Ontwerp Omgevingsvisie Overijssel 'Overijssel voor en met elkaar'

Gedeputeerde Staten van Overijssel besluiten:

Artikel I

Het ontwerp Omgevingsvisie 'Overijssel voor en met elkaar!' vast te stellen en ter inzage te leggen,

zoals is aangegeven in Bijlage A.

Artikel II

[Gereserveerd]

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 22 april 2024.

A.P. Heidema, voorzitter,

N. Versteeg, secretaris

Bijlage A

Ontwerp Omgevingsvisie Overijssel 'Overijssel voor en met elkaar'

Voorwoord

afbeelding binnen de regeling

Voor u ligt ‘Overijssel voor en met elkaar!’: de nieuwe Omgevingsvisie van de Provincie Overijssel. De ruimte in Overijssel is schaars. Hoe en waar maken we de keuzes als het gaat om klimaat, energie, natuur, landbouw, woningbouw, economie en mobiliteit? We beschrijven op hoofdlijnen welke ontwikkelingen we graag waar zien en hoe we dit in overleg met onze inwoners, ondernemers, medeoverheden en partners voor elkaar willen krijgen. Daarmee willen we ruimtelijk, economisch en sociaal-maatschappelijk richting geven en zetten we een toekomstbeeld neer van het Overijssel in 2035, met een doorkijk naar 2050.

Een rijke diversiteit aan landschappen, van het coulisselandschap van Twente tot aan de waterrijke Kop van Overijssel, een ijzersterke economie door het kenmerkende Overijsselse ondernemerschap, sterke steden en hechte dorpen waar je graag wilt wonen en een prachtig en leefbaar platteland. Je kunt niet anders concluderen dan: Overijssel is de mooiste provincie van Nederland. En dat willen we zo houden.Tijdens het opstellen van deze Omgevingsvisie hebben we met onze inwoners, ondernemers, medeoverheden en partners gesproken over de toekomst van Overijssel. Gezamenlijk is gekeken wat er nodig is en wat we zouden willen in onze provincie.

Ook voor de komende jaren hebben we in Overijssel forse uitdagingen.Daar willen we in goed overleg met gemeenten, regio’s, het Rijk en de waterschappen aan werken. Als één overheid in en met de samenleving. Zo geven we samen vorm aan de toekomst en zorgen we dat Overijssel in 2050 nog altijd de mooiste provincie van Nederland is.

Gedeputeerde Liesbeth Grijsen



De Omgevingsvisie van Jarno Bremmer en Jan Paul ten Berge

De Omgevingsvisie van Jarno Bremmer en Jan Paul ten Berge

De leefomgeving

‘We waren al een tijdje op zoek naar een groener plekje buiten de drukte van de stad, toen we de mogelijkheid kregen om dit tiny house aan de rand van Deventer te huren.’ Aan het woord is diskjockey Jarno Bremmer (48 jaar). Zijn huisje van 35 m2 maakt deel uit van de Tuinen van Zandweerd, het project van woningcorporatie Rentree dat in totaal uit 8 tiny houses en een gemeenschapsgebouw bestaat. ‘Mijn vriendin, zoontje en ik wonen hier pas een half jaar, maar we zijn absoluut enthousiast. We wilden graag kleiner wonen, ontspullen en wat bewuster leven. Dat is precies wat we hier nu doen. Samen met de andere bewoners vormen we een gemeenschap die naar elkaar omkijkt en duurzame initiatieven ontplooit. En we wonen middenin het groen. Ik wil hier nu al niet meer weg.’

Focus op goede faciliteiten

Ook politieagent Jan Paul ten Berge is heel tevreden met het huis waar hij sinds 2018 samen met zijn vrouw en twee kinderen woont: ‘Hiervoor woonden we in een Vinex-wijk in Zwolle, maar eerlijk gezegd voelde dat helemaal niet goed. Die drukte en al die hoogbouw. Mijn vrouw en ik komen allebei uit een dorp. Toen we kinderen kregen, besloten we opnieuw in een dorp te gaan wonen.’ Hoewel Jan Paul in Heino is geboren, valt zijn keuze uiteindelijk op een twee-onder-eenkapwoning in Raalte-Noord. ‘Dat heeft te maken met het feit dat de vraagprijs voor de beschikbare woningen in Heino zwaar werd overboden, als zo’n woning niet al onderhands was verkocht. Daarom zijn we in Raalte-Noord gaan kijken. De wijk waar we nu wonen is ruim opgezet en groen en alle faciliteiten, zoals de basisschool, de sportclubs, het bos en de supermarkt, zijn vlakbij. Na vijf jaar kan ik zeggen dat dit huis echt ons thuis is geworden.’ Net als Jan Paul is Jarno blij met de faciliteiten in de buurt van zijn huis. ‘Naast de voorbeelden die Jan Paul al noemde, vind ik het heel belangrijk dat er bijvoorbeeld ook een goede bibliotheek, een poppodium en een museum in de buurt is. Dergelijke culturele faciliteiten vergroten mijn woongeluk.’

