodieken geur' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

A Methodiek ten behoeve van het vaststellen van omgevingswaarden voor industriële geur

Bijlage 9 A.pdf

[Vervallen]

HHHHHHHH

Binnen bijlage 'Bijlage 9 Methodieken geur' wordt het volgende opschrift op de aangegeven wijze gewijzigd:

B Methode ten behoeve van het bepalen van de geurrelevantie

IIIIIIII

Binnen bijlage 'Bijlage 9 Methodieken geur' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

C Methodiek ten behoeve van het vaststellen van het aanvaardbaar geurhinderniveau

Bijlage 9 C.pdf

[Vervallen]

JJJJJJJJ

Na bijlage 'Bijlage 9 Methodieken geur' wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

Bijlage 10 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning voor activiteiten met betrekking tot gesloten stortplaatsen

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.49 worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

Rapport en/of tekening(en)

  • a.

    Bij iedere aanvraag wordt een rapport met verduidelijkende tekening(en) ingediend, opgesteld door een ter zake deskundig bureau.

  • b.

    Bij het opstellen van het onder a bedoelde rapport dient het geldende nazorgplan voor de gesloten stortplaats en de daarin neergelegde maatregelen aantoonbaar te worden betrokken en als uitgangspunt te worden genomen.

Inhoud rapport en/of tekeningen; feitelijke situatie en informatie

Het rapport en/of de tekening(en) als hierboven bedoeld dien(t)en in elk geval de navolgende zaken te bevatten:

  • a.

    Een overzicht van de locatie, de situering van de voorgenomen activiteit(en) op de locatie, de toegankelijkheid van de locatie, dwarsdoorsneden, details van de beoogde te treffen voorzieningen en een overzicht van de aanwezige nazorgvoorzieningen op de stortplaats;

  • b.

    Een beschrijving van de voorgenomen activiteit(en) op de gesloten stortplaats;

  • c.

    Een beschrijving van contacten over de voorgenomen activiteit(en) met andere (bestuurlijke) instanties, belangengroeperingen, derden, waaronder het waterschap;

  • d.

    Een gemotiveerde toelichting waarom de voorgenomen activiteit(en) pas(t)(sen) in het Omgevingsplan;

  • e.

    Een gemotiveerde toelichting waarom voor de voorgenomen activiteit(en) wel/geen m.e.r.(-beoordelings)procedure noodzakelijk is;

  • f.

    Een beschrijving van eventuele andere omgevingsvergunningen of meldingen die nodig zijn voor de uitvoering van de voorgenomen activiteit.

Inhoud rapport en/of tekening(en); verhouding voorgenomen activiteit(en) en wettelijke nazorgtaak

  • a.

    Het rapport en/of de tekening(en) dien(t)en inzicht te geven in de wijze waarop de (bouw, exploitatie en beëindiging van de) voorgenomen activiteit(en) zich verhoud(t)(en) met de gebruiksbeperkingen die vanwege het nazorgregime op de gesloten stortplaats van toepassing zijn.

  • b.

    In het rapport en/of de tekening(en) dient in het licht van het onder lid a bepaalde in elk geval in te worden gegaan op (de invloed van de voorgenomen activiteit(en) op):

    • 1.

      de op de gesloten stortplaats aanwezige nazorgvoorzieningen;

    • 2.

      de bereikbaarheid van de gesloten stortplaats en van de daar aanwezige nazorgvoorzieningen, mede in het licht van de periodieke controle, het herstel en/of de vervanging van die (milieubeschermende) nazorgvoorzieningen;

    • 3.

      de instandhouding van de voorzieningen ter voorkoming van emissies naar het milieu en de omgeving;

    • 4.

      het vigerende beheer- en onderhoud(sprogramma) (nazorgplan) voor de gesloten stortplaats;

    • 5.

      de opbouw van de aanwezige bovenafdichting;

    • 6.

      het functioneren van de bovenafdichting (draagvermogen, stabiliteit, waterafvoer) en de levensduur van de bovenafdichting;

    • 7.

      het functioneren van de onderafdichting;

    • 8.

      het functioneren van de percolaatafvoer en de percolaatwaterzuivering;

    • 9.

      het functioneren van de stortgasontrekkingsputten, de stortgasafvoer en de stortgasinstallatie;

    • 10.

      het functioneren van het monitoringsysteem (peilbuizen, drainagestelsels);

    • 11.

      de plaatselijke geohydrologische situatie;

    • 12.

      de milieuhygiënische kwaliteit van het grondwater en eventueel optredende verspreiding van eventuele verontreinigingen;

    • 13.

      de geotechnische aspecten van de ondergrond en het stortlichaam (met name het effect op de zakking van de bovenafdichting (hierbij kunnen belasting- en zettingsberekeningen nodig zijn));

    • 14.

      de vervorming (toegestane rek of stuik van de diverse constructieonderdelen van de bovenafdichting) en de waterafvoer van de afdichting. Hierbij dient extra aandacht te worden gegeven aan het effect op de functionaliteit van voor de afwatering in de bovenafdichting aanwezige hemelwaterdrains en/of drainagematten en leidingen;

    • 15.

      de stabiliteit van de gesloten stortplaats, waar nodig onderbouwd met berekening(en) op kritische plaatsen en bij extra belasting op talud(s) van de stortplaats. Belangrijk aandachtspunt hierbij is het beschouwen van de effecten op de gesloten stortplaats van windbelasting op windgevoelige elementen van de voorgenomen activiteit;

    • 16.

      de toe te passen fundering(en) en hoe deze zich verhoud(t)(en) met de nazorgvoorzieningen;

    • 17.

      vanwege de voorgenomen activiteit(en) optredende emissies en/of effecten op milieu, lucht, bodem, water, natuur, landschap en omgeving, met aandacht voor cumulatie daarvan met de effecten vanwege de gesloten stortplaats zelf;

    • 18.

      de maatregelen die getroffen worden om de eventuele invloed van de voorgenomen activiteit op de nazorgvoorzieningen en de effecten op het beheer en onderhoud van die nazorgvoorzieningen te mitigeren en de wijze van monitoring daarvan.

Risico's van de voorgenomen activiteit voor wettelijke nazorgtaak

  • a.

    Het rapport en/of de tekening(en) dienen een beschrijving te geven van de risico's die als gevolg van de voorgenomen activiteit(en) (kunnen) ontstaan voor:

    • 1.

      de op de gesloten stortplaats aanwezige nazorgvoorzieningen (de dimensies van de voorgenomen activiteit(en) afgezet tegen de oppervlakte van de gesloten stortplaats (oppervlak, diepte, hoogte));

    • 2.

      de bereikbaarheid van de nazorgvoorzieningen op de gesloten stortplaats.

  • b.

    In het rapport en/of de tekening(en) dient tevens te worden aangegeven hoe deze risico's ondervangen worden.

Overig

Voorts dienen het rapport en/of de tekening(en) een beschrijving te bevatten van:

  • a.

    de te treffen maatregelen die erosie tegengaan;

  • b.

    de aan te brengen beplanting;

  • c.

    de veiligheidsaspecten bij het op de gesloten stortplaats in werking zijn van stortgasonttrekking (actief of passief)/-leidingen/-verwerking;

  • d.

    de wijze waarop het beheer en onderhoud van de voorgenomen activiteit(en) en te treffen maatregelen word(t)en 'ingepast' in het vigerende beheer- en onderhoud(sprogramma)(nazorgplan), waarbij aandacht wordt besteed aan:

    • 1.

      de technische aspecten (onder andere monitoring/controle/inspectie, beheer, uitvoering);

    • 2.

      een nulmeting, zodat milieuhygiënische effecten en de gevolgen van beheer en onderhoud ten opzichte van de start van de herbestemmingsactiviteit(en) inzichtelijk zijn te maken;

    • 3.

      de organisatorische aspecten en de invulling daarvan (zoals bereikbaarheid van de nazorgvoorzieningen, (de wijze van) afstemming tussen de exploitant van de activiteit(en) en de provinciale nazorgorganisatie, communicatie naar derden etc.);

    • 4.

      de financiering van de activiteit(en) en of, en zo ja hoe, er sprake is van effecten op de nazorgkosten;

    • 5.

      de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het zonder belemmeringen en/of hinder doorgang laten vinden van de uitvoering van de wettelijke nazorgtaak van de provincie op de stortlocatie.

