Provinciaal blad van Overijssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2025, 6798 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2025, 6798 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Deze publicatie bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst. Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De publicatie wordt standaard getoond met verschilmarkering. Door te kiezen voor ‘Was’ of ‘Wordt’ kunt u de voormalige of vernieuwde tekst op zichzelf bekijken.
Toon versie van document
Dit document bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst.
Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
Provinciale Staten van Overijssel,
Gezien de voorstellen van Gedeputeerde Staten van Overijssel van 11 maart 2025 met kenmerk 2025-005823, besluiten:
de Actualisatie 2025 Omgevingsverordening Overijssel gewijzigd vast te stellen in de vorm van de volgende digitale documenten met kenmerk /AKN/nl/pv23/2023/omgevingsververordening,
zoals is aangegeven in Bijlage A.
de Actualisatie 2025 Omgevingsverordening Overijssel in werking te laten treden met ingang van 1 mei 2025.
Zwolle, 16 april 2025
Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter, ir. A.P. Heidema
griffier, drs. R. Wiggers MMC
A
Artikel 2.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Op het voldoen aan de omgevingswaarden voor de veiligheid van regionale waterkeringen als bedoeld in Artikel 2.4, kan in het waterbeheerprogramma een uitzondering worden gemaakt.
Het eerste lid geldt voor gevallen waarin:
het voldoen aan de omgevingswaarde onevenredig kostbaar is;
door omstandigheden buiten de invloedssfeer van het algemeen bestuur van het waterschap de resultaten van de beoordeling van de veiligheid van de regionale waterkering zo wijzigen dat niet wordt of kan worden voldaan aan de omgevingswaarde; o
of
fondanks
ondanks de verrichte handelingen daartoe niet binnen een passende termijn is of kan worden voldaan aan de omgevingswaarde door de doorlooptijd van het treffen van maatregelen om te voldoen aan de omgevingswaarde.
B
Artikel 3.21 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In afwijking van de verboden, bedoeld in artikel 5.1, lid 2, aanhef en onder g van de Omgevingswet, is het toegestaan keutels
uitwerpselen, braakballen, losse veren en sterrenschot afkomstig van beschermde diersoorten
vogels, onder zich te hebben en te vervoeren als dat in het belang is voor onderzoek en onderwijs.
C
Na artikel 3.43 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In de boringsvrije zone Salland Diep Noord is het verboden om lozingen in de bodem te doen op een diepte van meer dan 50 meter onder het maaiveld.
In de boringsvrije zone Salland Diep Noord is het verboden om dieper dan 50 meter onder het maaiveld een bodemenergiesysteem aan te leggen.
In de boringsvrije zone Salland Diep Noord is het verboden om mechanische ingrepen uit te voeren dieper dan 50 meter onder het maaiveld.
Het verbod, bedoeld in het derde lid, geldt niet voor mechanische ingrepen van het drinkwaterbedrijf die noodzakelijk zijn voor de waterwinning of de ontwikkeling van een waterwinning.
D
Artikel 3.132 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het verbod in artikel 5.1 van de Omgevingswet om zonder omgevingsvergunning een ontgrondingsactiviteit te verrichten bedoeld, geldt in afwijking van artikel 16.7 van het Besluit activiteiten leefomgeving ook voor de volgende activiteiten:
het aanleggen, onderhouden, wijzigen of opruimen van een werk door of in opdracht van gemeenten of waterschappen, met inbegrip van de aanleg van waterpartijen als meer dan 10.000 m3 vaste stoffen uit één of meer waterpartijen wordt ontgraven en waarbij dieper wordt gegraven dan 3 meter beneden het oorspronkelijke niveau;
het aanleggen, onderhouden, wijzigen of opruimen van rijkswaterstaatswerken en werken door of op last van de provincie Overijssel;
het aanleggen, onderhouden of veranderen van een oppervlaktewaterlichaam, bedoeld in art 16.7, onderdeel j, onder 2 van het Besluit activiteiten leefomgeving als:
1) het oppervlaktewaterlichaam een bodembreedte van niet meer dan 5 m; en
2) grondlagen dieper dan 3 m onder het oorspronkelijke maaiveld ongemoeid blijven
wordt gegraven;
het ontgronden voor een waterput, reservoir bassin, vijver, poel of daarmee vergelijkbare voorziening zoals bedoeld in artikel 16.7, onderdeel a, onder 2 van het Besluit activiteiten leefomgeving, als er meer dan 500 m3 vaste stof wordt ontgraven;
het aanleggen of wijzigen van gronddepots zoals bedoeld in art 16.7, onderdeel k onder 1, van het Besluit activiteiten leefomgeving, als de grond meer dan 5 jaar voor de voorgenomen ontgrondingsactiviteit is neergelegd.
E
Artikel 3.133 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet, om zonder omgevingsvergunning een ontgrondingsactiviteit te verrichten, geldt niet voor ontgrondingsactiviteiten voor zover die tot doel hebben het verkrijgen van bodemmateriaal en als het gaat om:
het aanleggen of wijzigen van een buitenmanege, als:
1) die niet groter is dan 1.500 m²;
2) die niet gelegen is in landschappelijk of natuurwetenschappelijk gevoelige gebieden,
3) er alleen sprake is van omwisseling van deklaag en onderliggend zand; en
4) grondlagen dieper dan 1,0 m onder het oorspronkelijke maaiveld ongemoeid blijven;
het aanleggen, verhogen, verzwaren of onderhouden van waterkeringen;
het aanleggen, onderhouden, wijzigen of opruimen van een werk door of in opdracht van gemeenten of waterschappen, met inbegrip van de aanleg van waterpartijen als minder dan 10.000 m3 vaste stoffen uit één of meer waterpartijen wordt ontgraven en waarbij niet dieper wordt gegraven dan 3 meter beneden het oorspronkelijke niveau;
Het eerste lid is niet van toepassing op ontgrondingsactiviteiten waarvoor een eis geldt om een milieueffectrapportage (m.e.r.
mer) op te stellen of te beoordelen of de eis geldt om te beoordelen of een milieueffectrapportage moet worden opgesteld, tenzij er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
F
Artikel 3.134 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het is verboden om zonder voorafgaande melding een ontgrondingsactiviteit bedoeld in artikel 16.7 en artikel 16.8 van het Besluit activiteiten leefomgeving en als bedoeld in het Artikel 3.133 van deze verordening, te verrichten als daarbij meer dan 10.000 m3 wordt ontgraven.
De melding wordt uiterlijk twee weken voor het begin van de ontgrondingsactiviteit langs elektronische weg bij Gedeputeerde Staten gedaan met gebruikmaking van het elektronische formulier dat op de datum van indiening van de aanvraag beschikbaar is via de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 20.21 van de Omgevingswet.
G
Artikel 4.46 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
H
Artikel 4.69 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
I
Na artikel 4.86 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Een omgevingsplan dat betrekking heeft op de boringsvrije zone Salland Diep Noord bevat een verbod om milieubelastende activiteiten op bedrijfslocaties te verrichten die de beschermende functie kunnen aantasten van de beschermende bodemlaag tussen het maaiveld en het watervoerend pakket waaruit grondwater wordt onttrokken voor de drinkwaterwinning.
Het omgevingsplan bevat in ieder geval een verbod om binnen de boringsvrije zone de volgende milieubelastende activiteiten op bedrijfslocaties te verrichten:
aanleggen van een bodemenergiesysteem in de bodem dieper dan 50 meter onder het maaiveld;
doen van een lozing in de bodem dieper dan 50 meter onder het maaiveld van koelwater, afvalwater of andere vloeistoffen, waarin schadelijke stoffen voorkomen; en
uitvoeren van mechanische ingrepen dieper dan 50 meter onder het maaiveld.
In afwijking van Artikel 4.86a, eerste lid, en Artikel 4.86a, tweede lid onder c, kan een omgevingsplan op bedrijfslocaties binnen de boringsvrije zone Salland Diep Noord het uitvoeren van mechanische ingrepen van het drinkwaterbedrijf die noodzakelijk zijn voor de waterwinning of de ontwikkeling van een waterwinning toestaan.
J
Artikel 5.15 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Een waterschapsverordening staat onttrekken van grondwater of infiltreren van water in een grondwaterlichaam alleen toe met een omgevingsvergunning of na het doen van een melding.
Het eerste lid is niet van toepassing op grondwateronttrekkingen en infiltreren van water in een grondwaterlichaam die kleiner zijn dan 50.000 m3 per jaar en op tijdelijke grondwateronttrekkingen en infiltraties van in totaal 50.000 m3, tenzij Artikel 5.16 of Artikel 5.16a van toepassing is.
K
Na artikel 5.16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Een waterschapsverordening die betrekking heeft op gebieden die zijn gelegen in de boringsvrije zone Salland Diep Noord bevat een verbod op grondwateronttrekkingen op een diepte van meer dan 50 m beneden het maaiveld voor andere doeleinden dan voor de ontwikkeling van een openbare drinkwaterwinning.