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Foto van Jarno Bremmer met zijn gezin

Bijdragen aan het klimaat en de energietransitie

Als Jarno en Jan Paul vanuit hun persoonlijke leefomgeving kijken naar de grootste uitdagingen waar de samenleving voor staat, komen enkele opgaven duidelijk naar voren. De klimaatverandering en de energietransitie bijvoorbeeld. Jarno: ‘In de zoektocht naar een groene wereld draag ik bij waar ik kan. Zo scheiden we ons afval en verzamelen we als woongemeenschap de compost in de tuintjes. Ons tiny house is gasloos en energiezuinig en er liggen vier zonnepanelen op ons dak die best veel energie opleveren. Daarnaast liggen er zonnepanelen op het dak van de gemeenschappelijke ruimte, waarmee we energie opwekken voor de wasmachines en drogers van de bewoners die daar staan. Aan de andere kant heb ik wel een camperbusje waarmee ik het land doorkruis om als diskjockey naar optredens te rijden. Ik schaam me voor de rookpluim als ik ’s ochtends de dieselmotor start. Natuurlijk zou ik graag overstappen naar een elektrisch aangedreven camper, maar helaas beschik ik niet over de benodigde financiële ruimte. Het zou super zijn als de overheid dit gaat stimuleren, maar ik snap ook dat dit heel veel geld kost.’

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Foto van Jan Paul ten Berge

Het fossiele brandstofprobleem

Ook Jan Paul en zijn gezin dragen op hun manier bij aan een meer duurzame wereld, zo vertelt hij. ‘Net als Jarno scheiden wij ons afval, we hebben dertien zonnepanelen en twee WTW (warmteterugwinning)-systemen op ons dak liggen, we eten zoveel mogelijk biologisch en we pakken regelmatig de fiets. Vooralsnog hebben we twee auto’s, maar we zitten eraan te denken de kleine auto de deur uit te doen en daarvoor in de plaats een elektrische fiets te kopen waarmee je maximaal 45 kilometer per uur kunt rijden. Maar als ik bijvoorbeeld kijk naar het productieproces van elektrische voertuigen, de stroom die nodig is voor het opladen en de afvoer van uitgerangeerde auto’s en fietsen, dan twijfel ik eerlijk gezegd of elektrisch rijden echt de meest duurzame oplossing is voor het fossiele brandstofprobleem. Ook omdat de moderne benzine- en dieselauto’s al lang niet meer zo vervuilend zijn. Wat ik wel heel goed vind, is dat met de opgewekte restwarmte uit de rioolzuivering in Raalte het zwembad Het Tijenraan wordt opgewarmd. Dergelijke initiatieven in onze gemeente juich ik van harte toe.’ Jarno is het met Jan Paul eens. ‘Vlakbij de Tuinen van Zandweerd ligt een waterzuiveringsgebied. Met de warmte die vrijkomt bij het zuiveren van het water, wordt de wijk Groeneweerd verwarmd. Dat vind ik een prachtig initiatief.’