KKKKKKKK

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 4 Activiteiten

Burgers, bedrijven en overheden kunnen activiteiten uitvoeren die de fysieke leefomgeving beïnvloeden. Er kunnen meerdere activiteiten van toepassing zijn op een situatie. In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen voor deze activiteiten. De regels richten zich rechtstreeks op degene die de activiteit uitvoert. De regels zijn onderverdeeld in regels voor activiteiten die betrekking hebben op:

  • Activiteiten in stiltegebieden (afdeling 4.2)

  • Activiteiten in aandachtsgebieden voor stilte en duisternis (afdeling 4.3)

  • Flora- en fauna-activiteiten (afdeling 4.4)

  • Vellen en herbeplanting houtopstanden (afdeling 4.5)

  • Grondwaterverontreiniging (afdeling 4.6)

  • Activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden (afdeling 4.7)

  • Activiteiten met betrekking tot gesloten stortplaatsen (afdeling 4.8)

  • Ontgrondingsactiviteiten (afdeling 4.9)

  • Beperkingengebiedactiviteiten op provinciale vaarwegen (afdeling 4.10)

  • Beperkingengebiedactiviteiten op provinciale wegen (afdeling 4.11)

  • Milieubelastende activiteiten (afdeling 4.12)

  • Omgevingsveiligheid (afdeling Voor verzuring gevoelige gebieden (4.13)

  • Regels ten aanzien van projectbesluiten, vergunningverlening dan wel maatwerkvoorschriften milieubelastende activiteiten, niet zijnde agrarische activiteiten Omgevingsveiligheid (afdeling 4.14)

De opbouw van iedere afdeling is steeds gelijk. Aan het begin van de afdeling wordt omschreven op welke activiteiten de afdeling van toepassing is en wat het oogmerk is van de regeling. Daarna is een specifieke zorgplicht opgenomen op basis waarvan activiteiten die nadelige gevolgen hebben voor het beoogde doel moeten worden voorkomen of worden beperkt. Vervolgens worden regels opgenomen voor maatwerkvoorschriften. Tenslotte worden regels gesteld met betrekking tot een meldings- of vergunningsplicht.

LLLLLLLL

Voor sectie 2.2 wordt een sectie ingevoegd, luidende:

Artikel 1.3 Ontheffing

Eerste lid

Artikel 2.32 van de Omgevingswet biedt een grondslag voor Provinciale Staten bij een instructieregel een ontheffingsbevoegdheid voor Gedeputeerde Staten op te nemen. Deze ontheffingsbevoegdheid heeft betrekking op bijzondere gevallen waarmee Provinciale Staten bij het vaststellen van de instructieregels voor omgevingsplannen geen rekening hebben gehouden. De toepassing van de ontheffingsbevoegdheid vraagt een afweging tussen aan de ene kant de provinciale belangen die bij het vaststellen van de algemene regels zijn beoogd en aan de andere kant de belangen die gediend kunnen worden als de ontwikkeling kan worden gerealiseerd waarvoor de gemeente ontheffing vraagt. Als het provinciale belang niet opweegt tegen de (gemeentelijke) belangen die worden belemmerd als strikt wordt vastgehouden aan de algemene regel, dan kan dat reden zijn om de ontheffingsbevoegdheid toe te passen. Eventueel kunnen voorschriften worden verbonden aan de ontheffing die ervoor moeten zorgen dat de provinciale belangen waarvoor de algemene regel in het leven is geroepen ook bij het verlenen van de ontheffing zo goed mogelijk worden gediend.

Deze ontheffing is alleen bedoeld voor incidentele gevallen. De ontheffingsbevoegdheid is niet bedoeld als algemene oplossing voor situaties waarin het in de verordening vertaalde beleid niet meer actueel is of voor reguliere gevallen waarin de algemene regels van de omgevingsverordening belemmeringen opleveren. Als mocht blijken dat het gewenst is om voor een serie van gevallen de ontheffingsbevoegdheid toe te passen, heeft het veelal de voorkeur om de omgevingsverordening aan te passen.

Als een bestuursorgaan een verzoek tot ontheffing wil doen, is het van belang om vroegtijdig over te gaan tot overleg en afstemming met de provincie. In het voortraject kan overleg plaatsvinden over de onderbouwing van de aanvraag, met name met betrekking tot het bijzondere en incidentele karakter van de situatie waarvoor de ontheffing wordt gevraagd.

Tweede lid

Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. De voorschriften moeten strekken ter bescherming van het belang dat wordt gediend met de instructieregel waarvan wordt afgeweken ter inkadering van de mate van afwijking.

Derde lid

Ter bescherming van het belang dat wordt gediend met de instructieregel waarvan wordt afgeweken kan een ontheffing voor een bepaalde tijd worden verleend, bijvoorbeeld voor een BOPA voor een tijdelijke afwijking van het omgevingsplan.

MMMMMMMM

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.12 Instructieregel gecumuleerd geluid

Het tweede lid bepaalt, zoals dat ook in de Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl is opgenomen, dat op geluidgevoelige gebouwen die bedrijfswoning zijn van een windturbine of een windturbinepark, geluid van windturbines niet wordt meegewogen bij de bepaling van het gecumuleerde geluid. Voorwaarde is dat de betreffende status in het omgevingsplan of in een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is opgenomen. Achtergrond van dit lid is dat voor de betreffende woningen geluid van de eigen windturbines reeds zonder meer aanvaardbaar is geacht. Daarmee is het niet redelijk hierover anders te oordelen als het gaat om windturbines van derden, die in de regel op de betreffende woningen minder geluid zullen veroorzaken omdat deze verder weg staan. Andere geluidbronsoorten worden in de bepaling van het gecumuleerde geluid voor woningen die tot een windpark behoren wel meegerekend.

NNNNNNNN

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Paragraaf 2.2.4 Omgevingswaarden geur veroorzaakt door milieubelastende activiteiten, niet zijnde agrarische activiteiten

Deze regels en de verdere doorwerking hiervan zijn gebaseerd op de doelstellingen inzake geur en specifiek de doelstellingen inzake de na te streven gezondheidskwaliteit en kwaliteit van het milieu binnen en buiten het gebied van de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl, zoals opgenomen in de Omgevingsvisie. Deze doelstellingen hebben feitelijk het karakter van Omgevingswaarden conform de Omgevingswet. Voor de juiste doorwerking naar normen en vergunningvoorschriften in het structuurvisiegebied volgens de systematiek van de Omgevingswet zijn deze omgevingswaarden vastgesteld.

De vastgestelde omgevingswaarden in het structuurvisiegebied zijn gebaseerd op het beleid en de doelstellingen in de gehele provincie inzake de na te streven gezondheidskwaliteit en kwaliteit van het milieu. De Omgevingswet geeft meer decentrale afwegingsruimte aan provincies en gemeenten op het gebied van geur door het verminderen van rijksregels. Op deze manier wordt de continuïteit van het geurbeleid zoals vastgelegd in de Omgevingsvisie geborgd.

[Vervallen]

OOOOOOOO

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.15 Oogmerk

Het beleid van de provincie Groningen is erop gericht geurklachten substantieel te verminderen en dit wordt gezien als provinciaal belang. In deze paragraaf zijn regels gesteld om hieraan uitvoering te geven. Deze regels dragen bij aan het oplossen van ernstige industriële geurhinder en het voorkomen van nieuwe industriële geurhinder.

[Vervallen]

PPPPPPPP

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.8 Instructieregel erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan

Dit artikel stelt met het oog het beschermen van het landschap en stedenbouwkundige waarden en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties regels over de borging van de aanleg en instandhouding van het erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan in het omgevingsplan. Ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van een meer dan ondergeschikte uitbreiding van niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen respectievelijk het meer dan ondergeschikt vergroten of uitbreiden van vrijgekomen gebouwen door middel van het oprichten van nieuwe bijbehorende gebouwen (anders dan vervangende nieuwbouw) vindt de provincie volgens haar Omgevingsvisie ook noodzakelijk dat de uitvoering en instandhouding van het erfinrichtingsplan (erf-)inrichtingsplan in het omgevingsplan wordt geborgd.

QQQQQQQQ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.16 Toepassingsbereik

Deze regels zijn niet van toepassing op agrarische activiteiten en communale rioolwaterzuiveringsinstallaties.

[Vervallen]

RRRRRRRR

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.19 Instructieregel vaststelling van een omgevingswaarde geur

De methodiek zoals vastgelegd in bijlage 9 zorgt ervoor dat overal in de provincie omgevingswaarden industriële geur op uniforme wijze tot stand komen. Deze methodiek is ontwikkeld in samenspraak met gemeenten in het kader van de Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl.

[Vervallen]

SSSSSSSS

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.45 Instructieregel vergunningsplicht bij milieubelastende activiteiten die geurrelevant kunnen zijn

In dit artikel is bepaald dat in een omgevingsplan een omgevingsvergunningplicht moet worden opgenomen voor milieubelastende activiteiten, wanneer in dat gebied een omgevingswaarde voor industriële geur geldt en niet kan worden voorkomen dat de geur van het bedrijf waarneembaar is bij geurgevoelige gebouwen buiten bedrijventerreinen niet zijnde eigen bedrijfswoningen. Zodoende kan de cumulatieve geurbelasting in beeld worden gebracht en kan worden gemonitord of wordt voldaan aan de omgevingswaarde.