L
Bijlage II wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe4f59dfd-58e9-43de-ad8c-512578a0e66c/nld@2024‑10‑22;635
/join/id/regdata/pv23/2024/gio44c27632-5ee2-48bf-ad82-86b0d25578a7/nld@2024‑10‑22;638
/join/id/regdata/pv23/2024/gio53384e7c-bd7d-458d-aa3e-47df68e68ae8/nld@2024‑10‑22;634
/join/id/regdata/pv23/2024/giod543d619-c839-4bbe-b1fc-3cde36f0922a/nld@2024‑10‑22;633
/join/id/regdata/pv23/2024/gio78f60777-452c-4206-9fad-865bc2d92139/nld@2024‑10‑22;636
/join/id/regdata/pv23/2024/gio63089ee7-e3b3-4b3a-9040-c8c85891bc71/nld@2024‑10‑22;632
/join/id/regdata/pv23/2024/giod9d20093-805b-4524-92a3-efff5b6ea914/nld@2024‑10‑22;629
/join/id/regdata/pv23/2024/gio03025b5e-3d98-4fec-805f-919ac701480a/nld@2024‑10‑22;637
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5d65f201-5e8a-453d-9887-09c684bd1416/nld@2024‑10‑22;630
/join/id/regdata/pv23/2024/gio23b2fec3-b310-4c6a-b7d8-54c56d873847/nld@2024‑10‑22;631
/join/id/regdata/pv23/2024/giod7ad5491-8857-4a0e-8442-812aa1666f1a/nld@2024‑10‑22;628
/join/id/regdata/pv23/2024/gio7df93aad-85ce-4a4f-bea4-d575772072bf/nld@2024‑10‑22;651
/join/id/regdata/pv23/2024/gio195a634a-7abb-40d3-b319-8337bfa20c7b/nld@2024‑10‑22;646
/join/id/regdata/pv23/2024/gioa9eac0cc-ed01-44bd-ad4e-6d93a34bfcc5/nld@2024‑10‑22;647
/join/id/regdata/pv23/2024/gio313681a5-1a33-4e6b-b562-71ab06a53ff2/nld@2024‑10‑22;644
/join/id/regdata/pv23/2024/gioa805a3bf-fd8e-49e9-86fc-b6513c5fceb7/nld@2024‑10‑22;649
/join/id/regdata/pv23/2024/gio30a162e4-d12c-420b-8221-92139551fb0b/nld@2024‑10‑22;650
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8ebde3c0-8aa4-4b73-a8d6-64f0c2da244b/nld@2024‑10‑22;641
/join/id/regdata/pv23/2024/giofea401be-909d-438d-b857-2080c8cd64f1/nld@2024‑10‑22;642
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8711b662-fddc-455a-9616-f69ba2e836b9/nld@2024‑10‑22;648
/join/id/regdata/pv23/2024/gioc3af3411-c3d3-477d-83f1-fc113283e27d/nld@2024‑10‑22;643
/join/id/regdata/pv23/2024/gioba72ccd6-672c-43b1-9636-746be706ea9e/nld@2024‑10‑22;645
/join/id/regdata/pv23/2024/gio49b72896-3519-42a5-9f97-e3d0e633657f/nld@2024‑10‑22;640
/join/id/regdata/pv23/2024/gio3057a338-9f8b-483e-ad3d-3b2e03d52310/nld@2024‑10‑22;664
/join/id/regdata/pv23/2024/gio960ed637-7ce4-44be-a6c9-be75412b6f79/nld@2024‑10‑22;655
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0a4f0df6-ade6-48a7-95d7-a6f792c31b03/nld@2024‑10‑22;662
/join/id/regdata/pv23/2024/gio3eac694d-348a-4e3e-8679-57261e346bfe/nld@2024‑10‑22;665
/join/id/regdata/pv23/2024/gio36eb2a03-7fa2-4cdb-8d31-2281bca23c57/nld@2024‑10‑22;660
/join/id/regdata/pv23/2024/gio24aeecb9-af0b-4fa8-aa11-46c2f746bde6/nld@2024‑10‑22;656
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfa559cf24-1707-4cfe-a13e-111474dea21b/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdfa559cf24-1707-4cfe-a13e-111474dea21b/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf599c9ddb-7bce-49a6-bf14-74ecfac32171/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf599c9ddb-7bce-49a6-bf14-74ecfac32171/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfa6da6b92-e0d0-4f8e-a539-098ea136f542/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdfa6da6b92-e0d0-4f8e-a539-098ea136f542/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf8f339dfa-625f-4d53-ae5b-e2f2ddbf1359/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf8f339dfa-625f-4d53-ae5b-e2f2ddbf1359/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf4a4bd34b-de20-4735-b629-46c477b2cbaf/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf4a4bd34b-de20-4735-b629-46c477b2cbaf/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf78ec459b-0d5c-4842-b264-1ee2a5d893af/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf78ec459b-0d5c-4842-b264-1ee2a5d893af/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfadab235d-d1b6-4227-93d8-c2bb71fc2df8/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdfadab235d-d1b6-4227-93d8-c2bb71fc2df8/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdff5db593a-eebd-4836-b721-a95628bf4ecf/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdff5db593a-eebd-4836-b721-a95628bf4ecf/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf5152a739-8c80-4ff2-b38c-f6c61c3ead14/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf5152a739-8c80-4ff2-b38c-f6c61c3ead14/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf07d5537a-0ba7-4235-9929-0fc4cbe3e9cc/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdfad7f3581-f8b9-46f3-ae3c-55d9b80044bd/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf6b18b60b-364a-4324-ac4f-70d9747b4539/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf328aba42-257c-4eb0-8da7-31c88d3706dd/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfcb75d05f-702d-46f7-b330-6ab70101604f/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf8cfa8176-e1be-486a-b4b2-c25adf1ec623/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfffd7fb5e-b293-4f7d-b972-b944593ef422/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf6b18b60b-364a-4324-ac4f-70d9747b4539/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf2e43a2b7-6535-446f-95cc-a5069518b828/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdfcb75d05f-702d-46f7-b330-6ab70101604f/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf7f2388cb-ec5a-497e-8929-28f598d110c9/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdfffd7fb5e-b293-4f7d-b972-b944593ef422/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfccc09025-3e55-4ae9-bc1a-a3eb3ccb73d4/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf2e43a2b7-6535-446f-95cc-a5069518b828/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf3aa856f7-d065-4825-a611-fb7f5f50778a/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf7f2388cb-ec5a-497e-8929-28f598d110c9/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdfb4ae34cd-4344-4c74-9258-8a2a4b92819a/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdfccc09025-3e55-4ae9-bc1a-a3eb3ccb73d4/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf5d7be637-a474-4079-9757-d1b8f86a5bdc/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf3aa856f7-d065-4825-a611-fb7f5f50778a/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf12729ae2-3c82-4de0-84aa-7d967731824e/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdfb4ae34cd-4344-4c74-9258-8a2a4b92819a/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/41pdf9eae087b-72cd-44a3-b1c8-aeaa2457e417/nld@2024‑10‑22;87
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf5d7be637-a474-4079-9757-d1b8f86a5bdc/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8381339c-82d2-4a97-b85f-5b2c39951427/nld@2024‑10‑22;526
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf12729ae2-3c82-4de0-84aa-7d967731824e/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/gioc8eae636-5006-4974-9ba6-6fd6611da3cd/nld@2024‑10‑22;447
/join/id/regdata/pv23/2025/59pdf9eae087b-72cd-44a3-b1c8-aeaa2457e417/nld@2025‑04‑25;111
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8469f2a5-0f1e-4688-9daa-d65003c538e7/nld@2024‑10‑22;654
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8381339c-82d2-4a97-b85f-5b2c39951427/nld@2024‑10‑22;526
/join/id/regdata/pv23/2024/gio33304a21-8a52-40f0-b19b-9cb9c75093b3/nld@2024‑10‑22;663
/join/id/regdata/pv23/2024/gioc8eae636-5006-4974-9ba6-6fd6611da3cd/nld@2024‑10‑22;447
/join/id/regdata/pv23/2024/gio20c4bc21-d0d9-4510-8273-a5f64ae68a53/nld@2024‑10‑22;450
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8469f2a5-0f1e-4688-9daa-d65003c538e7/nld@2024‑10‑22;654
/join/id/regdata/pv23/2024/gio444269ab-c51b-44f7-b305-f7e9bcd2f460/nld@2024‑10‑22;448
/join/id/regdata/pv23/2024/gio33304a21-8a52-40f0-b19b-9cb9c75093b3/nld@2024‑10‑22;663
/join/id/regdata/pv23/2024/gio9cab269c-31d0-48d4-b049-9e156954ab1e/nld@2024‑10‑22;453
/join/id/regdata/pv23/2024/gio20c4bc21-d0d9-4510-8273-a5f64ae68a53/nld@2024‑10‑22;450
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1b192621-23e2-4067-926a-52a1b4a18d5e/nld@2024‑10‑22;531
/join/id/regdata/pv23/2024/gio444269ab-c51b-44f7-b305-f7e9bcd2f460/nld@2024‑10‑22;448
/join/id/regdata/pv23/2024/giod7c489ad-39eb-4b1b-b1d3-29766b9abfbd/nld@2024‑10‑22;657
/join/id/regdata/pv23/2024/gio9cab269c-31d0-48d4-b049-9e156954ab1e/nld@2024‑10‑22;453
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8f411b3c-9331-4634-b3e6-10dc27f1166d/nld@2024‑10‑22;451
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1b192621-23e2-4067-926a-52a1b4a18d5e/nld@2024‑10‑22;531
/join/id/regdata/pv23/2024/gio99513a54-240d-4d4f-960e-a835e36b83e0/nld@2024‑10‑22;455
/join/id/regdata/pv23/2024/giod7c489ad-39eb-4b1b-b1d3-29766b9abfbd/nld@2024‑10‑22;657
/join/id/regdata/pv23/2024/giob29535f1-f807-44f6-8235-73d2800a6b8d/nld@2024‑10‑22;454
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8f411b3c-9331-4634-b3e6-10dc27f1166d/nld@2024‑10‑22;451
/join/id/regdata/pv23/2024/giocb21eeaa-4572-4c07-ad9b-c31c017c87b0/nld@2024‑10‑22;598
/join/id/regdata/pv23/2024/gio99513a54-240d-4d4f-960e-a835e36b83e0/nld@2024‑10‑22;455
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5954bdae-9885-487e-b995-1f4851cb226a/nld@2024‑10‑22;459
/join/id/regdata/pv23/2024/giob29535f1-f807-44f6-8235-73d2800a6b8d/nld@2024‑10‑22;454
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8cc6d38a-fe54-49fd-b16e-9693cc772a90/nld@2024‑10‑22;605
/join/id/regdata/pv23/2024/giocb21eeaa-4572-4c07-ad9b-c31c017c87b0/nld@2024‑10‑22;598
/join/id/regdata/pv23/2024/gio53651614-faa4-488a-9817-c0a8cb8d2d14/nld@2024‑10‑22;604
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5954bdae-9885-487e-b995-1f4851cb226a/nld@2024‑10‑22;459
/join/id/regdata/pv23/2024/gioc5d0f733-f16a-4868-a795-d0c18ed84351/nld@2024‑10‑22;470
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8cc6d38a-fe54-49fd-b16e-9693cc772a90/nld@2024‑10‑22;605
/join/id/regdata/pv23/2024/gio26060fbe-a1d5-41d8-9c3a-e584b18966ae/nld@2024‑10‑22;456
/join/id/regdata/pv23/2024/gio53651614-faa4-488a-9817-c0a8cb8d2d14/nld@2024‑10‑22;604
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0c030584-7176-4507-88b4-ff86bea927cb/nld@2024‑10‑22;479
/join/id/regdata/pv23/2024/gioc5d0f733-f16a-4868-a795-d0c18ed84351/nld@2024‑10‑22;470
/join/id/regdata/pv23/2024/gio55868b95-fb43-4837-9132-339e795c8c0e/nld@2024‑10‑22;474
/join/id/regdata/pv23/2025/giofda8a430-ad8a-489e-bd1f-4c65c3a0b03b/nld@2025‑04‑25;706
/join/id/regdata/pv23/2024/gio889a0ff4-7a27-470d-856c-7ca835c40ec1/nld@2024‑10‑22;674
/join/id/regdata/pv23/2024/gio26060fbe-a1d5-41d8-9c3a-e584b18966ae/nld@2024‑10‑22;456
/join/id/regdata/pv23/2024/gio08aec1a4-011a-448e-a7d1-578f6a360d05/nld@2024‑10‑22;671