Mobiliteit en bereikbaarheid

Aangezien Jan Paul als politieagent in Zwolle werkt en Jarno als diskjockey in heel Nederland optreedt, zijn beide heren afhankelijk van het wegennetwerk in Overijssel. De mening over de staat van dit netwerk is een beetje dubbel, zo legt Jan Paul uit. ‘Aan de ene kant denk ik dat we het in Overijssel heel goed voor elkaar hebben. Buiten de spits heb je vaak nergens last van. Maar als ik na mijn vroege dienst rond 15.00 uur uit Zwolle naar Raalte rijd, mijd ik de N35 en neem ik altijd een route binnendoor. Want bij kruispunt Bos in Raalte staat het rond die tijd helemaal vast.’ Jarno herkent dit probleem. ‘Zoals gezegd heb ik een groene insteek, maar wat mij betreft mag de N35 helemaal dubbelbaans worden, zodat het verkeer lekker doorloopt.’ Voor zowel Jan Paul als Jarno vormt de trein niet echt een aantrekkelijk alternatief. Zo moest Jarno onlangs ruim 37 euro betalen voor een retourtje Deventer-Utrecht. ‘Dat vind ik echt heel veel geld.’ Jan Paul is het met Jarno eens. ‘Voor dat geld kan je met de auto heen en weer rijden. Kijk je naar de prijs van een treinkaartje, dan begint reizen met de trein zo langzamerhand echt iets voor de elite te worden. En dat lijkt me niet de bedoeling.’

Verbeterpunten voor de toekomst

Vanzelfsprekend willen Jarno en Jan Paul ook in de toekomst fijn wonen en werken. Maar wat hen betreft hoeft Nederland op het gebied van bijvoorbeeld het stikstofprobleem niet altijd het beste jongetje van de klas te zijn. Jan Paul legt uit: ‘Het lijkt wel of wij als Nederlanders soms niet inzien hoe goed we het hebben en hoe goed we het doen. Natuurlijk is het belangrijk dat we met het oog op de grote opgaven stappen blijven zetten, maar we moeten niet doorslaan. Als ik bijvoorbeeld kijk hoe de boeren jarenlang zijn gepusht om te groeien en nu ineens moeten inkrimpen, dan begrijp ik dat ze hun hakken in het zand zetten.’ Jarno knikt instemmend. ‘Deventer heeft nieuwe plannen voor hoogbouw, waarbij de flats negen verdiepingen tellen. Maar eigenlijk wil geen enkele Deventenaar dit. Daar moet je als gemeente wel rekening mee houden.’ Jan Paul besluit deze dialoog met een goede raad. ‘Als overheid moet je mensen de kans en de tijd geven om veranderingen door te voeren. Volgens mij speelt communicatie daarbij een heel belangrijke rol. Als je daar wat meer aandacht aan besteedt, krijg je de inwoners sneller mee en zorg je ervoor dat we met z’n allen nog gelukkiger worden.’

Samenvatting

Voor u ligt de Omgevingsvisie ‘Overijssel voor en met elkaar!’. Hierin beschrijven we waar we in Overijssel naar toe willen voor de middellange en lange termijn (2035-2050) en hoe we daar, in overlegmet medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners, willen komen. Deze Omgevingsvisie biedt doelen, kaders en houvast voor hoe we omgaan met de opgaven waar wij als provincie voor staan. Deze Omgevingsvisie biedt richting voor ons als provincie én voor medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners.

Wij hebben onze medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners betrokken bij het opstellen van deze Omgevingsvisie. In bijlage 5 ‘Totstandkoming en participatie’ (zie Bijlage 5 Totstandkoming en participatie) staat hoe we dat hebben gedaan.

Er moet nogal wat gebeuren in Overijssel. Denk aan nieuwe woningen, klimaatverandering, schoner water en een gezondere bodem, de energietransitie, de mobiliteitstransitie, behoud van bestaande infrastructuurnetwerken, ruimte voor defensie, behoud van voldoende ruimte voor landbouw, de toekomst en leefbaarheid van onze groene omgeving en bebouwde gebied, en het stoppen van de achteruitgang van de kwaliteit van de natuur en biodiversiteit. Ook op economisch gebied zijn de opgaven groot: denk aan ruimte voor bedrijven, digitalisering, verduurzaming, meer hergebruik van materialen en het vinden van geschikt en voldoende personeel.

Onze visie op al het moois van Overijssel (zie Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!)