TTTTTTTT

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.49 3.48 Instructieregel concentratie van bebouwing binnen bouwperceel

UUUUUUUU

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.50 3.49 Instructieregel nieuwe agrarische bouwpercelen

VVVVVVVV

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.51 3.50 Instructieregel maximale omvang nieuw agrarisch bouwperceel 2 hectare

WWWWWWWW

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.46 Instructieregel bij vergunningverlening bij milieubelastende activiteiten die geurrelevant kunnen zijn (beoordelingsregels)

In dit artikel is geregeld hoe bij milieubelastende activiteiten de geurrelevantie wordt bepaald. Deze methodiek is gebaseerd op de "Handleiding geur industrie" die in 2012 is opgesteld in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en momenteel door InfoMil wordt beheerd.

[Vervallen]

XXXXXXXX

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.52 3.51 Instructieregel maximale omvang nieuw agrarisch bouwperceel 4 hectare

YYYYYYYY

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.53 3.52 Instructieregel uitbreiding van agrarische bouwpercelen tot 2 hectare

ZZZZZZZZ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.54 3.53 Instructieregel uitbreiding van agrarische bouwpercelen door koppeling van een agrarisch bouwperceel

Dit artikel biedt de mogelijkheid om in afwijking van het bepaalde in artikel 3.49 3.48, eerste lid en artikel 3.53 3.52, eerste lid, in het omgevingsplan te voorzien in een uitbreiding van een agrarische bedrijf door middel van een gekoppeld bouwperceel.

In uitzonderlijke omstandigheden kan het voorkomen dat een agrarisch bedrijf niet kan uitbreiden direct aangrenzend aan het bestaande bouwperceel of dat – in verband met het biologisch houden van dieren – een uitbreiding van het agrarisch bouwperceel op afstand van het bestaande bouwperceel nodig is in verband met de geldende biologische regelgeving. Indien bovendien geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwperceel in de nabijheid van de bij het bedrijf in gebruik zijnde gronden, kan de uitbreiding van het bouwperceel op enige afstand van het bestaande bouwperceel plaatsvinden.

Beide delen van het bouwperceel dienen in dat geval in het omgevingsplan gekoppeld te worden zodat duidelijk is dat de beide delen van het bouwperceel uitsluitend ten behoeve van hetzelfde bedrijf kunnen worden gebruikt. Ook in deze situatie geldt dat de maximale omvang van beide delen niet meer mag bedragen dan 2 ha en dat met het oog op een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de uitbreiding door middel van een gekoppeld bouwperceel de maatwerkmethode wordt toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur en erfinrichtingsplan wordt opgesteld.

AAAAAAAAA

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.55 3.54 Instructieregel uitbreiding van agrarische bouwpercelen tot 4 hectare

BBBBBBBBB

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.56 3.55 Instructieregel afwijkende regeling gemeente Westerwolde

Dit artikel biedt in afwijking van artikel 3.50 3.49 en artikel 3.53 3.52 de gemeente Westerwolde de mogelijkheid om in het omgevingsplan de vestiging van een nieuw agrarisch bedrijf op een perceel aan de J. Buiskoolweg te Vlagtwedde op te nemen met een omvang groter dan 2 hectare. Op artikel 16 maart 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 gewijzigd om de gemeente Vlagtwedde, thans Westerwolde, in staat te stellen planologische medewerking te verlenen aan de desbetreffende vestiging van een grootschalig melkrundveehouderijbedrijf aan de J. Buiskoolweg te Vlagtwedde en de uitbreiding van een melkrundveehouderijbedrijf aan de Munnekemoer te Ter Apel, teneinde daarmee recht te doen aan het vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel.

CCCCCCCCC

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.57 3.56 Instructieregel gebruiken van op 50 meter afstand of minder van elkaar gelegen agrarisch bouwpercelen voor het oprichten of vergroten agrarische bedrijfsbebouwing

DDDDDDDDD

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.58 3.57 Instructieregel opslag van veevoer en mest buiten het agrarisch bouwperceel

Dit artikel biedt in afwijking van artikel 3.49 3.48 gemeenten de mogelijkheid om in het omgevingsplan regels te stellen die erin voorzien om onder gestelde voorwaarden voorzieningen voor mestopslag en veevoer aansluitend aan het agrarisch bouwperceel op te richten of aan te leggen. Daarbij geldt onder andere de voorwaarde dat er geen mogelijkheid is om de aanwezige mest binnen het bestaande agrarisch bouwperceel op te slaan.

De nieuwe mestopslag moet zorgvuldig worden ingepast in het landschap. Gemeenten moeten zich hierin laten adviseren door een onafhankelijke- of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.

EEEEEEEEE

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.60 3.59 Instructieregel foliemestbassins en mestzakken op de veldkavel

Dit artikel biedt in afwijking van artikel 3.49 3.48 gemeenten de mogelijkheid om in het omgevingsplan regels te stellen die erin voorzien om onder gestelde voorwaarden foliemestbassins en mestzakken op de veldkavel op te richten of aan te leggen op een locatie die is gelegen binnen de daarvoor in de verordening aangewezen gebieden.

Daarbij geldt onder andere de voorwaarde dat er geen mogelijkheid is om de aanwezige mest binnen het bestaande agrarisch bouwperceel op te slaan.

De nieuwe mestopslag moet zorgvuldig worden ingepast in het landschap. Gemeenten moeten zich hierin laten adviseren door een onafhankelijke- of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.

FFFFFFFFF

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.61 3.60 Instructieregel mestsilo's op de veldkavel

Dit artikel biedt in afwijking van artikel 3.49 3.48 gemeenten de mogelijkheid om in het omgevingsplan regels te stellen die erin voorzien om onder gestelde voorwaarden mestsilo’s op de veldkavel op te richten op een locatie die is gelegen binnen de daarvoor in de verordening aangewezen gebieden. Daarbij geldt onder andere de voorwaarde dat er geen mogelijkheid is om de aanwezige mest binnen het bestaande agrarisch bouwperceel op te slaan.

De nieuwe mestopslag moet zorgvuldig worden ingepast in het landschap. De gemeente dient de maatwerkmethode onder begeleiding van een onafhankelijke- of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur toe te passen.

GGGGGGGGG

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.62 3.61 Instructieregel nieuwe glastuinbouwbedrijven niet toegestaan

HHHHHHHHH

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.63 3.62 Instructieregel uitbreiding bestaande glastuinbouwbedrijven

IIIIIIIII

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.64 3.63 Instructieregel nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven

JJJJJJJJJ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.65 3.64 Instructieregel nieuwvestiging en uitbreiding hoofd- of neventak intensieve veehouderij niet toegestaan

KKKKKKKKK

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.66 3.65 Instructieregel uitbreiding ten behoeve van aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu of ten behoeve van dierenwelzijn

LLLLLLLLL

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.67 3.66 Aanwijzing en instructieregel afwijkende regeling perceel Veenhuizen 18A te Onstwedde

Met deze afwijkende regeling wordt een uitzondering mogelijk gemaakt op artikel 3.65 3.64. Zo kan de gemeente Stadskanaal planologische medewerking verlenen aan de bouw van een pluimveestal op het perceel Veenhuizen 18A te Onstwedde, mits aan een aantal voorwaarden op gebied van verduurzaming en stikstofdepositie wordt voldaan. Het aantal dieren zoals vergund mag hierbij op provinciale schaal per saldo niet toenemen. Een voorwaarde voor de uitbreiding op het perceel Veenhuizen 18A te Onstwedde is dat het intensieve veehouderijbedrijf op het perceel Dorpsstraat 18 te Vriescheloo juridisch en feitelijk definitief is beëindigd. Ook mag het aantal dieren op het perceel Veenhuizen 18A te Onstwedde niet met een groter aantal dieren toenemen dan vergund was op het perceel Dorpsstraat 18 te Vriescheloo.

Verder worden bij deze uitzondering eisen gesteld aan verduurzaming en stikstofdepositie. Zo dienen de te houden dieren meer netto leefruimte ter beschikking te hebben in zowel de nieuw te bouwen stal als in de bestaande stallen. In het kader van de verduurzaming maken overdekte uitloopruimtes en emmissiereducerende maatregelen in de stalruimtes onderdeel uit van de planvorming. Daarbij dient vanuit beide bedrijfslocaties de stikstofdepositie af te nemen op het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied. De vergunde Natura 2000-activiteiten als bedoeld in artikel 5.1 van de wet gelden hierbij als referentiesituatie voor beide locaties.

Als laatste voorwaarde dient het provinciaal beleid ten aanzien van agrarische schaalvergroting in acht te worden genomen. Zo is naast deze afwijkende regeling ook artikel 3.53 3.52 van toepassing, op grond waarvan een uitbreiding van het agrarisch bouwperceel mogelijk is tot maximaal 2 hectare, mits een erfinrichtingsplan wordt opgesteld en de maatwerkmethode wordt toegepast onder begeleiding van een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.