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0c030584-7176-4507-88b4-ff86bea927cb/nld@2024‑10‑22;479
/join/id/regdata/pv23/2024/giobc66431b-9d57-40b0-a2ad-30944f403ee1/nld@2024‑10‑22;472
/join/id/regdata/pv23/2024/gio55868b95-fb43-4837-9132-339e795c8c0e/nld@2024‑10‑22;474
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4dcc88f6-2719-40b1-ae40-9a049fc59413/nld@2024‑10‑22;473
/join/id/regdata/pv23/2024/gio889a0ff4-7a27-470d-856c-7ca835c40ec1/nld@2024‑10‑22;674
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0cb641fa-61d3-43a7-912b-9ab8e8d06ee5/nld@2024‑10‑22;477
/join/id/regdata/pv23/2024/gio08aec1a4-011a-448e-a7d1-578f6a360d05/nld@2024‑10‑22;671
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4f1fc6af-647e-4b0c-a32d-e3b3a7511b69/nld@2024‑10‑22;471
/join/id/regdata/pv23/2024/giobc66431b-9d57-40b0-a2ad-30944f403ee1/nld@2024‑10‑22;472
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4d25eda8-76f8-4750-be2e-342c7fe4db35/nld@2024‑10‑22;678
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4dcc88f6-2719-40b1-ae40-9a049fc59413/nld@2024‑10‑22;473
/join/id/regdata/pv23/2024/gio33555c8b-22cb-4aae-a2d2-7251eb8c5a23/nld@2024‑10‑22;364
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0cb641fa-61d3-43a7-912b-9ab8e8d06ee5/nld@2024‑10‑22;477
/join/id/regdata/pv23/2024/gioebe64dfb-bca6-4e59-9429-00c94a15d799/nld@2024‑10‑22;374
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4f1fc6af-647e-4b0c-a32d-e3b3a7511b69/nld@2024‑10‑22;471
/join/id/regdata/pv23/2024/gio669f45d2-e50e-4b6e-9970-bd1d5fd5a335/nld@2024‑10‑22;599
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4d25eda8-76f8-4750-be2e-342c7fe4db35/nld@2024‑10‑22;678
/join/id/regdata/pv23/2024/giof2fd8c05-f78c-4abd-948f-850a1e93d0bf/nld@2024‑10‑22;527
/join/id/regdata/pv23/2024/gio33555c8b-22cb-4aae-a2d2-7251eb8c5a23/nld@2024‑10‑22;364
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0758a355-7c3b-4dd3-90a6-d75d272337cb/nld@2024‑10‑22;363
/join/id/regdata/pv23/2024/gioebe64dfb-bca6-4e59-9429-00c94a15d799/nld@2024‑10‑22;374
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe9d26854-1bb4-4d33-989d-d262148b120f/nld@2024‑10‑22;365
/join/id/regdata/pv23/2024/gio669f45d2-e50e-4b6e-9970-bd1d5fd5a335/nld@2024‑10‑22;599
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4473c9bd-e2fd-4f90-84ab-276d83ca70c7/nld@2024‑10‑22;529
/join/id/regdata/pv23/2024/giof2fd8c05-f78c-4abd-948f-850a1e93d0bf/nld@2024‑10‑22;527
/join/id/regdata/pv23/2024/gio01fc68c5-f91f-4768-bc36-385965f37103/nld@2024‑10‑22;367
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0758a355-7c3b-4dd3-90a6-d75d272337cb/nld@2024‑10‑22;363
/join/id/regdata/pv23/2024/gio65d8d874-dc72-4215-ab0a-b3fd503e7580/nld@2024‑10‑22;361
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe9d26854-1bb4-4d33-989d-d262148b120f/nld@2024‑10‑22;365
/join/id/regdata/pv23/2024/gioaa1ecfba-5d17-4133-b566-c089d5214374/nld@2024‑10‑22;496
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4473c9bd-e2fd-4f90-84ab-276d83ca70c7/nld@2024‑10‑22;529
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4be37218-4908-4277-bc69-b5e97890223c/nld@2024‑10‑22;495
/join/id/regdata/pv23/2024/gio01fc68c5-f91f-4768-bc36-385965f37103/nld@2024‑10‑22;367
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8af97f13-52fd-473f-9cff-544f9018b0ef/nld@2024‑10‑22;499
/join/id/regdata/pv23/2024/gio65d8d874-dc72-4215-ab0a-b3fd503e7580/nld@2024‑10‑22;361
/join/id/regdata/pv23/2024/giof2c48818-3131-4cbc-a0c9-fc0c7e33a7ac/nld@2024‑10‑22;497
/join/id/regdata/pv23/2024/gioaa1ecfba-5d17-4133-b566-c089d5214374/nld@2024‑10‑22;496
/join/id/regdata/pv23/2024/gio589cadea-8d04-4c1d-8c3e-c6a0a6c9564e/nld@2024‑10‑22;498
/join/id/regdata/pv23/2024/gio4be37218-4908-4277-bc69-b5e97890223c/nld@2024‑10‑22;495
/join/id/regdata/pv23/2024/gio9303b547-869f-44dc-93f5-80363fa33853/nld@2024‑10‑22;507
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8af97f13-52fd-473f-9cff-544f9018b0ef/nld@2024‑10‑22;499
/join/id/regdata/pv23/2024/gio603f4c65-d8ee-4a46-8d41-6f7a291af1b9/nld@2024‑10‑22;506
/join/id/regdata/pv23/2024/giof2c48818-3131-4cbc-a0c9-fc0c7e33a7ac/nld@2024‑10‑22;497
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe095a088-09db-4a75-bfc9-ff89d6cb5e8f/nld@2024‑10‑22;511
/join/id/regdata/pv23/2024/gio589cadea-8d04-4c1d-8c3e-c6a0a6c9564e/nld@2024‑10‑22;498
/join/id/regdata/pv23/2024/gio06a0dfd9-054b-413f-959c-e055cbedcd01/nld@2024‑10‑22;518
/join/id/regdata/pv23/2024/gio9303b547-869f-44dc-93f5-80363fa33853/nld@2024‑10‑22;507
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5487b27e-c571-434a-ad54-005366092ca2/nld@2024‑10‑22;521
/join/id/regdata/pv23/2024/gio603f4c65-d8ee-4a46-8d41-6f7a291af1b9/nld@2024‑10‑22;506
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8d22ebf6-cc2b-4c3f-8e5f-44f699105ae5/nld@2024‑10‑22;517
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe095a088-09db-4a75-bfc9-ff89d6cb5e8f/nld@2024‑10‑22;511
/join/id/regdata/pv23/2024/gio2a4cdd22-fd3c-4897-bbee-dfb9e93fb6cd/nld@2024‑10‑22;532
/join/id/regdata/pv23/2024/gio06a0dfd9-054b-413f-959c-e055cbedcd01/nld@2024‑10‑22;518
/join/id/regdata/pv23/2024/gioae1f30b5-79af-4f1c-b899-c9c949000b07/nld@2024‑10‑22;516
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5487b27e-c571-434a-ad54-005366092ca2/nld@2024‑10‑22;521
/join/id/regdata/pv23/2024/gio27ce50ec-2c69-4fc1-b53a-e090b39c5029/nld@2024‑10‑22;509
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8d22ebf6-cc2b-4c3f-8e5f-44f699105ae5/nld@2024‑10‑22;517
/join/id/regdata/pv23/2024/gio7b05fc7e-81c0-4b77-9249-eabc16cca331/nld@2024‑10‑22;514
/join/id/regdata/pv23/2024/gio2a4cdd22-fd3c-4897-bbee-dfb9e93fb6cd/nld@2024‑10‑22;532
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe7a6552a-122b-4c41-9bb3-a1a632760e9f/nld@2024‑10‑22;626
/join/id/regdata/pv23/2024/gioae1f30b5-79af-4f1c-b899-c9c949000b07/nld@2024‑10‑22;516
/join/id/regdata/pv23/2024/giof5cf4730-eaab-41f3-83bd-24d36cb1fba2/nld@2024‑10‑22;661
/join/id/regdata/pv23/2024/gio27ce50ec-2c69-4fc1-b53a-e090b39c5029/nld@2024‑10‑22;509
/join/id/regdata/pv23/2024/gioaecebd20-db31-4419-ba4f-81185b37576c/nld@2024‑10‑22;616
/join/id/regdata/pv23/2024/gio7b05fc7e-81c0-4b77-9249-eabc16cca331/nld@2024‑10‑22;514
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe622f94f-f207-4b73-867a-4d4e43780ba5/nld@2024‑10‑22;623
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe7a6552a-122b-4c41-9bb3-a1a632760e9f/nld@2024‑10‑22;626
/join/id/regdata/pv23/2024/giode92e7eb-1903-4c50-bb3c-51f80bc12bb1/nld@2024‑10‑22;624
/join/id/regdata/pv23/2024/giof5cf4730-eaab-41f3-83bd-24d36cb1fba2/nld@2024‑10‑22;661
/join/id/regdata/pv23/2024/gioedbfe31b-92db-457a-92ca-3fc1350045b4/nld@2024‑10‑22;515
/join/id/regdata/pv23/2025/gioaecebd20-db31-4419-ba4f-81185b37576c/nld@2025‑04‑25;697
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe400b22c-e18d-4a74-83d7-3afdd41a7563/nld@2024‑10‑22;530
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe622f94f-f207-4b73-867a-4d4e43780ba5/nld@2024‑10‑22;623
/join/id/regdata/pv23/2024/gio7489bcd0-65a1-4ee9-940d-fb00de30808d/nld@2024‑10‑22;525
/join/id/regdata/pv23/2024/giode92e7eb-1903-4c50-bb3c-51f80bc12bb1/nld@2024‑10‑22;624
/join/id/regdata/pv23/2024/gioad447814-cb60-4072-b23f-8a689e0185ea/nld@2024‑10‑22;666
/join/id/regdata/pv23/2024/gioedbfe31b-92db-457a-92ca-3fc1350045b4/nld@2024‑10‑22;515
/join/id/regdata/pv23/2024/gio73284cf3-09ab-47db-9e49-2babb92e911d/nld@2024‑10‑22;619
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe400b22c-e18d-4a74-83d7-3afdd41a7563/nld@2024‑10‑22;530
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1257c45b-e7d4-429c-8b9f-90ac30596af0/nld@2024‑10‑22;540
/join/id/regdata/pv23/2024/gio7489bcd0-65a1-4ee9-940d-fb00de30808d/nld@2024‑10‑22;525
/join/id/regdata/pv23/2024/gio68cea00c-2940-4f16-9b59-858d5eb46eac/nld@2024‑10‑22;538
/join/id/regdata/pv23/2025/gioad447814-cb60-4072-b23f-8a689e0185ea/nld@2025‑04‑25;720
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1285c3f6-4876-4bec-a480-0c81fec6a15e/nld@2024‑10‑22;536
/join/id/regdata/pv23/2024/gio73284cf3-09ab-47db-9e49-2babb92e911d/nld@2024‑10‑22;619
/join/id/regdata/pv23/2024/gio3c0eedca-a8de-445d-8fbd-5c9c7c1dac00/nld@2024‑10‑22;542
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1257c45b-e7d4-429c-8b9f-90ac30596af0/nld@2024‑10‑22;540
/join/id/regdata/pv23/2024/gio42f84f48-7c0e-4511-a00a-bd7ba5d01d9f/nld@2024‑10‑22;534
/join/id/regdata/pv23/2024/gio68cea00c-2940-4f16-9b59-858d5eb46eac/nld@2024‑10‑22;538
/join/id/regdata/pv23/2024/gio7fd01ce2-d09c-4a9d-b911-82ef10ed50a5/nld@2024‑10‑22;553
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1285c3f6-4876-4bec-a480-0c81fec6a15e/nld@2024‑10‑22;536
/join/id/regdata/pv23/2024/gio03a895c8-6288-4830-b9e1-5b724eb8887e/nld@2024‑10‑22;552
/join/id/regdata/pv23/2024/gio3c0eedca-a8de-445d-8fbd-5c9c7c1dac00/nld@2024‑10‑22;542
/join/id/regdata/pv23/2024/gio272a97e4-182f-44ad-90eb-fc96786992f2/nld@2024‑10‑22;659
/join/id/regdata/pv23/2025/gio42f84f48-7c0e-4511-a00a-bd7ba5d01d9f/nld@2025‑04‑25;714
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1f3edfdf-3068-4ecf-9753-655c390c55d5/nld@2024‑10‑22;463
/join/id/regdata/pv23/2024/gio7fd01ce2-d09c-4a9d-b911-82ef10ed50a5/nld@2024‑10‑22;553
/join/id/regdata/pv23/2024/gio6dc0a217-b1b0-4f56-a85e-999ec1ef5cd6/nld@2024‑10‑22;595
/join/id/regdata/pv23/2024/gio03a895c8-6288-4830-b9e1-5b724eb8887e/nld@2024‑10‑22;552
/join/id/regdata/pv23/2024/gio93c3bee9-317e-4f8f-9970-bac3a313348d/nld@2024‑10‑22;551
/join/id/regdata/pv23/2024/gio272a97e4-182f-44ad-90eb-fc96786992f2/nld@2024‑10‑22;659
/join/id/regdata/pv23/2024/gio687f0016-7226-497b-bf33-6b2185a50cb3/nld@2024‑10‑22;620
/join/id/regdata/pv23/2025/gio1f3edfdf-3068-4ecf-9753-655c390c55d5/nld@2025‑04‑25;699
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0f6bfad2-ba5c-4d73-aecc-395570afbfd6/nld@2024‑10‑22;601
/join/id/regdata/pv23/2025/gio6dc0a217-b1b0-4f56-a85e-999ec1ef5cd6/nld@2025‑04‑25;722
/join/id/regdata/pv23/2024/giof8193524-ba49-4fde-b77c-69e954bf2712/nld@2024‑10‑22;550
/join/id/regdata/pv23/2024/gio93c3bee9-317e-4f8f-9970-bac3a313348d/nld@2024‑10‑22;551
/join/id/regdata/pv23/2024/giob04fb0c3-1821-4fb9-a46d-ccb7a6952944/nld@2024‑10‑22;556
/join/id/regdata/pv23/2024/gio687f0016-7226-497b-bf33-6b2185a50cb3/nld@2024‑10‑22;620
/join/id/regdata/pv23/2024/gio21edd3ad-d5be-4522-8b63-643de549513e/nld@2024‑10‑22;555
/join/id/regdata/pv23/2024/gio0f6bfad2-ba5c-4d73-aecc-395570afbfd6/nld@2024‑10‑22;601
/join/id/regdata/pv23/2024/gioba37a082-e018-4b38-a0ec-8a0eb36fc015/nld@2024‑10‑22;544
/join/id/regdata/pv23/2024/giof8193524-ba49-4fde-b77c-69e954bf2712/nld@2024‑10‑22;550