Overijssel is een mooie provincie. Prettig om in te wonen, te werken, te leven en te recreëren. En dat willen we graag zo houden, versterken en verder ontwikkelen. In een notendop is onze visie dat we onze inwoners en ondernemers een aantrekkelijke, prettige, gezonde en veilige woon-, werk- en leefomgeving willen bieden. Zodat dit bijdraagt aan hun brede welvaart (zie Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden). In deze leefomgeving willen we ruimte bieden voor de belangrijke opgaven op het gebied van klimaat en energie (zie 2.6 Voorbereid op de toekomst klimaatbestendig en duurzaam), verstedelijking (zie 2.7 Samenhangende verstedelijking als motor van onze economie) en mobiliteit (zie 2.8 Bereikbaarheid voor en door onze provincie) en landbouw (zie 2.9 Toekomstbestendige landbouw met duidelijkheid en perspectief) en natuur (zie 2.10 Natuur ligt overal om de hoek in een beeldbepalend landschap) (zie ook verderop in deze samenvatting). We zetten hierbij in op zuinig, zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik (zie 2.5 We benutten de ruimte zuinig, zorgvuldig en meervoudig) .

Tegelijkertijd willen we oog houden voor het bestaande (zie 2.1 Het vele moois van Overijssel) , dat wat er al is, dat wat ons bindt. Zoals de levendige steden en mooie dorpen, met een variatie aan woon-, werk- en leefmilieus, musea van betekenis, een rijk cultureel erfgoed, grote sportevenementen en bruisende festivals. Een rijk aanbod vanuit onze mkb-sector met veel familiebedrijven en een sterke economische sector op het gebied van technologie, agro en food, bouw, zorg en vrijetijdseconomie. En onze leefomgeving met uitgestrekte en mooie landschappen, waardevolle natuur, landgoederen, hechte gemeenschappen en boeren en andere ondernemers die er hun bedrijf hebben.

We mogen trots zijn op het vele moois dat onze provincie te bieden heeft. Onze inwoners en ondernemers voelen zich hier thuis. Ze voelen zich verbonden met de plek waar ze wonen, daar delen ze een gezamenlijke identiteit, zoals streektaal en tradities. Het noaberschap (zie 2.2 Noaberschap zit in ons DNA) en samen de schouders er onder zetten, zit in ons DNA.

De variatie in mensen, landschappen, steden en dorpen is één van de sterke punten van onze provincie. Dit betekent ook dat de opgaven én oplossingen per gebied verschillen. Voor de gebieden Salland, Noordwest Overijssel, Vechtdal en Twente is dit verhaal verder uitgewerkt in gebiedseigen perspectieven (zie 2.11 Gebiedseigen oplossingen in vier windstreken) .

Doelgericht, integraal en bestaand- en nieuw beleid

In onze Omgevingsvisie staan de doelen voor ons centraal. In overleg met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners in gebieden werken we uit hoe we die doelen kunnen bereiken. Veel opgaven hebben tenslotte effect op onze directe omgeving. We willen dat zij goed betrokken worden bij de uitwerking en uitvoering van deze opgaven. Daarvoor is het belangrijk om de doelen helder te maken: waar moet aan worden voldaan? En wat willen we bereiken?

In hoofdstuk 2 (zie Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!) hebben we onze visie voor Overijssel beschreven. In hoofdstuk 6 (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid) is dit nader uitgewerkt in ambities, doelen en opgaven en strekking van beleid. Dit bestaat uit zowel nieuw als bestaand beleid. We hebben als provincie al vele jaren een Omgevingsvisie met ruimtelijk beleid. In deze Omgevingsvisie hebben we alle thema’s met bijbehorende opgaven en doelen in samenhang en in relatie tot het bestaande beleid bekeken.

Met als resultaat een Omgevingsvisie die richting geeft. En die ruimte biedt voor integrale afwegingen en nadere uitwerking in bijvoorbeeld beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s, gebiedsprocessen, projecten of initiatieven. Dit betekent dat in de loop van de tijd meer en meer duidelijkheid zal ontstaan over de uitvoering.

Combineren, kiezen, afwegen en prioriteren

Combineren:

Alle opgaven een plek geven in de beperkte ruimte die er in onze provincie is, gaat niet. Daarom zetten we in op combineren. Dat wil zeggen: zuinig, zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik en samenhangende oplossingen. Wij geloven dat opgaven elkaar kunnen versterken.