Deze afwijkende regeling betreft een uitzondering op het geldende provinciaal beleid. Het gaat hierbij om een pilot voor een mogelijke provinciebrede aanpak. In eerste instantie geldt deze uitzondering alleen voor de genoemde percelen vanwege de ligging van beide bedrijfslocaties op relatief korte afstand van het stikstofgevoelige natuurgebied Lieftinghsbroek. De afname van stikstofdepositie op Lieftinghsbroek door het nemen van emmissiereducerende maatregelen is daardoor relatief groot.

MMMMMMMMM

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.68 3.67 Overgangsrecht perceel Alteveersterweg 6 te Stadskanaal

NNNNNNNNN

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.70 3.69 Instructieregel gestapeld houden van vee

OOOOOOOOO

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.71 3.70 Instructieregel tweede agrarische bedrijfswoningen

PPPPPPPPP

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.73 3.72 Instructieregel stilte

QQQQQQQQQ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.74 3.73 Instructieregel duisternis

RRRRRRRRR

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.75 3.74 Instructieregel lichtuitstraling ligboxenstal

SSSSSSSSS

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.76 3.75 Aanwijzing en geometrische begrenzing stiltegebieden en aandachtsgebieden voor stilte en duisternis

TTTTTTTTT

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.77 3.76 Instructieregel stiltegebieden

UUUUUUUUU

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.78 3.77 Instructieregel aandachtsgebieden stilte en duisternis

VVVVVVVVV

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.79 3.78 Instructieregel lichtplan aandachtsgebieden stilte en duisternis

WWWWWWWWW

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.80 3.79 Instructieregel cumulatieve geluidsbelasting aandachtsgebieden stilte en duisternis

XXXXXXXXX

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.82 3.81 Oogmerken

YYYYYYYYY

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.83 3.82 Aanwijzing en begrenzing Nationaal Landschap Middag-Humsterland

ZZZZZZZZZ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.84 3.83 Instructieregel Nationaal Landschap Middag-Humsterland

AAAAAAAAAA

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.85 3.84 Aanwijzing en instructieregel Nationaal Park Drentscha Aa

BBBBBBBBBB

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.86 3.85 Aanwijzing en instructieregel Nationaal Snelwegpanorama Drentsche Aa

CCCCCCCCCC

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.87 3.86 Aanwijzing en instructieregel grootschalig open landschap

DDDDDDDDDD

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.88 3.87 Aanwijzing en instructieregel essen

EEEEEEEEEE

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.89 3.88 Aanwijzing en instructieregel esgehuchten

FFFFFFFFFF

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.90 3.89 Aanwijzing en instructieregel wierden

GGGGGGGGGG

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.91 3.90 Aanwijzing en instructieregel zones rond wierden

HHHHHHHHHH

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.92 3.91 Aanwijzing en instructieregel kanalen en wijken

IIIIIIIIII

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.93 3.92 Aanwijzing en instructieregel houtsingelgebied Zuidelijk Westerkwartier

JJJJJJJJJJ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.94 3.93 Aanwijzing en instructieregel pingoruïnes Zuidelijk Westerkwartier

KKKKKKKKKK

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.95 3.94 Aanwijzing en instructieregel besloten en kleinschalig open gebied Gorecht en Westerwolde

LLLLLLLLLL

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.96 3.95 Aanwijzing en instructieregel pingoruïnes Gorecht

MMMMMMMMMM

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.97 3.96 Aanwijzing en instructieregel glaciale ruggen

NNNNNNNNNN

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.98 3.97 Aanwijzing en instructieregel gebieden met reliëfinversie

OOOOOOOOOO

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.99 3.98 Aanwijzing en instructieregel dekzandruggen

PPPPPPPPPP

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.100 3.99 Aanwijzing en instructieregel oude dijken

QQQQQQQQQQ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.101 3.100 Aanwijzing en instructieregel karakteristieke waterlopen

RRRRRRRRRR

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.102 3.101 Aanwijzing en instructieregel karakteristieke laagten

SSSSSSSSSS

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.103 3.102 Aanwijzing en instructieregel diepe plassen en meren

TTTTTTTTTT

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.104 3.103 Aanwijzing en instructieregel groene linten

UUUUUUUUUU

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.105 3.104 Aanwijzing en instructieregel Waddenzee

VVVVVVVVVV

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.106 3.105 Instructieregel aanleg van bos en productiebos

De grootschalige openheid van het landschap is kenmerkend voor Groningen. De aanleg van bos en nieuwe houtteelt kan afbreuk doen aan deze openheid. Tegelijkertijd wil de provincie de vrijwillige aanleg van bos en hout stimuleren in gebieden waar dat past, en dit zodanig reguleren dat per saldo geen afbreuk wordt gedaan aan huidige natuur- en landschapswaarden. Dit artikel stelt regels over de mogelijkheden van aanleg van bos en nieuwe houtteelt die bij de vaststelling van het omgevingsplan in acht dienen te worden genomen.

De aanleg van bos en houtteelt kan in sommige gevallen de landschappelijke waarden aantasten en hier blijft aanleg daarvan uitgesloten. Het gaat om grootschalig open landschap, essen, esgehuchten en zones rondom wierden, als bedoeld in de artikelen 3.86, 3.87, 3.88, 3.89 en 3.91 3.90.

In tegenstelling tot boomgaarden zijn voedselbossen aan te merken als een vorm van bosaanleg of overige houtige opstanden.

WWWWWWWWWW

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.107 3.106 Aanwijzing en instructieregel landschap met herkenbare opstrekkende verkaveling

XXXXXXXXXX

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.108 3.107 Aanwijzing en instructieregel landschap met herkenbare onregelmatige blokverkaveling

YYYYYYYYYY

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.109 3.108 Aanwijzing en instructieregel karakteristieke slotenpatroon Appingedam-Delfzijl

ZZZZZZZZZZ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.110 3.109 Toepassingsbereik

AAAAAAAAAAA

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.111 3.110 Oogmerken

BBBBBBBBBBB

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.112 3.111 Aanwijzing en begrenzing Natuurnetwerk Nederland - natuurgebieden

CCCCCCCCCCC

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.113 3.112 Instructieregel Natuurnetwerk Nederland - natuurgebieden

DDDDDDDDDDD

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.114 3.113 Aanwijzing en begrenzing Natuurnetwerk Nederland - natuur aanpassingsgebieden

EEEEEEEEEEE

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.115 3.114 Instructieregel Natuurnetwerk Nederland - natuur aanpassingsgebieden

FFFFFFFFFFF

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.116 3.115 Aanwijzing en begrenzing Natuurnetwerk Nederland - beheergebieden

GGGGGGGGGGG

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.117 3.116 Instructieregel Natuurnetwerk Nederland - beheergebieden

HHHHHHHHHHH

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.118 3.117 Aanwijzing en begrenzing Natuurnetwerk Nederland - beheer aanpassingsgebieden

IIIIIIIIIII

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.119 3.118 Instructieregel Natuurnetwerk Nederland - beheer aanpassingsgebieden

JJJJJJJJJJJ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.120 3.119 Aanwijzing en begrenzing zoekgebied robuuste verbindingszone

KKKKKKKKKKK

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.121 3.120 Instructieregel zoekgebied robuuste verbindingszone

LLLLLLLLLLL

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.122 3.121 Aanwijzing en begrenzing bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland

MMMMMMMMMMM

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.123 3.122 Instructieregel bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland

NNNNNNNNNNN

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.124 3.123 Aanwijzing en begrenzing leefgebieden weidevogels

OOOOOOOOOOO

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.125 3.124 Instructieregel leefgebieden weidevogels

PPPPPPPPPPP

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.126 3.125 Aanwijzing en begrenzing leefgebieden akkervogels

QQQQQQQQQQQ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.127 3.126 Instructieregel leefgebieden akkervogels

RRRRRRRRRRR

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.128 3.127 Aanwijzing en begrenzing bosgronden van vóór 1850

SSSSSSSSSSS

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.129 3.128 Instructieregel natuurbegraven

Het ter aarde bestellen van menselijke stoffelijke overschotten is op zich geen aan het buitengebied gebonden functie en behoort in beginsel dan ook binnen het bestaand stedelijk gebied plaats te vinden. In beginsel, want voor natuurbegraven kan een uitzondering worden gemaakt, als het realiseren van een natuurbegraafplaats een wezenlijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van natuur- en/of landschapswaarden. Daarvoor is het in ieder geval nodig dat het natuurbegraven ondergeschikt is en blijft aan de toe te kennen natuurfunctie. Omdat een natuurbegraafplaats langdurige – en soms eeuwigdurende – gevolgen heeft voor de gebruiksmogelijkheden van de gronden, dienen gemeenten hier bij de locatiekeuzerekening locatiekeuze rekening mee te houden. Dat geldt ook voor de ligging van de gronden ten opzichte van het grondwater, waar de Wet- en het Besluit op de Lijkbezorging eisen aan stellen. Naarmate bossen en bosschages ouder zijn, herstelt de bodem zich minder goed van beroering van de grond. De bodems van bossen en bosschages van vóór 1850 zijn dermate kwetsbaar, dat deze op voorhand worden uitgesloten van het realiseren van natuurgraven.