/join/id/regdata/pv23/2024/gio14cac466-b1c7-4957-af2f-891c6c2c47c4/nld@2024‑10‑22;464
/join/id/regdata/pv23/2024/giob04fb0c3-1821-4fb9-a46d-ccb7a6952944/nld@2024‑10‑22;556
/join/id/regdata/pv23/2024/gio70f5f544-99e5-4369-a285-fdfda4ef14fa/nld@2024‑10‑22;566
/join/id/regdata/pv23/2024/gio21edd3ad-d5be-4522-8b63-643de549513e/nld@2024‑10‑22;555
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe21bdaff-2474-4428-975b-dec88fef8449/nld@2024‑10‑22;560
/join/id/regdata/pv23/2024/gioba37a082-e018-4b38-a0ec-8a0eb36fc015/nld@2024‑10‑22;544
/join/id/regdata/pv23/2024/gio30499f36-c064-4b84-84db-bc8ba6b1422c/nld@2024‑10‑22;565
/join/id/regdata/pv23/2024/gio14cac466-b1c7-4957-af2f-891c6c2c47c4/nld@2024‑10‑22;464
/join/id/regdata/pv23/2024/gio288e1e27-310b-40f5-9311-1f74cd9e7b9e/nld@2024‑10‑22;559
/join/id/regdata/pv23/2024/gio70f5f544-99e5-4369-a285-fdfda4ef14fa/nld@2024‑10‑22;566
/join/id/regdata/pv23/2024/giod99d7819-6df0-4c1b-bdf9-25b480d5a89f/nld@2024‑10‑22;567
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe21bdaff-2474-4428-975b-dec88fef8449/nld@2024‑10‑22;560
/join/id/regdata/pv23/2024/gio55305b42-3124-4df0-ba84-c8f16ebe90a9/nld@2024‑10‑22;562
/join/id/regdata/pv23/2024/gio30499f36-c064-4b84-84db-bc8ba6b1422c/nld@2024‑10‑22;565
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8166b649-b5c8-47bf-bfa6-4052689c5a20/nld@2024‑10‑22;618
/join/id/regdata/pv23/2024/gio288e1e27-310b-40f5-9311-1f74cd9e7b9e/nld@2024‑10‑22;559
/join/id/regdata/pv23/2024/gio54f67922-d099-4085-a2c0-442b11533188/nld@2024‑10‑22;669
/join/id/regdata/pv23/2024/giod99d7819-6df0-4c1b-bdf9-25b480d5a89f/nld@2024‑10‑22;567
/join/id/regdata/pv23/2024/gio3ed1d77e-2abe-4912-8a50-2f305f4d03d7/nld@2024‑10‑22;571
/join/id/regdata/pv23/2024/gio55305b42-3124-4df0-ba84-c8f16ebe90a9/nld@2024‑10‑22;562
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1efe7af8-22d3-4214-ae90-9613f2cb0e04/nld@2024‑10‑22;533
/join/id/regdata/pv23/2024/gio8166b649-b5c8-47bf-bfa6-4052689c5a20/nld@2024‑10‑22;618
/join/id/regdata/pv23/2024/gio36f7ae82-b3b1-4827-ac21-ee13e9345789/nld@2024‑10‑22;574
/join/id/regdata/pv23/2024/gio54f67922-d099-4085-a2c0-442b11533188/nld@2024‑10‑22;669
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe3622ae2-6ba8-4647-9ec0-8cf21c0fed8a/nld@2024‑10‑22;593
/join/id/regdata/pv23/2024/gio3ed1d77e-2abe-4912-8a50-2f305f4d03d7/nld@2024‑10‑22;571
/join/id/regdata/pv23/2024/gio2fe2b631-52e4-4162-b39d-a41c1742af4c/nld@2024‑10‑22;676
/join/id/regdata/pv23/2024/gio1efe7af8-22d3-4214-ae90-9613f2cb0e04/nld@2024‑10‑22;533
/join/id/regdata/pv23/2024/gio05c42cdc-5c0d-40ee-9db7-b15f3773d9fc/nld@2024‑10‑22;584
/join/id/regdata/pv23/2024/gio36f7ae82-b3b1-4827-ac21-ee13e9345789/nld@2024‑10‑22;574
/join/id/regdata/pv23/2024/gioee8a933e-a9a3-4812-a581-4858a7af36e1/nld@2024‑10‑22;578
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe3622ae2-6ba8-4647-9ec0-8cf21c0fed8a/nld@2024‑10‑22;593
/join/id/regdata/pv23/2024/gio979eb746-f40a-4fae-bced-3fc209b96629/nld@2024‑10‑22;579
/join/id/regdata/pv23/2024/gio2fe2b631-52e4-4162-b39d-a41c1742af4c/nld@2024‑10‑22;676
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5d1ee506-db33-4088-9fd4-ffed181a20d8/nld@2024‑10‑22;582
/join/id/regdata/pv23/2024/gio05c42cdc-5c0d-40ee-9db7-b15f3773d9fc/nld@2024‑10‑22;584
/join/id/regdata/pv23/2024/gio83be2aa3-039b-45d5-9f29-a5a956b6bed5/nld@2024‑10‑22;362
/join/id/regdata/pv23/2024/gioee8a933e-a9a3-4812-a581-4858a7af36e1/nld@2024‑10‑22;578
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe0a882ee-a00c-4980-bfc7-8815147cd2cd/nld@2024‑10‑22;670
/join/id/regdata/pv23/2025/gio979eb746-f40a-4fae-bced-3fc209b96629/nld@2025‑04‑25;713
/join/id/regdata/pv23/2024/gio83a6ef14-c9e0-42f2-b370-da9089e427f0/nld@2024‑10‑22;586
/join/id/regdata/pv23/2024/gio83be2aa3-039b-45d5-9f29-a5a956b6bed5/nld@2024‑10‑22;362
/join/id/regdata/pv23/2024/gio02658b42-2be7-4f34-9979-3a253f6a1dcc/nld@2024‑10‑22;587
/join/id/regdata/pv23/2024/gioe0a882ee-a00c-4980-bfc7-8815147cd2cd/nld@2024‑10‑22;670
/join/id/regdata/pv23/2024/gio04cfb5e3-582c-4338-b063-9c5a2a9f20bc/nld@2024‑10‑22;590
/join/id/regdata/pv23/2024/gio83a6ef14-c9e0-42f2-b370-da9089e427f0/nld@2024‑10‑22;586
/join/id/regdata/pv23/2024/gio6a8a3001-3d26-4bc3-a5dc-e05919322af8/nld@2024‑10‑22;658
/join/id/regdata/pv23/2024/gio02658b42-2be7-4f34-9979-3a253f6a1dcc/nld@2024‑10‑22;587
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5a92c276-b4db-4d3e-a1e8-d62421f90d97/nld@2024‑10‑22;589
/join/id/regdata/pv23/2024/gio04cfb5e3-582c-4338-b063-9c5a2a9f20bc/nld@2024‑10‑22;590
/join/id/regdata/pv23/2024/gio2fa803bb-6ddb-4464-a3c4-fefe6ca966b9/nld@2024‑10‑22;588
/join/id/regdata/pv23/2025/gio6a8a3001-3d26-4bc3-a5dc-e05919322af8/nld@2025‑04‑25;712
/join/id/regdata/pv23/2024/gio6132ffe2-2370-4579-bc76-c83ed1124945/nld@2024‑10‑22;594
/join/id/regdata/pv23/2024/gio5a92c276-b4db-4d3e-a1e8-d62421f90d97/nld@2024‑10‑22;589
/join/id/regdata/pv23/2024/gio2fa803bb-6ddb-4464-a3c4-fefe6ca966b9/nld@2024‑10‑22;588
/join/id/regdata/pv23/2024/gio6132ffe2-2370-4579-bc76-c83ed1124945/nld@2024‑10‑22;594
M
Na bijlage IV wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
1. Bij lozing van afstromend hemelwater wordt aan de eisen voldaan als:
een weg, een parkeerplaats of een ander terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer ten behoeve van transportmaterieel, zoals vrachtwagens, tankauto's, bussen, of waar handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden, is voorzien van een vloeistofdichte verharding;
overige terreinen die open staan voor gemotoriseerd verkeer zijn voorzien van een aaneengesloten verharding;
het afstromend hemelwater wordt geloosd via één of meer afvoerputten op de riolering of een andere voorziening voor de inzameling of transport van afvalwater, die is aangesloten op een doelmatig werkend zuiveringstechnisch werk of een andere zuiveringsvoorziening. De kwaliteit van het via een zuiveringsvoorziening te lozen afvloeiend hemelwater voldoet aan de streefwaarden ondiep grondwater, die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013;
bij lozing op de bodem wordt aangetoond wordt dat de opbouw van de bodem, waarop wordt geloosd, zodanig is dat geen verontreiniging van de bodem en het grondwater is te verwachten. De kwaliteit van de bodem en van het grondwater wordt periodiek gecontroleerd. In geval van verontreiniging worden gepaste maatregelen getroffen om die verontreiniging ongedaan te maken.
2. De eisen onder 1 sub a en b gelden niet voor een terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer dat in beperkte mate wordt gebruikt en waar geen handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden. In dat geval kan worden volstaan met een elementenverharding.
3. De eisen onder 1 sub c en d gelden niet voor een terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer dat in beperkte mate wordt gebruikt en waar geen handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden.
4. Bij lozingen van afstromend hemelwater bedoeld onder 1 sub c geldt dat wordt voldaan aan de aanvullende eis dat een meetplan wordt overgelegd voor de toetsing van het correct functioneren van de zuiveringsvoorziening. Dit plan geeft in elk geval informatie over het analyseprogramma.
5. Bij lozingen van afstromend hemelwater bedoeld onder d geldt dat wordt voldaan aan de aanvullende eis dat een meetplan wordt overgelegd voor het controleren van de kwaliteit van de bodem en het grondwater.
N
Binnen bijlage VI wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
1. Bij lozing van afstromend hemelwater wordt aan de eisen voldaan als:
een weg, een parkeerplaats of een ander terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer ten behoeve van transportmaterieel, zoals vrachtwagens, tankauto's, bussen, of waar handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden, is voorzien van een vloeistofdichte verharding;
overige terreinen die open staan voor gemotoriseerd verkeer zijn voorzien van een aaneengesloten verharding;
het afstromend hemelwater wordt geloosd via één of meer afvoerputten op de riolering of een andere voorziening voor de inzameling of transport van afvalwater, die is aangesloten op een doelmatig werkend zuiveringstechnisch werk of een andere zuiveringsvoorziening. De kwaliteit van het via een zuiveringsvoorziening te lozen afvloeiend hemelwater voldoet aan de streefwaarden ondiep grondwater, die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013;
bij lozing op de bodem wordt aangetoond wordt dat de opbouw van de bodem, waarop wordt geloosd, zodanig is dat geen verontreiniging van de bodem en het grondwater is te verwachten. De kwaliteit van de bodem en van het grondwater wordt periodiek gecontroleerd. In geval van verontreiniging worden gepaste maatregelen getroffen om die verontreiniging ongedaan te maken.
2. De eisen onder 1 sub a en b gelden niet voor een terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer dat in beperkte mate wordt gebruikt en waar geen handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden. In dat geval kan worden volstaan met een elementenverharding.
3. De eisen onder 1 sub c en d gelden niet voor een terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer dat in beperkte mate wordt gebruikt en waar geen handelingen met schadelijke stoffen plaatsvinden.
4. Bij lozingen van afstromend hemelwater bedoeld onder 1 sub c geldt dat wordt voldaan aan de aanvullende eis dat een meetplan wordt overgelegd voor de toetsing van het correct functioneren van de zuiveringsvoorziening. Dit plan geeft in elk geval informatie over het analyseprogramma.
5. Bij lozingen van afstromend hemelwater bedoeld onder d geldt dat wordt voldaan aan de aanvullende eis dat een meetplan wordt overgelegd voor het controleren van de kwaliteit van de bodem en het grondwater.
[Vervallen]
O
Binnen bijlage XVI wordt voor sectie XVI - V-1 twee secties ingevoegd, luidende:
P
Binnen bijlage XVI wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bijlage XVI-V-5 - Veiligheidsgebieden .pdf
Veiligheidsgebieden.pdf
Q
Binnen bijlage XVI wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
R
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
0.1 Ambitie en bestuursfilosofie van de provincie Overijssel
In de Omgevingsvisie Overijssel geven we onze visie op de fysieke leefruimte in Overijssel, hoe we - samen met onze partners - vorm en kleur willen geven aan die ruimte en hoe wij als provincie ons daar de komende jaren voor inzetten. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit, sociale kwaliteit en gezondheid zijn daarbij de leidende principes of 'rode draden'.