Kiezen:

Omdat niet alles overal (meer) kan, is het nodig om keuzes te maken. Deze Omgevingsvisie biedt houvast bij het maken van keuzes. Kiezen doen we met vier Leidende Principes (zie Hoofdstuk 3 Leidende Principes en Redeneerlijn. Het hart van onze Omgevingsvisie!) :

Afwegen en prioriteren:

Bij het maken van keuzes en prioritering is het belangrijk dat er integrale afwegingen gemaakt worden. Er moet verder gekeken worden dan een thematische opgave. En er moet worden afgewogen hoe de oplossingen bijdragen aan de brede welvaart (zie Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden). In de Redeneerlijn (zie 3.6 De Redeneerlijn: toepassen van de Leidende Principes) komen deze aspecten terug om zo een brede afweging en prioritering te laten plaatsvinden.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: De vier Leidende Principes

Niet alles kan altijd en overal.

Om keuzes te maken en te bepalen welke van die keuzes voorrang moeten krijgen hebben we een Redeneerlijn (zie 3.6 De Redeneerlijn: toepassen van de Leidende Principes) opgesteld. Bij het uitwerken van opgaven en het stellen van doelen stellen we daarvoor steeds drie vragen: Of? Waar? Hoe? (zie Bijlage 3 OF, WAAR en HOE)

  • Bij de OF vraag gaat het om een duiding van de opgave of het initiatief: wat is de opgave / het initiatief, wat is het maatschappelijke belang, aan welke doelen en opgaven draagt het (nog meer) bij, hoe past het binnen deze Omgevingsvisie, etc.

  • Bij de WAAR vraag gaat het om een onderbouwde locatiekeuze. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de Leidende Principes en de Redeneerlijn uit deze Omgevingsvisie. De Redeneerlijn is een leidraad die duidelijk maakt hoe wij prioriteren, wegen en ruimte laten voor lokale eigen bestuurlijke afwegingen. Het is daarmee een hulpmiddel om binnen de kaders van de Omgevingsvisie een afweging of prioritering te maken of om te kunnen reageren op een initiatief tot functieverandering.

  • Bij de HOE vraag gaat het om een omschrijving van het doorlopen proces en de participatie, zoals beschreven in onze participatievisie en -werkwijze (zie Externe link: https://overijssel.stateninformatie.nl/modules/19/statenvoorstellen/962409?parent_event=1134723). Daarnaast vragen we een omschrijving van hoe het initiatief bijdraagt aan de brede welvaart met behulp van de Rode Draden (zie Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden). Met de Rode Draden zorgen we ervoor dat bij het maken van keuzes oog is voor het zorgvuldig afwegen van alle belangen op het gebied van brede welvaart. Dus ook economische, sociaalmaatschappelijke en duurzame belangen. De Rode Draden ruimtelijke kwaliteit (zie 4.2 Ruimtelijke Kwaliteit), sociale kwaliteit (zie 4.3 Sociale Kwaliteit), gezondheid (zie 4.4 Gezondheid) en duurzaamheid (zie 4.5 Duurzaamheid) geven houvast en maken onderdeel uit van ons ruimtelijk beleid. Voor de economische kant van brede welvaart hebben we economisch beleid. Dit is op hoofdlijnen opgenomen in deze Omgevingsvisie in hoofdstuk 6 (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid).

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Redeneerlijn voor het maken van locatiekeuzes

Onze visie (zie Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!) en beleid op het gebied van de grote opgaven klimaat en energie, verstedelijking en mobiliteit en landbouw en natuur

Klimaat en energie (zie 2.6 Voorbereid op de toekomst: klimaatbestendig en duurzaam)

Op het gebied van klimaat en energie maken wij keuzes over het tegengaan en omgaan met klimaatverandering. Bij de inrichting van het bebouwde gebied en de groene omgeving is het uitgangspunt dat het gebied om kan gaan met toenemende weersextremen. Zo vergroten we onze klimaatrobuustheid. Dit pakt in de gebiedstypen die voorkomen in Overijssel op verschillende manieren uit. Voor het tegengaan van klimaatverandering zetten we in op het zuiniger en zorgvuldiger omgaan met energie, grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen. Ook willen we de uitstoot van broeikasgassen beperken door meer duurzame energie op te wekken, de mobiliteitstransitie en meer koolstof vast te leggen via het gebruik van natuur- en landbouwgrond. Voor het omgaan met klimaatverandering willen we komen tot regionale water- en bodemsystemen die robuust, veerkrachtig, klimaatbestendig, gezond en veilig zijn. Dit vraagt zowel iets in de groene omgeving als binnen bebouwd gebied. Wij kijken ook naar stroomgebieden en maken onderscheid in gebieden met verschillende doelen en opgaven. In veenweidegebieden vraagt dit iets anders dan op zandgronden of in de gebieden rondom de IJssel, Vecht en Delta.