De aanleg en uitvoering van het inrichtings- en beheerplan dient publiekrechtelijk te worden geborgd. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan gebruiksregels waarin een voorwaardelijke verplichting is opgenomen.

Voor de aanleg en inrichting van een natuurbegraafplaats is een handleiding beschikbaar, die op verzoek verkrijgbaar is.

TTTTTTTTTTT

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.132 3.131 Instructieregel bronverwijdering

UUUUUUUUUUU

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.133 3.132 Toepassingsbereik

VVVVVVVVVVV

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.134 3.133 Oogmerken

WWWWWWWWWWW

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.137 3.136 Instructieregel Basistoervaartnet

XXXXXXXXXXX

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.143 3.142 Instructieregel gereserveerd tracé spoorverbinding

YYYYYYYYYYY

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.145 3.144 Instructieregel zoekgebied spoorverbinding

ZZZZZZZZZZZ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.147 3.146 Instructieregel gereserveerd tracé wegverbinding

AAAAAAAAAAAA

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.148 3.147 Aanwijzing transportroutes externe veiligheid

BBBBBBBBBBBB

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.149 3.148 Aanwijzing en geometrische begrenzing Veiligheidszone 1

CCCCCCCCCCCC

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.150 3.149 Instructieregel Veiligheidszone 1

DDDDDDDDDDDD

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.152 3.151 Instructieregel Veiligheidszone 2

EEEEEEEEEEEE

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.153 3.152 Aanwijzing en geometrische begrenzing Veiligheidszone 3

FFFFFFFFFFFF

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.155 3.154 Aanwijzing en geometrische begrenzing Veiligheidszone 4

GGGGGGGGGGGG

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.159 3.158 Instructieregel radioactief afval, gevaarlijk afval, kerncentrales en kolencentrales

HHHHHHHHHHHH

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.163 3.162 Instructieregel kleine windturbines buiten het stedelijk gebied en buiten bouwpercelen in het buitengebied

IIIIIIIIIIII

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.165 3.164 Instructieregel grootschalige windenergie

JJJJJJJJJJJJ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.166 3.165 Aanwijzing en instructieregel zoekgebied windenergie Roodehaan

KKKKKKKKKKKK

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.168 3.167 Instructieregel testveld onderzoeksturbines

LLLLLLLLLLLL

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.171 3.170 Aanwijzing en begrenzing testveld prototype offshore testturbines

MMMMMMMMMMMM

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.174 3.173 Instructieregel vervanging van windturbines met een ashoogte groter dan 15 meter die geen deel uitmaken van een park- of lijnopstelling

NNNNNNNNNNNN

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.175 3.174 Instructieregel vervanging van windturbines in een park- of lijnopstelling

Dit artikel gaat over vervanging van windturbines die deel uitmaken van een park- of lijnopstelling van meerdere windturbines.

OOOOOOOOOOOO

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.176 3.175 Instructieregel vervanging van windturbines binnen het zoekgebied vervanging windturbines

PPPPPPPPPPPP

Na sectie 3.176 wordt een sectie ingevoegd, luidende:

Artikel 3.178 Instructieregel zonneladder

Dit artikel vloeit voort uit de tussen Rijk, IPO en VNG gemaakte afspraken over het expliciet juridisch borgen in hun verordening door de provincie van de aangescherpte voorkeursvolgorde voor zon zoals toegezegd in de zonnebrief van de minister van BZK van 6 juli 2023 (Kamerstuk 32 813, nr. 1218).

Het toelaten van zonneparken op landbouwgronden is alleen mogelijk als toepassing is gegeven aan de zonneladder waarbij gestreefd wordt naar meervoudig ruimtegebruik en waarbij in volgordelijkheid in de volgende vier treden wordt gekeken naar de mogelijkheid van de plaatsing van zonnepanelen:

  • a.

    op daken en gevels;

  • b.

    op gronden binnen het stedelijk gebied;

  • c.

    op gronden met een andere primaire functie dan landbouwgrond zoals voormalige slibdepots, gesloten stortplaatsen als bedoeld in artikel 8.47 Wet milieubeheer en in werking zijnde zandwinningsplassen;

  • d.

    op landbouwgronden.

De zonneladder is niet van toepassing op opstellingen voor zonne-energie op bestaande bouwpercelen die worden gebruikt om tegemoet te komen aan de eigen energiebehoefte. Dit is geregeld in artikel 3.179, tweede lid.

Wij gaan ervan uit dat gemeenten door het toepassen van de zonneladder meer dan voorheen zullen kiezen voor een andere oplossing dan het toestaan van een opstelling voor zonne-energie op landbouwgronden.

QQQQQQQQQQQQ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.179 Instructieregel zonneparken - toegelaten gebieden

Er moet rekening mee worden gehouden dat in de nabije toekomst de technologie voor de opwekking van zonne-energie een zodanige ontwikkeling zal doormaken dat de ruimtebehoefte voor zonnepanelen zal veranderen. Om te bewerkstelligen dat zonne-energieparken te zijner tijd weer worden opgeruimd en om te voorkomen dat locaties die bij uitstek geschikt zijn als woongebied, als bedrijventerrein of bijvoorbeeld voor de landbouw definitief door zonneparken worden verdrongen, mag de oprichting van een zonnepark alleen vergund worden als publiekrechtelijk is geborgd dat het zonnepark niet langer dan maximaal 30 jaar in stand wordt gehouden.

Voormalige slibdepots (met uitzondering van natuurgebieden) en gesloten stortplaatsen kunnen bij uitstek geschikt zijn voor medegebruik als zonnepark, omdat ander zinvol medegebruik van de betreffende gronden veelal niet mogelijk is. Het is niet noodzakelijk dat de mogelijkheid om op deze locaties een zonnepark te vestigen, voorzien moet zijn in een gemeentelijke gebiedsvisie op zonne-energie.

De onder de vigeur van de Wro door GS op verzoek van gemeenten (op basis van een gemeentelijke gebiedsvisie zonne-energie) aangewezen gebieden waar zonneparken “los” in het buitengebied in beginsel zijn toegelaten in de Omgevingsverordening zijn aangewezen en geometrisch begrensd. Op basis van het delegatiebesluit hebben PS de bevoegdheid aan GS gedelegeerd om eventuele nieuwe gebieden aan te wijzen op basis van een gemeentelijke gebiedsvisie zonne-energie.

Er zullen in de Omgevingsverordening alleen nog gebieden voor zonneparken worden aangewezen, dit kan worden gedaan door Gedeputeerde Staten - op basis van delegatie -, als een project invulling geeft aan het bod van 5,7 TWh zoals geformuleerd in de Regionale Energie Strategie (RES) 1.0 en niet het open landschap aantast. Deze zonneparken mogen bij uitzondering wel los in het buitengebied komen te liggen. Dit is in lijn met het op 20 december 2023 door Provinciale Staten aangenomen voorstel ''Geen zonneparken meer op landbouwgrond boven op RES 1.0''.

Kleinschalige zonneparken aansluitend aan stedelijk gebied zijn nog wel mogelijk, ook als deze geen invulling geven aan het bod van 5,7 TWh zoals geformuleerd in de RES 1.0, als deze passen binnen een gemeentelijke gebiedsvisie voor zonne-energie. Deze gebiedsvisie dient tot stand te komen onder begeleiding of met betrokkenheid van een bij de provincie werkzame deskundig op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur. Gedeputeerde Staten stellen een beoordelingskader op die transparante beoordeling van deze gebiedsvisies borgt. Pas nadat deze gebiedsvisie schriftelijk akkoord is bevonden door Gedeputeerde Staten is het toegestaan om zonneparken boven het bod van 5,7 TWh uit de RES 1.0 aansluitend aan stedelijk gebied te vergunnen. Hierbij dient in ieder geval beargumenteerd te worden dat deze zonneparken aansluitend aan stedelijk gebied nodig zijn.

Voormalige slibdepots die als zodanig herkenbaar zijn in het landschap (met uitzondering van natuurgebieden), gesloten stortplaatsen (als bedoeld in artikel 8.47 Wet milieubeheer) die als zodanig herkenbaar zijn in het landschap en in werking zijnde zandwinningsplassen kunnen bij uitstek geschikt zijn voor medegebruik als zonnepark. Aansluitend aan een bouwperceel is een zonnepark enkel geschikt wanneer het vermogen van het park passend is bij het energieverbruik van het betreffende perceel en dit ruimtelijk passend is bij het bouwperceel.