In de Omgevingsvisie benoemen we de onderwerpen die de provincie op dit moment tot haar belang rekent. Per thema is nader uitgewerkt wat de provinciale ambities zijn. In paragraaf 4.2 van de Omgevingsvisie zijn de provinciale ambities op hoofdlijnen samengevat.
In de Omgevingsvisie hebben we het instrumentarium aangewezen waarmee wij aan de ene kant ruimte bieden aan de sociaaleconomische ontwikkeling van Overijssel en tegelijkertijd de kwaliteit van het Overijssels landschap versterken. Instrumentarium waarmee wij als provincie onze ambities realiseren en waarmee tegelijk partners ruimte houden hun eigen doelen te realiseren.
Bestuursfilosofie
De provincie Overijssel streeft naar maatschappelijke resultaten die belangrijk zijn voor de bewoners van Overijssel. Daarvoor:
pakken we complexe maatschappelijke uitdagingen integraal en samen met publieke, private en maatschappelijke partners aan;
bieden we bestuurlijke partners op het meest geëigende schaalniveau ruimte om op eigen gezag te handelen;
beperken we bestuurlijke en ambtelijke drukte door eenvoudige en heldere regels.
0.1.1 Instrumentenkoffer
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Deze instrumenten volgen uit de drie 'productielijnen' van de provincie: visie, waarborg en realisatie.
De productielijn 'visie' omvat instrumenten als de Omgevingsvisie Overijssel en het verwerven en delen van kennis. De productielijn 'realisatie' omvat instrumenten als (prestatie)afspraken, gebiedsontwikkeling- en uitvoeringsprojecten (inclusief inpassingsplan) en subsidies en fondsen. De verordening is één van de instrumenten uit de productielijn 'waarborg'. Hieronder vallen ook toezicht en handhaving en instrumenten als zienswijze, bezwaar en aanwijzing.
Bij de inzet van instrumenten streven we naar toepassing van de meest optimale mix, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten bepalen we aan de hand van drie criteria die de hoofdlijnen vormen van onze bestuursfilosofie:
realisatie door partnerschap en positie bewoners: met welk participatievorm kunnen we maatschappelijke opgaven zo goed mogelijk aanpakken en is het in belang van de rechtsstaat?
effectiviteit: met welk instrument kan het doel het best worden bereikt?
doelmatigheid: welk instrument voorkomt onevenredige administratieve lasten en/of bestuurlijke drukte?
0.1.2 Inzet van de verordening
We zetten de verordening in voor onderwerpen waarvoor de provincie het belangrijk vindt dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt niet meer geregeld dan nodig is voor het belang zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie dus niet in nieuw beleid.
Uitgangspunt voor het stellen van regels in de verordening zijn de drie criteria:
realisatie door partnerschap;
effectiviteit (decentraal wat kan, centraal wat moet en ruimte voor partners); en
doelmatigheid (deregulering en helderheid).
Dit betekent onder andere dat we met de regels die we stellen partners als gemeenten, waterschappen, ondernemers en bewoners zoveel mogelijk in positie brengen om verantwoordelijkheid te nemen. Ook regelen we niet meer dan strikt noodzakelijk. De inzet van de verordening beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of noodzakelijk is om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Dubbelingen met andere regelgeving vermijden we. Wat ergens anders geregeld is, bijvoorbeeld in de Omgevingswet of sectorale wet- en regelgeving, wordt niet nog eens geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomen we extra regeldruk.
Bij de flexibiliteitsbepalingen in deze verordening is het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' toegepast. We kiezen voor ruime afwijkingsmogelijkheden en in principe niet voor ontheffingsconstructies. Ook is zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. In enkele gevallen was het niet goed mogelijk om een bepaling te formuleren als een 'ja, mits-constructie' en is een bepaling voor de benodigde juridische helderheid toch geformuleerd als een 'nee, tenzij-constructie'.
Bij het stellen van regels die zich richten op de evenwichtige toedeling van functies aan locaties, is volgens de geest van de Omgevingswet in principe afgezien van rechtstreeks werkende regels.
Een uitzondering op deze regel wordt gevormd door de geitenstop. Met rechtstreeks werkende regels is de bevriezende werking van het voorbereidingsbesluit van 28 september 2018 overgenomen. Omdat het bij de geitenstop gaat om een tijdelijk verbod om het aantal geiten uit te breiden als voorzorgsmaatregel in afwachting van de resultaten van landelijk onderzoek, is een ruime termijn genomen voor de instructie om de geitenstop te regelen in omgevingsplannen. In de tussentijd zorgen de rechtstreeks werkende regels ervoor dat het aantal geiten niet kan toenemen.
0.1.3 Status van de Omgevingsverordening
De Omgevingsverordening richt zich - net zo breed als de Omgevingsvisie Overijssel - op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. Dit betekent dat regels worden gesteld op het gebied van de ruimtelijke ordening, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, landschappen, natuur en cultureel erfgoed. Daarmee geven we invulling aan de opdracht van artikel 2.6 van de Omgevingswet om één omgevingsverordening vast te stellen met daarin alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving in Overijssel.
Rechtsbescherming
De Omgevingsverordening Overijssel 2024 bevat algemene regels. Tegen het besluit tot vaststelling van algemene regels staan daarom geen bezwaar- en beroepsmogelijkheden open. Wel kunnen belanghebbenden in procedures tegen bijvoorbeeld omgevingsplannen, de onverbindendheid van de Omgevingsverordening inroepen.
Artikel 2.32 van de Omgevingswet biedt de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van instructieregels. De ontheffing is bedoeld voor gevallen die in het algemeen voorzienbaar zijn, maar niet in het specifieke geval. In artikel 2.32, lid 5 is bepaald dat een ontheffing alleen wordt verleend als de uitoefening van de taak of bevoegdheid waarvoor ontheffing wordt gevraagd onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot het belang dat wordt gediend met de regel waarvan ontheffing wordt gevraagd.
Ontheffing van instructieregels in een omgevingsverordening voor de inhoud van het omgevingsplan is mogelijk, als deze verordening dit zelf zo bepaalt (artikel 2.32, eerste lid, Omgevingswet). In de Omgevingsverordening Overijssel 2024 wordt deze bevoegdheid toegekend aan Gedeputeerde Staten voor alle instructieregels in Artikel 1.4 (hardheidsclausule instructieregels).
Wanneer een ontheffing is verleend of geweigerd, kan hiertegen door belanghebbenden bezwaar en beroep worden ingesteld. De procedure daarvoor is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bewoners van Overijssel worden bij elke wijziging van de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening betrokken, in ieder geval volgens de openbare voorbereidingsprocedure.
0.1.4 Opbouw Omgevingsverordening
Voor de opbouw van de Omgevingsverordening is gekozen voor een hoofdstukindeling waarbij alle instructies voor activiteiten zoveel mogelijk bij elkaar gezet zijn in één hoofdstuk en in een volgend hoofdstuk de instructies voor omgevingsplannen. Daarnaast zijn er aparte hoofdstukken opgenomen voor waterbeheer en voor faunabeheer, omdat regels in deze hoofstukken wezenlijk anders zijn dan de instructieregels voor omgevingsplannen. Ze richten zich op werkzaamheden van andere doelgroepen (waterbeheerders, faunabeheereenheden en wildbeheereenheden).
0.1.5 Hoofdstukindeling
De opbouw naar type regels levert de volgende hoofdstukindeling op:
In Hoofdstuk 1 is het toepassingsbereik van de verordening geregeld. Ook is in dit hoofdstuk een regeling opgenomen voor begripsbepalingen. Voor een deel van de gebruikte begrippen kan gebruik gemaakt worden van de begripsbepalingen van de Omgevingswet en de bijbehorende algemene maatregelen van bestuur. Voor zover aanvullend nog begripsbepalingen nodig zijn, zijn die opgenomen in Bijlage I van de Omgevingsverordening. De werkingsgebieden waarnaar verwezen wordt in de Omgevingsverordening zijn vastgelegd in informatieobjecten. Een overzicht daarvan is te vinden in bijlage II.
In Hoofdstuk 2 zijn de doelen vastgelegd die met de Omgevingsverordening worden nagestreefd. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk de verplichte omgevingswaarden te vinden en regels voor de monitoring daarvan. Het gaat om omgevingswaarden voor regionale waterkeringen en voor overstromingsrisico's.
In Hoofdstuk 3 vind je de rechtstreeks werkende provinciale regels voor activiteiten. De opbouw in afdelingen volgt hetzelfde stramien als in het volgende hoofdstuk wordt toegepast voor de instructies voor omgevingsplannen. De regels zijn op thema bij elkaar gezet.
In Hoofdstuk 4 is zijn de instructies voor omgevingsplannen opgenomen. Deze instructies zijn ook van toepassing op projectbesluiten voor zover die het omgevingsplan wijzigen, met uitzondering van projectbesluiten van het Rijk en op omgevingsvergunningen voor omgevingsplanactiviteiten waarmee van het geldende omgevingsplan wordt afgeweken.
Hoofdstuk 5 geeft de instructies voor waterbeheer. In de instructies voor waterschappen worden aanvullende eisen gesteld voor het waterbeheerprogramma, de inhoud van legger en voor peilbesluiten. Verder staan in dit hoofdstuk de instructies voor grondwateronttrekkingen, het grondwaterregister en het beheer van de provinciale vaarwegen.
Hoofdstuk 6 heeft betrekking op faunabeheer. In dit hoofdstuk staan de eisen die faunabeheereenheden, het faunabeheerplan en de wildbeheereenheden worden gesteld. Ook vind je hier de provinciale regeling voor de tegemoetkoming in faunaschade.
In Hoofdstuk 7 vind je het Luchthavenbesluit Twente Airport. In de paragraaf met algemene bepalingen worden de luchthaven, het luchthavengebied en de start- en landingsbanen aangewezen. In de volgende paragrafen volgen de regelingen voor het luchthavenverkeer en exploitatie en voor activiteiten binnen de beperkingengebieden rond de start- en landingsbanen.
Hoofdstuk 8 geeft de overgangs- en slotbepalingen. Daarin wordt de inwerkingtreding geregeld en de citeertitel waarmee de verordening kan worden aangehaald.
De inwerkingtreding van de verordening is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Bij de verordening zijn enkele bijlagen gevoegd, die informatie bevatten waarnaar in de voorschriften wordt verwezen, maar die zich er niet voor lenen in die voorschriften zelf op te nemen.
0.2 Omgevingsverordening & Omgevingswet
0.2.1 Fundamentele herziening omgevingsrecht
Het Rijk heeft met de vaststelling van de Omgevingswet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten en uitvoerigsregeling een fundamentele herziening van het omgevingsrecht gerealiseerd. Doel van de Omgevingswet is dat het omgevingsrecht inzichtelijker en voorspelbaarder wordt en het gebruiksgemak van iedereen groter wordt. Ook moet er onder de Omgevingswet meer ruimte komen voor initiatieven van onderop. De Omgevingswet, die op 1 januari 2024 in werking treedt, integreert zo'n 26 wetten op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hieronder vallen onderwerpen als: bouwen, milieu, waterbeheer, ruimtelijke ordening, monumentenzorg en natuur. Met de Omgevingswet wil het Rijk het wettelijk systeem 'eenvoudig beter' maken.
0.2.2 Omgevingswet: scheiding beleid en normstelling
De Omgevingswet biedt het wettelijke kader en de wettelijke instrumenten voor het (uit)voeren van omgevingsbeleid. De wet heeft een instrumenteel karakter en doet geen beleidsinhoudelijke uitspraken over wat in het belang van de fysieke leefomgeving is.
De Omgevingswet gaat uit van een scheiding van beleid en normstelling. De provincie is verplicht om een Omgevingsvisie vast te stellen voor het hele provinciale grondgebied. De Omgevingsvisie bevat een beschrijving in hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied en de hoofdzaken van het integrale beleid dat voor de fysieke leefomgeving wordt gevoerd (artikel 3.2 Omgevingswet)
Voor omgevingsvisies geldt dat zij bijna geheel vorm- en procedurevrij zijn en alleen bindend zijn voor de betreffende overheidslaag. Om de doorwerking van het provinciale beleid veilig te stellen door middel van normering, zal de provincie het juridische instrumentarium moeten inzetten dat in de Omgevingswet hiervoor beschikbaar wordt gesteld.