Verstedelijking (zie2.7 Samenhangende verstedelijking als motor van onze economie) en mobiliteit (zie 2.8 Bereikbaarheid voor en door onze provincie)

Er blijft onverminderd vraag naar ruimte voor wonen en werken. Daarbij horen ook voorzieningen, vervoer, ontspanning, energie, groenen biodiversiteit, cultureel erfgoed en klimaat. Al die verschillende behoeften en opgaven pakken we niet los van elkaar, maar in samenhang op. In onze provincie zien we drie stedelijke netwerken, de ‘Dagelijkse Stedelijke Systemen’ (DSS): Twente, Stedendriehoek en Zwolle. Dit zijn samenhangende gebieden van steden en omliggende kernen waarin mensen dagelijks bewegen tussen wonen, werken en leven. Zwolle, Almelo, Hengelo, Enschede en Deventer zijn belangrijke centrale motoren hierin, maar juist het samenspel met de omliggende kernen maakt het DSS tot een eigen functionerend systeem. We zetten de Dagelijkse Stedelijke Systemen centraal in onze aanpak, dat doen we onder andere in verstedelijkingstrategieën. We willen onze ruimte zuinig, zorgvuldig en meervoudig gebruiken. We kijken daarvoor in eerste instantie naar het benutten van bestaand bebouwd gebied.Uitbreiding is onder voorwaarden mogelijk. Het draait hierbij om een balans tussen het bebouwde gebied en de groene omgeving. We zetten in op geconcentreerde groei van steden én van de goed bereikbare middelgrote kernen en de dorpen. Bouwen voor de (boven)regionale behoefte vindt in hoofdzaak plaats in de grote steden. Daarnaast kan iedere kern bouwen voor de eigen behoefte. We maken hierover regionale afspraken. Nabijheid en bereikbaarheid gaan wat ons betreft vóór mobiliteit, waarbij verkeersveiligheid een randvoorwaarde is.

We willen compacte aantrekkelijke steden en dorpen met de groene omgeving dichtbij. Zodat mensen snel kunnen genieten van rust en ruimte. De randen van de steden en dorpen worden ingericht als poort, een natuurlijke schakel tussen het bebouwde gebied en de groene omgeving. De randen zijn geschikt voor meerdere functies, waarbij moet worden voorkomen dat er verrommeling ontstaat of een te grote verdichting.

Landbouw (zie 2.9 Toekomstbestendige landbouw met duidelijkheid en perspectief) en natuur (zie 2.10 Natuur ligt overal om de hoek in een beeldbepalend landschap)

De landbouw in onze provincie zorgt voor voedselzekerheid, is economisch en sociaal van groot belang en tekent ons mooie en groene landschap. Er is echter veel onzekerheid over het toekomstperspectiefvan de landbouw. Het is nodig dat een passende balans wordt gevonden tussen de draagkracht van de fysieke leefomgeving envoldoende verdienvermogen voor de sector. In deze Omgevingsvisie geven wij hiervoor op hoofdlijnen richting en een eerste strekking voor beleid.

Nadere uitwerking vindt plaats in onder meer de landbouwvisie, beleids- of uitvoeringsprogramma’s, gebiedsprocessen en/of projecten of initiatieven. Met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners kijken wij hoe we invulling kunnen geven aan doelen voor natuur, water en klimaat. De opgaven in de groene omgeving leiden ook tot een sector- en gebiedsspecifiek ontwikkelperspectief voor de landbouw, waarbij de fysieke condities en de opgaven ter plaatse leidend zijn. Zo kan de grondgebonden landbouw in gebieden met relatief grote gebiedsspecifieke opgaven verbreed en meer toekomstgericht worden en zetten we in op het realiseren van meer verwevenheid tussen landbouw en natuur.