Indien sprake is van een opslaginstallatie als onderdeel van het zonnepark dient door een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur beoordeeld te worden of deze opslaginstallatie landschappelijk inpasbaar is. Hierbij geschied de beoordeling op basis van artikel 3.180 lid 5 en artikel 3.9. Aanvullend dient door een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van omgevingsveiligheid beoordeeld te worden of deze opslaginstallatie binnen het betreffende zonnepark veilig in te passen is. Op basis van bovenstaande zaken kan beoordeeld worden dat een opslaginstallatie binnen een zonnepark ongeschikt is. Afsluitend is het van belang dat de batterij achter-de-meter van het zonnepark wordt aangesloten en een positieve transportindicatie is afgegeven voor het terug leveren van energie.

RRRRRRRRRRRR

Na sectie 3.179 wordt een sectie ingevoegd, luidende:

Artikel 3.180 Instructieregel zonneparken - voorwaarden

In dit artikel is bepaald in welke gebieden de plaatsing van zonnepanelen is uitgesloten.

SSSSSSSSSSSS

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.12 Verboden activiteiten in aandachtsgebieden voor stilte en duisternis

Dit artikel regelt de instrumentkeuze voor de regels over de activiteiten als bedoeld in artikel 4.9. Voor de beschreven nieuwe activiteiten zoals hier beschreven geldt een absoluut verbod. Met een absoluut verbod worden de aandachtsgebieden voor stilte en duisternis zo goed mogelijk beschermd.

TTTTTTTTTTTT

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.17 Vrijstelling vergunningplicht andere soorten

Artikel 11.56 van het Besluit activiteiten leefomgeving biedt de grondslag om in de omgevingsverordening gevallen aan te wijzen waarin het verbod van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.54 van dat besluit (andere soorten) te verrichten, niet geldt. In dit artikel zijn die gevallen aangewezen. De mogelijkheid tot het aanwijzen van vergunningvrije gevallen in de verordening is beperkt in artikel 11.58 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

De provincie Groningen heeft enkele Rijkstaken in het kader van de natuurwetgeving in 2017 beleidsarm overgenomen. Eén van deze onderdelen was het vrijstellen (minder strikt beschermen) van een aantal algemeen voorkomende diersoorten. Dit betreft de lijst van bijlage 6 6.2 van de verordening. Activiteiten die van invloed zijn op deze soorten zijn vrijgesteld van vergunningplicht. Met de soorten in deze bijlage hoeft minder rekening te worden gehouden bij bijvoorbeeld ruimtelijke ingrepen. Dat deze soorten vrijgesteld zijn bij het verrichten van bepaalde handelingen is gelegitimeerd omdat het goed gaat met de soorten.



Echter, uit onderzoek in opdracht van de provincie Groningen is gebleken dat het minder goed gaat met de bunzing en hermelijn. Naast deze twee soorten blijkt op basis van landelijke trends dat het ook met de haas steeds slechter gaat. Op de lijst Groninger soorten zoals in onze Natuurvisie opgenomen zijn deze drie soorten nu dan ook aangemerkt met de stoplichtkleur rood. Het is daarom niet langer gelegitimeerd om deze soorten vrij te stellen van de vergunningplicht. Deze soorten zijn daarom niet opnieuw aangewezen.

Echter, uit onderzoek in opdracht van de provincie Groningen is gebleken dat het minder goed gaat met de bunzing en hermelijn. Naast deze twee soorten blijkt op basis van landelijke trends dat het ook met de haas steeds slechter gaat. Op de lijst Groninger soorten zoals in onze Natuurvisie opgenomen zijn deze drie soorten nu dan ook aangemerkt met de stoplichtkleur rood. Het is daarom niet langer gelegitimeerd om deze soorten vrij te stellen van de vergunningplicht. Deze soorten zijn daarom niet opnieuw aangewezen.

UUUUUUUUUUUU

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.22 Wijze van melden van het Gegevens en bescheiden vellen van houtopstanden

Dit artikel regelt dat Gedeputeerde Staten een formulier kunnen vaststellen voor het melden van het vellen van houtopstanden. Van een dergelijk formulier kan gebruik gemaakt worden in aanvulling op de landelijke voorziening voor het doen van meldingen.

In dit artikel is bepaald welke gegevens en bescheiden bij een melding voor het geheel of gedeeltelijk vellen van een houtopstand, waarvoor Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn, moeten worden verstrekt.

VVVVVVVVVVVV

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.45 Activiteiten

Deze afdeling gaat over milieubelastende activiteiten op gesloten stortplaatsen. Gedeputeerde Staten hebben de zorg voor gesloten stortplaatsen, en volgens artikel 2.15, tweede lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, kan een aanvullend verbod worden gesteld om een activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten, vanwege het uitoefenen van taken op het gebied van de zorg voor een gesloten stortplaats als bedoeld in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer.

Deze afdeling gaat over alle activiteiten op gesloten stortplaatsen. Gedeputeerde Staten hebben de zorg voor gesloten stortplaatsen, en volgens artikel 2.15, tweede lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, kan een aanvullend verbod worden gesteld om een activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten, vanwege het uitoefenen van taken op het gebied van de zorg voor een gesloten stortplaats als bedoeld in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer.

Op grond van het oude recht werden inrichtingen in, op, onder of over een plaats waar de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg met betrekking tot een gesloten stortplaats wordt uitgevoerd, in alle gevallen aangewezen als vergunningplichtige inrichtingen. Daarnaast was in de omgevingsverordening een verbod met ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor een aantal handelingen in, op, onder of over een gesloten stortplaats. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het inrichtingenbegrip vervallen en is tevens de wettelijke vergunningplicht voor activiteiten op gesloten stortplaatsen vervallen. Op grond van artikel 2.15, tweede lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving is het aan de provincies overgelaten om dit te reguleren in de omgevingsverordening. Hieraan is met dit artikel invulling gegeven.

WWWWWWWWWWWW

Na sectie 4.46 wordt een sectie ingevoegd, luidende:

Artikel 4.47 Aanwijzing en geometrische begrenzing

In bijlage 2 is het werkingsgebied 'stortplaatsen' aangewezen. Dit werkingsgebied bevat zowel gesloten als nog niet gesloten stortplaatsen. De werking van de artikelen die binnen het gebied 'stortplaatsen' vallen, wordt echter beperkt doordat de betreffende afdeling alleen gaat over activiteiten op gesloten stortplaatsen. Dit betekent dat de specifieke zorgplicht en de vergunningplicht niet gelden voor een nog niet gesloten stortplaats die is gelegen in het werkingsgebied 'stortplaatsen'. Zodra een stortplaats wel gesloten wordt, gelden de specifieke zorgplicht en de vergunningplicht wel.

XXXXXXXXXXXX

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.48 Specifieke zorgplicht

Deze afdeling gaat over milieubelastende activiteiten op gesloten stortplaatsen. In dit artikel is een specifieke zorgplicht opgenomen als vangnetbepaling. Dit om onvoorziene situaties te reguleren en zo in alle gevallen de bescherming van de gesloten stortplaats, de nazorg en de nazorgvoorzieningen te garanderen. Een specifieke zorgplicht is een algemene regel en geldt direct voor burgers en bedrijven.

YYYYYYYYYYYY

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.49 Omgevingsvergunning

In dit artikel is een verbod opgenomen om op een gesloten stortplaats zonder vergunning omgevingsvergunning activiteiten te verrichten als bedoeld in artikel 4.45. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn het inrichtingenbegrip en de wettelijke vergunningplicht vervallen. Volgens artikel 2.15 van het Besluit activiteiten leefomgeving is het nu aan Gedeputeerde Staten om dit te reguleren in de omgevingsverordening en hieraan is met dit artikel invulling gegeven.

ZZZZZZZZZZZZ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.50 Beoordelingsregel

In dit artikel zijn de beoordelingsregels opgenomen voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.49. Een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit op een gesloten stortplaats kan alleen worden verleend als wordt voldaan aan de in dit artikel opgenomen criteria. De beoordeling of wordt voldaan aan de in dit artikel opgenomen criteria is aan Gedeputeerde Staten.

AAAAAAAAAAAAA

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.51 Aanvraagvereisten

In dit artikel is bepaald welke gegevens bij de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld moeten worden verstrekt. De gegevens die in artikel 4.49 ieder geval moeten worden verstrekt zijn opgenomen in bijlage 10, waar in dit artikel naar verwezen wordt. De beoordeling van de volledigheid van deze gegevens is aan Gedeputeerde Staten.

BBBBBBBBBBBBB

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.57 Toepassingsbereik

In dit artikel worden activiteiten uitgezonderd die worden uitgevoerd door of in opdracht van de provincie of het Rijk. Activiteiten van de provincie zijn immers gericht op het behouden of verbeteren van de staat en werking van de vaarweg, en zullen daardoor dus in het algemeen geen of beperkte nadelige gevolgen hebben. Bij activiteiten van de provincie kan onder andere worden gedacht aan onderhoud en herstel van de vaarweg of aanleg en wijziging van de vaarweg. Bij activiteiten van het Rijk zal er altijd sprake zijn van een landelijk belang, daarom zijn deze activiteiten ook uitgezonderd in deze afdeling.