0.2.3 Instrumenten onder de Omgevingswet
De Omgevingswet biedt de provincie diverse instrumenten.
Instrumenten om de uitvoering van het beleid zelf ter hand te nemen
In de eerste plaats biedt de Omgevingswet de provincie instrumenten om de uitvoering van het beleid zelf ter hand te nemen. Het gaat dan om de volgende instrumenten:
het provinciale projectbesluit;
de provinciale omgevingsvergunning waarbij in afwijking van het geldende omgevingsplan wordt verleend ten behoeve van een bouwplan;
de coördinatieregeling die het mogelijk maakt om vergunningen parallel te schakelen; en
het instrumentarium van het grondbeleid (voorkeursrecht, onteigening en grondexploitatiebevoegdheden).
Instrumenten voor de beleidsdoorwerking vooraf
De provincie beschikt op grond van de Omgevingswet over de volgende instrumenten voor de beleidsdoorwerking vooraf:
De Omgevingsverordening bevat de instructies van Provinciale Staten (PS) gericht aan gemeenteraden om de inhoud van en de toelichting op gemeentelijke omgevingsplannen in overeenstemming te brengen met de inhoud van de verordening. Provinciale Staten kunnen een termijn stellen waarbinnen de instructie moet zijn opgevolgd. Ook kunnen zij bij regels aangeven in welke gevallen daarvan kan worden afgeweken en onder welke voorwaarden.
De provinciale instructie is een instructiebesluit gericht aan één of enkele gemeenten om een gemeentelijk omgevingsplan met een bepaalde inhoud vast te stellen.
Niet juridische instrumenten voor de doorwerking vooraf zijn beleidsregels, bestuursafspraken (prestatieafspraken) en het vooroverleg over gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Instrumenten voor de beleidsdoorwerking achteraf
Voor de beleidsdoorwerking achteraf kunnen de volgende juridische instrumenten worden ingezet:
zienswijzen op omgevingsplannen;
beroep tegen vastgestelde omgevingsplannen;
reactieve interventie waarmee een (deel van) een omgevingsplan wegens strijd met het provinciaal belang buitenwerking kan worden gesteld; en
niet verlenen van instemming voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als deze activiteit is opgenomen op de lijst advies en instemming (artikel 16.15 a sub d Omgevingswet).
Het instrument van reactieve interventie kan worden ingezet als een zienswijze van de provincie niet is overgenomen of als het omgevingsplan gewijzigd is vastgesteld. De reactieve interventie kan zich alleen richten op die onderdelen van het omgevingsplan waarin een evenwichtige toedeling van functies aan locaties aan de orde is. Een andere voorwaarde is dat er sprake moet zijn van provinciale belangen als bedoeld in artikel 2.3 van de Omgevingswet. De reactieve interventie is daarmee een instrument om de naleving van de Omgevingsverordening af te dwingen, maar ook van beleid dat niet goed geregeld kan worden in de verordening of alleen op een manier die onevenredig veel bestuurslasten met zich mee zou brengen.
0.2.4 Sturen en samenwerken onder de nieuwe Omgevingswet
In het document 'Sturen en samenwerken onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening' (2008) is de provinciale bestuursfilosofie op basis van de Wro weergegeven. Deze bestuursfilosofie is ook toe te passen op de uitoefening van taken en bevoegdheden onder de Omgevingswet.
Voor de provincie Overijssel is uitgangspunt dat gemeenten primair de instantie zijn die in omgevingsplannen de doelen van de Omgevingswet van duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van de fysieke leefomgeving juridisch vastleggen. Daarbij gaat de provincie er vanuit dat de gemeenten rekening zullen houden met het provinciale belang. Door middel van voorkantsturing zal de provincie tijdig helder maken op welke wijze volgens haar rekening moet worden gehouden met dat provinciale belang. Als overleg niet leidt tot het veiligstellen van het provinciaal belang, zal de provincie haar juridisch instrumentarium inzetten. Daarbij is op voorhand geen enkel instrument uitgesloten. Dit betekent dat de provincie zienswijzen zal indienen bij de gemeenteraad en beroep op de Afdeling Bestuursrechtspraak zal instellen tegen gemeentelijke (ontwerp)plannen die in strijd zijn met het provinciaal belang, maar zo nodig een reactieve interventie zal doen waarmee het betreffende omgevingsplan buiten werking wordt gesteld. De provincie zal waar nodig in de provinciale verordening instructies geven aan gemeenteraden om omgevingsplannen aan te passen aan de inhoud van de verordening. De provincie zal alleen overgaan tot het vaststellen van projectbesluiten als opvolger van het provinciaal inpassingsplan als een gemeente niet bereid is of niet (tijdig) in staat blijkt een omgevingsplan vast te stellen hoewel het provinciaal belang daarom vraagt.
De provincie zet als volgt in op het realiseren van provinciaal belang:
accent op samenwerking, overleg en voorkantsturing;
realisatie door (voor-)overleg en (prestatie-)afspraken;
bij strijdigheid: zienswijze geven, eventueel gevolgd door reactieve interventie/beroep en het niet verlenen van instemming bij een omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
De verordening wordt ingezet als dit selectief en doelmatig is, van belang voor de positie van de bewoners, als het Rijk dit eist of ter voorkoming van extra regels in een Algemene Maatregel van Bestuur. Overige instrumenten zoals het projectbesluit en de proactieve interventie zet de provincie selectief in.
De verordening is dus één van de instrumenten ter realisatie van beleidsambities van provinciaal belang. In de Omgevingsvisie Overijssel wordt de inzet van dit instrument bepaald, maar ook van de andere instrumenten zoals (prestatie-)afspraken, gebiedsontwikkeling/uitvoeringsprojecten, subsidies en fondsen en kennis verwerven en delen.
0.2.5 Principebesluit tot inzet van de verordening
Met de provinciale verordening kan het provinciaal bestuur vooraf regels stellen die gemeenten bij het maken van omgevingsplannen in acht moeten nemen. De provincie Overijssel zet in principe alle instrumenten uit de gereedschapskist van de Omgevingswet in, dus ook de verordening. We gaan hier terughoudend mee om en zetten de verordening alleen in als het provinciale belang daarom vraagt.
0.2.6 Nieuwe Omgevingsverordening
De Omgevingsvisie van Overijssel biedt al in de geest van de Omgevingswet een integraal beleidskader voor alle aspecten van het fysieke domein die van provinciaal belang zijn. De Omgevingsvisie kan daardoor ook onder de Omgevingswet als provinciaal beleidskader dienen en is na enkele aanpassingen onder het overgangsrecht van de Omgevingswet gebracht. De Omgevingswet regelt echter geen overgangsrecht voor omgevingsverordeningen. Daardoor vervalt met de inwerkingtreding van de Omgevingswet de Omgevingsverordening zoals die in 2009 is vastgesteld en daarna geactualiseerd en gereviseerd is.
Vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is deze nieuwe verordening vastgesteld. De oude Omgevingsverordening is beleidsarm omgezet in afwachting van de integrale herziening van de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die volgens planning eind 2024 zal worden vastgesteld. Deze nieuwe verordening is daardoor inhoudelijk grotendeels gelijk aan de oude Omgevingsverordening, maar wel helemaal herschreven en nu Omgevingswet-proof.
0.2.7 Instructieregels van het Rijk
Het Rijk heeft in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgelegd wat de nationale belangen en ambities zijn. Omdat ook voor de NOVI geldt dat het als beleid alleen het Rijk zelf bindt, is er voor gekozen om bepaalde belangen juridisch te borgen door middel van instructieregels. Deze instructieregels zijn te vinden in het Besluit kwaliteit leefomgeving.
In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan instructieregels die voor het merendeel gericht zijn aan gemeenteraden. Deze inhoudelijke instructieregels verplichten om in omgevingsplannen op een bepaalde manier rekening te houden met nationale belangen. Voor een beperkt aantal onderwerpen is gekozen voor een getrapte regeling. Daarbij krijgt de provincie de opdracht om een nadere invulling te geven aan een nationale belang en daarvoor in de provinciale verordening instructies over omgevingsplannen op te nemen voor gemeenteraden. Niet elk nationaal thema waarvoor een getrapte regeling is gekozen, is voor elke provincie relevant. Zo zijn er in Overijssel geen erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde aangewezen. Voor de provincie Overijssel is alleen de opdracht om het Natuurnetwerk Nederland nader te regelen van toepassing. Met de regeling in Paragraaf 4.7.2 van de Omgevingsverordening wordt voldaan aan de opdracht in 2.44, lid 4 van de Omgevingswet.
Bij de Omgevingswet horen vier algemene maatregelen van bestuur die nadere invulling geven aan wat er in de Omgevingswet op hoofdlijnen voor het omgevingsrecht is geregeld.
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bevat de instructieregels van het rijk, beoordelingsregels en regels over omgevingswaarden. Het Omgevingsbesluit (Ob) geeft regels over het bevoegd gezag voor vergunningen, over procedures, handhaving en uitvoering. In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) staan de algemene regels voor activiteiten in de leefomgeving en of voor die activiteiten een vergunning of een melding nodig is. Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) staan de regels over veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en bruikbaarheid van bouwwerken. Ook geeft het Bbl regels over de staat en gebruik van een bouwwerk en over het uitvoeren van bouw- en loopwerkzaamheden.
Deze uitvoeringsregelgeving moet ervoor zorgen dat bij de toepassing van de instrumenten van de Omgevingswet sprake is van zorgvuldige afwegingen en een heldere besluitvorming.
Het Besluit Kwaliteit Leefomgeving bevat ook de regeling voor de verstedelijkingsprincipes die van het Rijk moeten worden toegepast. In de Ladder voor Duurzame verstedelijking is een rechtstreeks werkende motiveringseis opgenomen voor stedelijke ontwikkelingen die gericht is op het belang van zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van leegstand. Op grond van de Ladder voor Duurzame verstedelijking moet nagegaan worden of er behoefte is aan een stedelijke ontwikkeling en of in die behoefte kan worden voorzien in of aansluitend aan het bestaande stedelijke gebied. In de Omgevingsverordening wordt een nadere provinciale invulling gegeven aan de nationale Ladder voor Duurzame verstedelijking, waarbij een koppeling wordt gelegd met het principe van concentratie en de wijze waarop in Overijssel invulling wordt gegeven aan de regionale programmering van wonen, bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel.
0.3 Grondwaterbescherming
Een belangrijke taak van de provincie is de bescherming van grondwater en in het bijzonder de bescherming van het grondwater dat gebruikt wordt voor de winning van drinkwater.
In de Omgevingsverordening worden grondwaterbeschermingszones aangewezen waarbinnen beperkingen gelden voor functies en activiteiten die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van het grondwater. De beperkingen voor functies worden geregeld met instructies aan gemeenten voor omgevingsplannen (Hoofdstuk 4).
De beperkingen voor activiteiten in grondwaterbeschermingszones worden geregeld met instructies aan gemeenten voor omgevingsplannen voor zover het gaat om milieubelastende activiteiten die beroepshalve of bedrijfsmatig worden uitgeoefend op bedrijfslocaties (Hoofdstuk 4). Buiten deze bedrijfslocaties gelden voor milieubelastende activiteiten de rechtstreeks werkende regels van Hoofdstuk 3.
Er is voor deze constructie gekozen om zo dicht mogelijk te blijven bij de bevoegdheidsverdeling zoals die gold voor de invoering van de Omgevingswet. Op basis van het inrichtingenbegrip dat toen gehanteerd werd, was de gemeente het bevoegd gezag voor milieubelastende activiteiten in grondwaterbeschermingszones binnen inrichtingen en de provincie voor milieubelastende activiteiten in grondwaterbeschermingszones buiten inrichtingen.
Wij hebben ervoor gekozen om de kaders voor milieubelastende activiteiten op bedrijfslocaties mee te geven in de vorm van instructies voor omgevingsplannen. Omdat op dit moment er nog geen omgevingsplannen zijn waarin kaders zijn verwerkt voor milieubelastende activiteiten binnen grondwaterbeschermingszones, regelen wij hiervoor een provinciale bruidsschat in de vorm van voorbeschermingsregels die onderdeel gaan uitmaken van de omgevingsplannen die van rechtswege ontstaan op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet.