CCCCCCCCCCCCC

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.59 Specifieke zorgplicht

Dit artikel bevat een specifieke zorgplicht voor eenieder die een beperkingengebiedactiviteit verricht. Met de systematiek van deze bepaling wordt aangesloten bij de systematiek van de specifieke zorgplicht in artikel 8.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Dit artikel sluit aan bij de oogmerken van het behoeden van de staat en de werking van de infrastructuur voor nadelige gevolgen van activiteiten, zoals omschreven in artikel 3.134 3.133. Dit artikel geeft de mogelijkheid voor Gedeputeerde Staten om te handhaven op alle activiteiten die mogelijk schade aan de vaarweg kunnen berokkenen.

De strekking van de specifieke zorgplicht is in het tweede lid aangevuld met de plicht om maatregelen te treffen om ongewone voorvallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken, waarbij verwezen wordt naar artikel 19.1 van de wet. Bij ongewone voorvallen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het omvallen van een tankwagen. Ongewone voorvallen bij activiteiten op of rond een provinciale weg kunnen gevaarlijk zijn voor de staat en werking van die weg, zodat van iedereen de nodige maatregelen mogen worden verwacht om ongewone voorvallen te voorkomen en de gevolgen ervan te beperken.

DDDDDDDDDDDDD

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.61 Aanwijzing omgevingsvergunningplichtige gevallen provinciale vaarwegen

Er kan volgens de wet een omgevingsvergunning worden verleend voor beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot de fysieke leefomgeving. In artikel 5.4 van de wet is bepaald dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten wanneer dat in de omgevingsverordening is bepaald. Dit artikel wijst de omgevingsvergunningsplichtige activiteiten aan.

Een aantal activiteiten die spanning kunnen opleveren met de oogmerken zoals omschreven in artikel 3.134 3.133 zijn opgenomen onder dit artikel. In de praktijk zal het vaak gaan om het leggen van kabels en leidingen en het maken van werken in de provinciale vaarweg. Bij dit laatste kan worden gedacht aan bijvoorbeeld los- en laadkades, ligplaatsvoorzieningen, steigers en aanlegplaatsen. Voor het overige zijn alle activiteiten omgevingsvergunningsplichtig waarbij de oogmerken in het geding komen.

EEEEEEEEEEEEE

Na sectie 4.72 worden vijf secties ingevoegd, luidende:

Artikel 4.76 Beoordelingsregel starten veehouderij in invloedsgebied voor verzuring gevoelige gebieden

Binnen de 'voor verzuring gevoelige gebieden' en de 'invloedsgebieden voor verzuring gevoelige gebieden' mogen in beginsel geen omgevingsvergunningen worden verleend voor de oprichting of verandering van een veehouderij, indien deze oprichting of verandering leidt tot een verhoging van de ammoniakemissie.

Tot het moment dat de Omgevingswet in werking is getreden werden de door Provinciale Staten aangewezen verzuringsgevoelige gebieden beschermd tegen de depositie van ammoniak afkomstig uit stallen van veehouderijen. Hierover waren regels gesteld in de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). De Omgevingswet regelt niet uit zichzelf de bescherming van deze verzuringsgevoelige gebieden. Wanneer een provincie deze gebieden nog steeds wil beschermen, dan moeten hiervoor beoordelingsregels worden opgenomen in de omgevingsverordening. Dit blijkt uit artikel 8.21 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens, bedoeld in artikel 3.201 van het Besluit activiteiten leefomgeving, of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie, bedoeld in artikel 3.202 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover die activiteit wordt verricht in een dierenverblijf, wordt bij de beoordeling van de aanvraag rekening gehouden met de gevolgen van de emissie van ammoniak door dat dierenverblijf op voor verzuring gevoelige gebieden, die gevoelig zijn voor de effecten van ammoniak als daarover regels als bedoeld in artikel 5.19, eerste lid, van de Omgevingswet zijn gesteld in de omgevingsverordening.

Omdat de bescherming van verzuringsgevoelige gebieden nog steeds van belang is, zijn hiervoor in de omgevingsverordening regels opgenomen. Doel is om dezelfde regels te laten gelden als die ook onder de werking van de Wav golden en er is niet beoogd om wijziging aan te brengen in deze regels.

Artikel 4.77 Beoordelingsregel veranderen veehouderij in invloedsgebied voor verzuring gevoelige gebieden

Binnen de 'voor verzuring gevoelige gebieden' en de 'invloedsgebieden voor verzuring gevoelige gebieden' mogen in beginsel geen omgevingsvergunningen worden verleend voor de oprichting of verandering van een veehouderij, indien deze oprichting of verandering leidt tot een verhoging van de ammoniakemissie.

Tot het moment dat de Omgevingswet in werking is getreden werden de door Provinciale Staten aangewezen verzuringsgevoelige gebieden beschermd tegen de depositie van ammoniak afkomstig uit stallen van veehouderijen. Hierover waren regels gesteld in de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). De Omgevingswet regelt niet uit zichzelf de bescherming van deze verzuringsgevoelige gebieden. Wanneer een provincie deze gebieden nog steeds wil beschermen, dan moeten hiervoor beoordelingsregels worden opgenomen in de omgevingsverordening. Dit blijkt uit artikel 8.21 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens, bedoeld in artikel 3.201 van het Besluit activiteiten leefomgeving, of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie, bedoeld in artikel 3.202 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover die activiteit wordt verricht in een dierenverblijf, wordt bij de beoordeling van de aanvraag rekening gehouden met de gevolgen van de emissie van ammoniak door dat dierenverblijf op voor verzuring gevoelige gebieden, die gevoelig zijn voor de effecten van ammoniak als daarover regels als bedoeld in artikel 5.19, eerste lid, van de Omgevingswet zijn gesteld in de omgevingsverordening.

Omdat de bescherming van verzuringsgevoelige gebieden nog steeds van belang is, zijn hiervoor in de omgevingsverordening regels opgenomen. Doel is om dezelfde regels te laten gelden als die ook onder de werking van de Wav golden en er is niet beoogd om wijziging aan te brengen in deze regels.

Artikel 4.78 Beoordelingsregel starten veehouderij in invloedsgebied voor verzuring gevoelige gebieden, uitzondering

Binnen de 'voor verzuring gevoelige gebieden' en de 'invloedsgebieden voor verzuring gevoelige gebieden' mogen in beginsel geen omgevingsvergunningen worden verleend voor de oprichting of verandering van een veehouderij, indien deze oprichting of verandering leidt tot een verhoging van de ammoniakemissie.

Tot het moment dat de Omgevingswet in werking is getreden werden de door Provinciale Staten aangewezen verzuringsgevoelige gebieden beschermd tegen de depositie van ammoniak afkomstig uit stallen van veehouderijen. Hierover waren regels gesteld in de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). De Omgevingswet regelt niet uit zichzelf de bescherming van deze verzuringsgevoelige gebieden. Wanneer een provincie deze gebieden nog steeds wil beschermen, dan moeten hiervoor beoordelingsregels worden opgenomen in de omgevingsverordening. Dit blijkt uit artikel 8.21 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens, bedoeld in artikel 3.201 van het Besluit activiteiten leefomgeving, of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie, bedoeld in artikel 3.202 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover die activiteit wordt verricht in een dierenverblijf, wordt bij de beoordeling van de aanvraag rekening gehouden met de gevolgen van de emissie van ammoniak door dat dierenverblijf op voor verzuring gevoelige gebieden, die gevoelig zijn voor de effecten van ammoniak als daarover regels als bedoeld in artikel 5.19, eerste lid, van de Omgevingswet zijn gesteld in de omgevingsverordening.

Omdat de bescherming van verzuringsgevoelige gebieden nog steeds van belang is, zijn hiervoor in de omgevingsverordening regels opgenomen. Doel is om dezelfde regels te laten gelden als die ook onder de werking van de Wav golden en er is niet beoogd om wijziging aan te brengen in deze regels.

Artikel 4.79 Beoordelingsregel voor verandering veehouderij in invloedsgebied voor verzuring gevoelige gebieden, uitzondering

Binnen de 'voor verzuring gevoelige gebieden' en de 'invloedsgebieden voor verzuring gevoelige gebieden' mogen in beginsel geen omgevingsvergunningen worden verleend voor de oprichting of verandering van een veehouderij, indien deze oprichting of verandering leidt tot een verhoging van de ammoniakemissie.