0.4 Stiltegebieden
In de Omgevingsvisie zijn geen stiltegebieden aangewezen. Voor (potentiële) stiltegebieden geldt dat we er vanuit gaan dat deze voldoende bescherming krijgen door de ligging binnen het Natuurnetwerk Nederland. In deze Omgevingsverordening zijn daarom geen regels opgenomen die geluidhinder in stiltegebieden moeten voorkomen of beperken.
0.5 Waterveiligheid en wateroverlast
Op grond van de Omgevingswet moet de provincie omgevingswaarden vaststellen voor regionale waterkeringen en overstromingsrisico's. De vaststelling van deze omgevingswaarden wordt geregeld in Hoofdstuk 2 (doelen en omgevingswaarden).
In Hoofdstuk 5 (waterbeheer) zijn de instructies opgenomen aan de waterschappen die ervoor moeten zorgen dat de gestelde omgevingswaarden gehaald worden. Het gaat om instructies over het waterbeheerprogramma en eisen die worden gesteld aan het watersysteem, met name aan de legger en peilbesluiten.
In Hoofdstuk 5 zijn ook de instructies opgenomen voor grondwateronttrekkingen en de gegevensverzameling voor het grondwaterregister.
0.5.1 Provinciegrens overschrijdende waterschappen
De Omgevingswet heeft als uitgangspunt dat overheden hun regels voor de fysieke leefomgeving bijeenbrengen in één gebiedsdekkende regeling. Voor de provincies is dat de omgevingsverordening. Voor waterschappen die binnen meerdere provincies werkzaam zijn, betekent dit dat zij te maken krijgen met verschillende omgevingsverordeningen, omdat elke provincie toch haar eigen accenten zet in het waterbeheer.
In IPO-verband zijn afspraken gemaakt over de inhoudelijke afstemming van de instructieregels voor waterbeheer van provincies die te maken hebben met provinciegrensoverschrijdende waterschappen.
Hoofdstuk 5 van de Omgevingsverordening richt zich op het regionale waterbeheer en de taakuitoefening van de waterschappen Drents Overijsselse Delta, Vechtstromen, Rijn en IJssel, Vallei en Veluwe en Zuiderzeeland, voor zover zij hun taken uitoefenen binnen het grondgebied van de provincie Overijssel.
In de viewer waarin deze digitale Omgevingsverordening te raadplegen is, kan precies nagegaan worden waar de instructieregels van Overijssel van toepassing zijn.
0.6 Provinciale wegen en vaarwegen
De regels voor provinciale wegen en vaarwegen zijn ondergebracht in Hoofdstuk 3 (regels voor activiteiten) voor zover het gaat om rechtstreeks werkende regels voor activiteiten van derden zoals aansluiting op en het gebruik van provinciale wegen en vaarwegen. Deze regels zijn gericht op weggebruikers en 'aanwonenden'.
In Hoofdstuk 5 (waterbeheer) zijn de instructieregels voor gemeenten en waterschappen over provinciale vaarwegen die bij hen in beheer zijn gegeven. Daarin zijn regels opgenomen over vaarwegdiepten, het onttrekken van vaarwegen aan het openbaar scheepvaartverkeer en over bedieningstijden van bruggen en sluizen.
0.7 Luchthavenbesluit Twente Airport
Hoofdstuk 7 is een vreemde eend in de bijt van de Omgevingsverordening. Het bevat het Luchthavenbesluit Twente Airport dat op grond van wettelijke verplichtingen is vastgesteld als verordening en daarom onderdeel uit moet maken van de Omgevingsverordening. Het Luchthavenbesluit is herschreven naar de eisen van de Omgevingswet, maar inhoudelijk niet gewijzigd.
Het Luchthavenbesluit Twente Airport is nog steeds conform de aanbeveling van de Commissie Wientjes van oktober 2014 gericht op herontwikkeling van het voormalige militaire luchthaventerrein Twenthe. Doel daarvan is het versterken van de economie en het stimuleren van de werkgelegenheid door aansluiting te zoeken bij het nationale topsectorenbeleid op het gebied van Advanced Materials and Manufacturing (AMM) binnen de topsector High Tech Systems and Materials (HTSM) (ref. 1).
De commissie adviseerde om van Twente Airport een iconische, internationale ontwikkel-, demonstratie- en productiezone te maken. De naam die de commissie aan deze ontwikkeling heeft gegeven is Technology Base Twente (TecBT). Daarbij adviseerde zij om de bestaande start- en landingsbaan te behouden als uniek bezit voor de Technology Base Twente, waarbij naast de HTSM/AMM bedrijven ook ruimte ontstaat voor luchthavengerelateerde bedrijvigheid en voor General en Business Aviation. Het gebruik van de baan moet op een logische manier inhaken bij de gebiedsontwikkeling en een toegevoegde waarde leveren als vestigingsfactor voor Twente.
Om de vliegfunctie te behouden is op grond van de Wet luchtvaart een luchthavenbesluit nodig. In het luchthavenbesluit worden de milieugebruiksruimte en het ruimtebeslag van de luchthaven c.q. de zones met bouwbeperkingen bepaald. Het aanvragen van een luchthavenbesluit gebeurt door Area Development Twente (ADT), die optreedt als exploitant van de luchthaven.
ADT heeft die aanvraag voor het door Provinciale Staten van Overijssel te nemen luchthavenbesluit op 17 maart 2016 ingediend. Gevraagd werd om -vooruitlopend op de instelling van een luchthavenexploitatiemaatschappij- het volgende gebruik van de luchthaven mogelijk te maken:
ruimte voor in totaal ca. 20.000 vliegbewegingen;
ruimte voor voor ca. 10.000 zweefvliegbewegingen;
vliegbewegingen te laten plaatsvinden op weekdagen van 6.00 tot 23.00 uur met een extensieregeling voor bijzondere situaties;
gebruik van het luchthavengebied met daarop de start- en landingsbaan; de verharde baan heeft een operationele lengte van 2406 meter. Daarnaast zal gebruik gemaakt worden van de direct ten zuiden daarvan gelegen onverharde baan voor zweefvliegactiviteiten.
Provinciale Staten van Overijssel hebben mede op basis van de aanvraag een luchthavenbesluit opgesteld.
0.7
0.8 Natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet is een samenvoeging van de Boswet, Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet. Met het Aanvullingsspoor Natuur is de Wet Natuurbescherming opgegaan in de Omgevingswet.
De Omgevingswet regelt de wijze waarop de bescherming van de natuur vorm krijgt en geeft invulling aan de afspraken tussen Rijk en provincies uit het Bestuursakkoord Natuur.
De bevoegdheden van de provincie op het gebied van faunabeheer worden ingevuld met de regels in Hoofdstuk 6 (faunabeheer). Het gaat om regels over tegemoetkoming faunaschade, faunabeheerplan, faunabeheereenheid en wildbeheereenheden.
De bevoegdheden van de provincie om nadere regels te stellen voor gebiedsbescherming, houtopstanden en soortenbescherming zijn ondergebracht in hoofdstuk 3 (regels voor activiteiten) omdat het gaat om rechtstreeks werkende regels voor milieubelastende activiteiten.
0.8
0.9 Coördinatieregeling
In de Omgevingsverordening zijn geen coördinatieregels opgenomen. De Omgevingswet bevat een algemene verwijzing naar de coördinatieregeling in afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Afdeling 3.5 van de Algemene Wet Bestuursrecht biedt de mogelijkheid om de voorbereiding, behandeling en bekendmaking van deze besluiten te laten coördineren door één bestuursorgaan die aangewezen wordt als coördinerend bestuursorgaan.
De Omgevingswet wijst de gevallen aan waarin toepassing van de coördinatieregelen van de Awb verplicht is. Bestuursorganen kunnen er ook voor kiezen om de coördinatieregeling vrijwillig toe te passen. Om te voorkomen dat voor elk individueel geval een apart besluit nodig is om de coördinatieregeling toe te passen, kan het handig zijn om de aanwijzing van gevallen waarop de coördinatieregelen zal worden toegepast aan te wijzen in de Omgevingsverordening. In het delegatiebesluit leggen Provinciale Staten de bevoegdheid bij Gedeputeerde Staten om categorieën van gevallen aan te wijzen waarop de coördinatieregelen van afdeling 3.5 van de Awb van toepassing is.
0.10 Toezicht en strafbepaling
In deze Omgevingsverordening zijn geen regels voor toezicht en strafbaarstelling opgenomen. Dit is afdoende geregeld in wet en regelgeving van het Rijk.
De provincie ziet toe op de naleving van deze Omgevingsverordening en zal waar nodig met alle instrumenten die ons ter beschikking staan optreden als gehandeld wordt in strijd met de regels en instructies van deze Omgevingsverordening.
0.11 Flexibiliteit
In Hoofdstuk 1 is geregeld van welke instructieregels Gedeputeerde Staten op verzoek van een gemeente of waterschap een ontheffing kunnen verlenen. Daarmee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 2.32 biedt aan Gedeputeerde Staten om af te wijken van de instructies die zich richten op de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het criterium voor toepassing van deze ontheffingsmogelijkheid is dat een instructieregel een bestuursorgaan onevenredig belemmert bij de uitvoering van zijn taken of bevoegdheden in verhouding tot het belang dat wordt gediend met de regel waarvan ontheffing is gevraagd. Daarmee biedt de Omgevingswet een vergelijkbare hardheidsclausule als in de oude Omgevingsverordening was opgenomen.
Voor veel instructieregels geldt dat er flexibiliteit wordt geboden aan gemeenten en waterschappen door de mogelijkheid om binnen randvoorwaarden van deze instructieregels af te wijken. Waar het gaat om instructies aan gemeenten en waterschappen over milieubelastende activiteiten die geregeld moeten worden in omgevingsplannen en waterschapsverordeningen, geldt in veel gevallen dat er flexibiliteit wordt geboden in de vorm van maatwerkregels en maatwerkvoorschriften.
Een andere vorm van flexibiliteit wordt geboden in het Delegatiebesluit waarmee Gedeputeerde Staten bevoegd worden om de Omgevingsverordening binnen randvoorwaarden aan te passen en aan te vullen.
0.12 Overgangs- en slotbepalingen
In Hoofdstuk 8 bevat een beperkt aantal overgangs- en slotbepalingen. De Omgevingswet kent algemene overgangsbepalingen die ook van toepassing zijn op de besluiten die op basis van de vorige Omgevingsverordening zijn genomen. Die voorkomen dat geldende besluiten opnieuw ter discussie komen en dat aanvragers lopende een procedure geconfronteerd worden met nieuw recht. De instructies voor omgevingsplannen richten zich in hoofdzaak op nieuwe ontwikkelingen. Dit betekent dat de verordening pas op dat moment doorwerkt in de gemeentelijke omgevingsplannen.
0.13 Wijze van publicatie
De Omgevingsverordening is digitaal vastgesteld. Vooral voor het sturen op ruimtelijke kwaliteit is een digitale en interactieve wijze van benaderen voor de praktijk handig: het digitale systeem met kaartlagen maakt het mogelijk om verschillende gegevens eenvoudig te combineren en af te wegen.
Aan de verordening hebben we een eigen set kaarten toegevoegd die met name voor het helder definiëren van het toepassingsbereik van bepalingen onmisbaar zijn. De kaarten zijn gemaakt op een schaal van 1:100.000. De kaarten zijn online te raadplegen op de website Externe link: www.omgevingsvisie.nl.
Colofon
Uitgave Omgevingsverordening Overijssel,
Eindredactie Eenheid RB
Kaarten Beleidsinformatie provincie Overijssel beleidsinformatie@overijssel.nl
Inlichtingen bij Omgevingsvisie@overijssel.nl Externe link: www.omgevingsvisie.nl
Adresgegevens Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99
Disclaimer
Deze versie van de Omgevingsverordening Overijssel bieden wij elektronisch (digitaal) aan in het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Tevens stellen wij analoge versies beschikbaar. Bij verschillen tussen de analoge en digitale versie geldt de digitale versie in het DSO.
S
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Vrijstelling vergunningplicht
Artikel 11.57
11.56 van het Besluit activiteiten leefomgeving maakt het mogelijk om provinciale regels te stellen waarmee flora- en fauna-activiteiten vrijgesteld worden van de vergunningsplicht die opgelegd is in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de Omgevingswet.
De provincie Overijssel maakt van deze mogelijkheid gebruik om het opzettelijk vangen van een aantal beschermde diersoorten vrij te stellen van de vergunningplicht voor een flora en fauna activiteit. Deze soorten mogen opzettelijk worden gevangen als dat nodig is:
in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling of bestendig beheer en onderhoud,
in het belang van de bescherming van wilde flora of fauna,
in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats, of
in het belang van onderzoek en onderwijs.
Het gaat om "andere soorten". Deze soorten zijn op grond van artikel 11.55
11.54, lid 1 in Bijlage VII
IX, onder A, van het Besluit activiteiten leefomgeving, aangewezen als ("andere") beschermde soorten. Deze soorten worden niet strikt beschermd op grond van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en internationale verdragen.
De vrijgestelde soorten komen algemeen voor en de populaties van deze soorten verkeren in een gunstige staat van instandhouding. Juist bij soorten die zeer algemeen voorkomen, is het niet gewenst dat voor elke ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden of elke ingreep in het kader van beheer en onderhoud een vergunning aangevraagd moet worden. Soms is het ook in het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna of onderzoek en onderwijs nodig om dieren te vangen. Bijvoorbeeld bij het overzetten van amfibieën.
In Bijlage IV (vergunningsvrije soorten) staat per vrijgestelde soort welke van de bovengenoemde belangen voor de vrijstelling van toepassing zijn. Deze belangen zijn afkomstig uit artikel 8.74l, lid 1 onder b van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Zorgplicht en alternatievenonderzoek
Uiteraard blijft wel de algemene zorgplicht van artikel 1.12
de artikelen 1.6 en 1.7 van de Omgevingswet en de specifieke zorgplicht voor soorten van artikel 11.27 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing. Dit betekent dat het opzettelijk vangen en doden van de vrijgestelde diersoorten zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Ook moet bekeken worden of de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden of het bestendig beheer en onderhoud niet op een andere manier uitgevoerd kan worden waardoor opzettelijk vangen of doden niet nodig is (alternatievenonderzoek).
De in Bijlage IV (vergunningsvrije soorten) bij deze soort genoemde belangen zijn belangen die genoemd worden in artikel 8.74j, lid 1 onder b van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Artikel 3.21 biedt een vrijstelling van de verboden tot het onder zich hebben en vervoeren van keutels, braakballen, losse veren en sterrenschot van beschermde diersoorten als bedoeld in de artikelen 11.40, lid 1 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving (vogels) en 11.48, lid 1, onder b van het besluit Activiteiten Leefomgeving (Habitatrichtlijnsoorten). Voor soorten als bedoeld in artikel 11.55, lid 1, onder a van het Besluit Activiteiten Leefomgeving is er geen sprake meer van een verbod op het vervoeren en onder zich hebben zodat er voor 'producten van' deze soorten geen vrijstelling noodzakelijk is. Voor vogels en soorten die vallen onder bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het verdrag van Bern of bijlage I bij het verdrag van Bonn is een dergelijke vrijstelling nog wel noodzakelijk. De vrijstelling is gebaseerd op het wettelijk belang van onderzoek of onderwijs.
Artikel 3.21 biedt een vrijstelling van de verboden tot het onder zich hebben en vervoeren van uitwerpselen, braakballen, losse veren en sterrenschot van vogels als bedoeld in de artikelen 11.39, lid 1 van het Besluit activiteiten leefomgeving. De vrijstelling is gebaseerd op het wettelijk belang van onderzoek of onderwijs.
Sterrenschot is de benaming voor geleiachtige klompen dril van amfibieën die zijn uitgebraakt door predatoren zoals reigers en vossen.
T
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In een boringsvrije zone bevinden zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken, zodanige beschermende bodemlagen dat met beperkte regels kan worden volstaan. In boringsvrije zones is het beschermingsregime erop gericht om de zones te vrijwaren van mechanische bodemingrepen, die de beschermende functie van slecht doorlatende bodemlagen zouden kunnen aantasten. Ook moet worden voorkomen dat schadelijke stoffen het grondwater verontreinigen dat wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening.
Deze paragraaf bevat de direct werkende regels voor milieubelastende activiteiten buiten een bedrijfslocatie in een boringsvrije zone. In Paragraaf 4.8.5 van de verordening zijn de instructieregels voor gemeenten voor milieubelastende activiteiten op bedrijfslocaties (voorheen inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer) in boringsvrije zones opgenomen.
De direct werkende regels in deze paragraaf houden het volgende in.
Er is een absoluut verbod opgenomen om koelwater, afvalwater en andere schadelijke vloeistoffen te lozen en om bodemenergiesystemen aan te leggen vanaf een bepaalde diepte in de ondergrond. Dit gelet op de risico's van opwarming of verontreiniging van het grondwater. Voor bodemenergiesystemen worden de resultaten van enkele langjarige, landelijke proefprojecten afgewacht, waarbij de risico's voor het grondwater in beeld worden gebracht. Het begrip bodemenergiesysteem heeft in deze verordening een bredere reikwijdte dan in het Besluit activiteiten leefomgeving, zie de begripsbepaling in Bijlage II bij de verordening.
Andere mechanische ingrepen zijn alleen toegestaan wanneer wordt voldaan aan algemene voorschriften en vooraf een melding wordt ingediend. Voor mechanische ingrepen van het drinkwaterbedrijf die noodzakelijk zijn voor de waterwinning of voor de ontwikkeling daarvan, geldt een vrijstelling.
U
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In een boringsvrije zone bevinden zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken, zodanige beschermende bodemlagen dat met beperkte regels kan worden volstaan. In boringsvrije zones is het beschermingsregime erop gericht om de zones te vrijwaren van mechanische bodemingrepen, die de beschermende functie van slecht doorlatende bodemlagen zouden kunnen aantasten. Ook moet worden voorkomen dat schadelijke stoffen het grondwater verontreinigen dat wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening.
Paragraaf 3.6.4 van de verordening bevat de direct werkende regels voor milieubelastende activiteiten buiten een bedrijfslocatie in een boringsvrije zone. In Paragraaf 4.8.5 zijn de instructieregels voor milieubelastende activiteiten op bedrijfslocaties (voorheen inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer) in boringsvrije zones opgenomen. Deze instructieregels, die door gemeenten moeten worden verwerkt in het omgevingsplan, houden het volgende in.
Het is niet toegestaan om koelwater, afvalwater en andere schadelijke vloeistoffen te lozen en om bodemenergiesystemen aan te leggen vanaf een bepaalde diepte in de ondergrond. Dit gelet op de risico's van opwarming of verontreiniging van het grondwater. Voor bodemenergiesystemen worden de resultaten van enkele langjarige, landelijke proefprojecten afgewacht, waarbij de risico's voor het grondwater in beeld worden gebracht. Het begrip bodemenergiesysteem heeft in deze verordening een bredere reikwijdte dan in het Besluit activiteiten leefomgeving, zie de begripsbepaling in bijlage I bij de verordening.
Andere mechanische ingrepen vanaf een bepaalde diepte zijn alleen toegestaan wanneer wordt voldaan aan voorwaarden. Gemeenten nemen de voorwaarden op in het omgevingsplan. Voor mechanische ingrepen van het drinkwaterbedrijf die noodzakelijk zijn voor de waterwinning of voor de ontwikkeling daarvan, wordt een vrijstelling opgenomen.
In de boringsvrije zone Salland-Diep kan worden toegestaan om een bodemenergiesysteem aan te leggen en een daarmee samenhangende lozing te doen, dieper dan vijftig meter onder het maaiveld, mits wordt aangetoond dat de beschermende kleilaag dieper ligt dan vijftig meter. Hiervoor moet een omgevingsvergunningsplicht worden opgenomen in het omgevingsplan.
V
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Grondwateronttrekking en infiltratie
In lijn met het uitgangspunt "decentraal wat kan, centraal wat moet" zijn onder de Omgevingswet de eigen verordenende bevoegdheden van provincie en waterschap niet verder ingeperkt dan nodig. Dit blijkt onder andere uit afdeling 16.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving, waar ruimte wordt geboden aan provincie en waterschap om zelf in de benodigde regelgeving te voorzien.
Alleen waar dat nodig is voor internationale verplichtingen of bovenregionale belangen, zijn door het Rijk regels worden gesteld. Dit betekent dat, waar van rijkswege gestelde regels ontbreken, waterschappen en provincies bevoegd zijn om daarin zelf bij verordening te voorzien. De waterschappen zijn als watersysteembeheerder verantwoordelijk voor de regulering van de handelingen in het regionale watersysteem. Het Besluit activiteiten leefomgeving maakt hierop een uitzondering voor een aantal specifieke categorieën van grondwateronttrekkingen. Deze categorieën zijn benoemd in artikel 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Het betreft onttrekkingen voor de openbare drinkwatervoorziening en onttrekkingen van meer dan 150.000 m3 per jaar voor industriële toepassingen. Voor deze categorieën van onttrekkingen kan de provincie in verordening afwijkende regels stellen. Het infiltreren van water voor voornoemde toepassingen valt ook de mogelijkheid om afwijkende regels te stellen.
Overige onttrekkingen kunnen worden gereguleerd door de waterschappen. De Omgevingswet laat de waterschappen de mogelijkheid voor de overige onttrekkingen een verbodsstelsel te introduceren met de mogelijkheid van vergunningen, algemene regels en vrijstellingen. De provincie heeft de mogelijkheid de regulering van de overige onttrekkingen te sturen via instructieregels bedoeld in artikel 2.22 van de Omgevingswet.
Gedifferentieerd stelsel
In deze paragraaf is een gedifferentieerd stelsel van regels vastgelegd. Deels hebben de regels betrekking op de specifieke categorieën van onttrekkingen en infiltraties die onder het bevoegd gezag van Gedeputeerde Staten vallen. Voor het overige deel zijn in deze titel instructieregels opgenomen die ook sturend zijn voor de invulling van het verbodsstelsel bij de waterschappen en het grondwaterregister.
In Artikel 5.15 is bepaald dat het waterschap grondwateronttrekkingen moet regelen met een vergunning of een melding als het gaat onttrekkingen of infiltraties van meer dan 50.000 m3 per jaar. Dit geldt ook voor tijdelijke onttrekkingen of infiltraties van in totaal meer dan 50.000 m3. Met dit artikel wordt de vrijstellingsmogelijkheden van de waterschappen dus beperkt.
Boringsvrije zone Salland Diep
Voor het derde watervoerende pakket onder Salland geldt al sinds 1991 een strategische reservering voor de openbare drinkwatervoorziening en hoogwaardige industriële toepassing waarop de Warenwet van toepassing is. Dit watervoerende pakket bevat grondwater van een zeer hoge kwaliteit en leeftijd maar is tegelijkertijd kwetsbaar voor uitputting (verzilting door te veel onttrekkingen) en verontreinigingen (doorboren van bovenliggende kleilagen).
Zorgvuldig beheer is noodzakelijk ook gelet op de al aanwezige onttrekkingen voor de drinkwatervoorziening en hoogwaardige industriële toepassingen. Daarom zijn via dit artikel voorwaarden opgenomen om een algehele vergunningplicht te regelen. Ook zijn de gronden expliciet bepaald waarop door het dagelijks bestuur wel vergunning kan worden verleend.
Boringsvrije zone Salland Diep Noord
Vanwege de grote druk op de openbare drinkwatervoorziening in Overijssel is er behoefte aan extra drinkwaterbronnen. Het diepe watervoerende pakket in het noordelijke deel van Salland Diep heeft een hoge potentie voor drinkwaterwinning. Het is wenselijk dat deze potentie exclusief behouden blijft voor de toekomstige drinkwatervoorziening. De boringsvrije zone Salland Diep Noord is aangewezen om binnen dit gebied enkel grondwateronttrekkingen toe te staan ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. De nadere uitwerking van het beleid zal worden verankerd in het Regionaal Waterprogramma.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2025-6798.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.