Tot het moment dat de Omgevingswet in werking is getreden werden de door Provinciale Staten aangewezen verzuringsgevoelige gebieden beschermd tegen de depositie van ammoniak afkomstig uit stallen van veehouderijen. Hierover waren regels gesteld in de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). De Omgevingswet regelt niet uit zichzelf de bescherming van deze verzuringsgevoelige gebieden. Wanneer een provincie deze gebieden nog steeds wil beschermen, dan moeten hiervoor beoordelingsregels worden opgenomen in de omgevingsverordening. Dit blijkt uit artikel 8.21 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens, bedoeld in artikel 3.201 van het Besluit activiteiten leefomgeving, of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie, bedoeld in artikel 3.202 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover die activiteit wordt verricht in een dierenverblijf, wordt bij de beoordeling van de aanvraag rekening gehouden met de gevolgen van de emissie van ammoniak door dat dierenverblijf op voor verzuring gevoelige gebieden, die gevoelig zijn voor de effecten van ammoniak als daarover regels als bedoeld in artikel 5.19, eerste lid, van de Omgevingswet zijn gesteld in de omgevingsverordening.

Omdat de bescherming van verzuringsgevoelige gebieden nog steeds van belang is, zijn hiervoor in de omgevingsverordening regels opgenomen. Doel is om dezelfde regels te laten gelden als die ook onder de werking van de Wav golden en er is niet beoogd om wijziging aan te brengen in deze regels.

Artikel 4.80 Beoordelingsregel bepalen ammoniakemissie voor al vergunde dieren in invloedsgebied voor verzuring gevoelige gebieden

Binnen de 'voor verzuring gevoelige gebieden' en de 'invloedsgebieden voor verzuring gevoelige gebieden' mogen in beginsel geen omgevingsvergunningen worden verleend voor de oprichting of verandering van een veehouderij, indien deze oprichting of verandering leidt tot een verhoging van de ammoniakemissie.

Tot het moment dat de Omgevingswet in werking is getreden werden de door Provinciale Staten aangewezen verzuringsgevoelige gebieden beschermd tegen de depositie van ammoniak afkomstig uit stallen van veehouderijen. Hierover waren regels gesteld in de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). De Omgevingswet regelt niet uit zichzelf de bescherming van deze verzuringsgevoelige gebieden. Wanneer een provincie deze gebieden nog steeds wil beschermen, dan moeten hiervoor beoordelingsregels worden opgenomen in de omgevingsverordening. Dit blijkt uit artikel 8.21 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens, bedoeld in artikel 3.201 van het Besluit activiteiten leefomgeving, of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie, bedoeld in artikel 3.202 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover die activiteit wordt verricht in een dierenverblijf, wordt bij de beoordeling van de aanvraag rekening gehouden met de gevolgen van de emissie van ammoniak door dat dierenverblijf op voor verzuring gevoelige gebieden, die gevoelig zijn voor de effecten van ammoniak als daarover regels als bedoeld in artikel 5.19, eerste lid, van de Omgevingswet zijn gesteld in de omgevingsverordening.

Omdat de bescherming van verzuringsgevoelige gebieden nog steeds van belang is, zijn hiervoor in de omgevingsverordening regels opgenomen. Doel is om dezelfde regels te laten gelden als die ook onder de werking van de Wav golden en er is niet beoogd om wijziging aan te brengen in deze regels.

FFFFFFFFFFFFF

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 4.13 4.14 Omgevingsveiligheid

GGGGGGGGGGGGG

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.73 4.81 Oogmerken

HHHHHHHHHHHHH

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.74 4.82 Activiteiten

IIIIIIIIIIIII

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.75 4.83 Aanwijzing en instructieregel functietoedeling

Het eerste lid van dit artikel regelt dat in een omgevingsplan dat activiteiten als bedoeld in artikel 4.74 4.82 toelaat of wijzigt in het gebied Industrie- en bedrijventerreinen Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl, rekening wordt gehouden met een maximale toename van het plaatsgebonden risico.

Het tweede lid van dit artikel regelt hoe het plaatsgebonden risico moet worden bepaald.

JJJJJJJJJJJJJ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.79 Oogmerken

Het beleid van de provincie Groningen is erop gericht geurklachten substantieel te verminderen en dit wordt gezien als provinciaal belang. In deze afdeling zijn regels gesteld om hieraan uitvoering te geven. Deze regels dragen bij aan het oplossen van ernstige industriële geurhinder en het voorkomen van nieuwe industriële geurhinder.

[Vervallen]

KKKKKKKKKKKKK

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.76 4.84 Instructieregel vergunningplicht

In dit artikel is bepaald dat een omgevingsplan dat van toepassing is op het gebied Industrie- en bedrijventerreinen Structuurvisie Eemsmond - Delfzijl, regelt dat voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.74 4.82 een omgevingsvergunning moet worden verleend.

LLLLLLLLLLLLL

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.80 Toepassingsbereik

In deze bepaling is aangegeven dat deze regels zijn niet van toepassing op agrarische activiteiten en communale rioolwaterzuiveringsinstallaties. Daarnaast hebben afspraken zoals die zijn vastgelegd in het kader van het convenant Integratie Milieu en Ruimtelijke ordening suikerindustrie (convenant IMR-2013) voorrang boven deze bepaling zolang deze geldend zijn.

[Vervallen]

MMMMMMMMMMMMM

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.77 4.85 Instructieregel aanvraagvereisten

In dit artikel is bepaald dat een omgevingsplan dat van toepassing is op het gebied Industrie- en bedrijventerreinen Structuurvisie Eemsmond - Delfzijl, regelt welke gegevens bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.74 4.82 moeten worden verstrekt.

NNNNNNNNNNNNN

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.81 Vergunningplicht bij milieubelastende activiteiten die geurrelevant kunnen zijn, bevoegd gezag Gedeputeerde Staten

In dit artikel is een omgevingsvergunningplicht opgenomen wanneer niet kan worden voorkomen dat de geur van het bedrijf waarneembaar is bij geurgevoelige gebouwen buiten bedrijventerreinen, niet zijnde eigen bedrijfswoningen. Zodoende kan de cumulatieve geurbelasting in beeld worden gebracht en kan worden gemonitord ten behoeve van een eventuele omgevingswaarde.

[Vervallen]

OOOOOOOOOOOOO

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.78 4.86 Aanvraagvereisten cumulatie omgevingsveiligheid windparken

In dit artikel is bepaald welke gegevens moeten worden verstrekt bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.74 4.82, in het gebied Industrie- en bedrijventerreinen Structuurvisie Eemsmond - Delfzijl, waarvoor Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn. De beoordeling van de volledigheid van deze gegevens is aan Gedeputeerde Staten.

PPPPPPPPPPPPP

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.82 Beoordelingssystematiek aanvraag omgevingsvergunning en vaststellen maatwerkvoorschrift

De methodiek zoals vastgelegd in bijlage 9 zorgt ervoor dat de geurrelevantie overal in de provincie op uniforme wijze wordt vastgesteld.

[Vervallen]

QQQQQQQQQQQQQ

Na sectie 5.8 wordt een sectie ingevoegd, luidende:

Artikel 5.16 Omgevingsvergunning

Met dit artikel wordt voorkomen dat er onder de genoemde omstandigheden geen verbod geldt om zonder omgevingsvergunning een sanering van grondwater te verrichten voordat dit in het omgevingsplan is gereguleerd. Dit is nodig om te voorkomen dat het grondwater wordt verontreinigd dan wel om te verzekeren dat verdere verspreiding van de grondwaterverontreiniging wordt beheerst.

RRRRRRRRRRRRR

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.10 Instructieregel veiligheid regionale waterkeringen

De regionale waterkeringen zijn indicatief begrensd (zie artikel 2.3). Dit artikel verplicht het waterschap om de regionale waterkeringen in de legger exact te begrenzen

In artikel 2.3 2.4 zijn ook de omgevingswaarden vastgesteld voor de door regionale waterkeringen beschermde gebieden. Het waterschapsbestuur wordt bij deze instructieregel opgedragen om bij de zorg voor de regionale waterkeringen de omgevingswaarden in acht te nemen. Bij de beoordeling van de veiligheid van de regionale waterkeringen moet aan de omgevingswaarden zijn voldaan.

Het voldoen aan de omgevingswaarden is een resultaatsverplichting.

SSSSSSSSSSSSS

Na sectie 7.19 wordt een sectie ingevoegd, luidende:

Artikel 8.3 Aanpassingstermijn omgevingsplan

Artikel 2.23 van de Omgevingswet biedt een grondslag om een termijn te stellen aan bestuursorganen waarbinnen uitvoering moet zijn gegeven aan de instructieregels. Daarom is bepaald dat binnen 1 jaar na inwerkingtreding van deze verordening de gemeenteraden of B&W - als sprake is van een door de gemeenteraad gedelegeerde bevoegdheid - de inhoud van het omgevingsplan in overeenstemming dienen te brengen met de instructieregels in de verordening. Deze uitvoeringstermijn geldt ook in het geval van een wijziging van de verordening, tenzij bij de gewijzigde regels een andere termijn wordt gesteld.

Naar boven