We onderscheiden landbouwgebieden met generieke opgaven en kansen en landbouwgebieden met gebiedsspecifieke opgaven en kansen. Deze indeling is gebaseerd op de lokale omstandigheden, die wij samen met de Wageningen Universiteit (WUR) in beeld hebben gebracht. Daarbij kun je denken aan het water- en bodemsysteem, maar ook aan de aanwezigheid van drinkwaterwinningen of Natura 2000 gebieden. Door rekening te houden met deze omstandigheden, kan de landbouw beter inspelen op de gebiedsspecifieke kansen en opgaven. In de landbouwgebieden met generieke opgaven en kansen zetten we in op het beschermen van de ruimte voor de landbouw. In de landbouwgebieden met gebiedsspecifieke opgaven en kansen zien we naast voedselproductie, ook kansen voor maatschappelijke diensten op het gebied van natuur, water en klimaat. En combinaties met andere functies zoals bijvoorbeeld recreatie en zorg voor het verbreden van het bedrijfsmodel. Voorwaarde voor het kunnen benutten van deze kansen en combinaties is de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen. We zetten ons richting het Rijk en Europa dan ook in voor noodzakelijke structurele financiering voor bijvoorbeeld langjarige ecosysteemdiensten, agrarisch natuurbeheer en efficiënt ruimte- en doelbereik.

We werken aan het verbeteren van de kwaliteit van de natuur, water en biodiversiteit zowel binnen als buiten de natuurgebieden. Binnen de natuurgebieden realiseren we goede ruimtelijke en milieucondities voor natuur, planten en dieren binnen de natuurgebieden zelf. Buiten de natuurgebieden realiseren we dat in de omgeving van natuurgebieden, in de groene omgeving en binnen het bebouwde gebied. Daarnaast werken we buiten de natuurgebieden aan het realiseren van een netwerk van groene en blauwe verbindingen tussen de natuurgebieden en stimuleren we basiskwaliteit natuur in gebieden waar andere functies dan natuur leidend zijn.

Visiekaart

Op onze visiekaart, die op de volgende pagina is weergegeven, is onze visie en ons beleid verbeeld. De visiekaart geeft een overzicht van de ruimtelijke thema’s die belangrijk zijn in de verschillende delen van onze provincie. Het is een optelsom van de afzonderlijke thema’s en maakt inzichtelijk hoe deze elkaar raken en aanvullen. Dit geeft een richtinggevend totaalbeeld over de ontwikkeling van onze provincie die wij voor ogen hebben. Op de kaart staan onder andere de verschillende thema’s: gebiedstypen, energie, natuur, landbouw, verstedelijking en mobiliteit.

Aan de slag

Met deze Omgevingsvisie als kader zoeken we in overleg (zie 2.12 In overleg met de samenleving) met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners in de uitvoering (zie Hoofdstuk 5 Bestuursstijl, uitvoering, samenwerking en monitoring. Van Visie naar Praktijk) oplossingen in bijvoorbeeld beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s, gebiedsprocessen en/of met initiatieven en projecten. Dit doen we samenhangend en gebiedsgericht (zie 2.11 Gebiedseigen oplossingen in vier windstreken), passend bij het noaberschap in Overijssel.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Visiekaart voor Overijssel

Toelichtende tekst

Deze kaart geeft een overzicht van de ruimtelijke thema’s die belangrijk zijn in de verschillende delen van Overijssel. Het is een optelsom van de afzonderlijke thema’s en maakt inzichtelijk hoe deze elkaar raken en aanvullen. Dit geeft een richtinggevend totaalbeeld over de ontwikkeling van Overijssel die de Provincie voor ogen heeft. In hoofdstuk 2 van de Ontwerp Omgevingsvisie wordt dit per onderdeel toegelicht en in hoofdstuk 6 worden de ambities, doelen, opgaven en de strekking van het beleid per thema uitgewerkt.

Op de kaart staan onder andere de verschillende thema’s:

  • Gebiedstypen: dit geeft de natuurlijke omstandigheden aan en is richtinggevend voor wat waar kan.

  • Energie: De voorkeursgebieden voor clustering van windenergie

  • Natuur: De verschillende onderdelen van onze beleidsvoorstellen natuur. Hoe donkerder de kleur groen, hoe juridisch ‘harder’ de doelen. Het werken aan de Basiskwaliteit Natuur geldt in de hele provincie, vandaar de provinciegrens in de legenda.

  • Landbouw: De omstandigheden in de verschillende gebieden zijn mede bepalend voor de opgaven en kansen voor de landbouw. In sommige gebieden gelden generieke opgaven en kansen en in andere gebieden zijn het gebiedsspecifieke opgaven en kansen. De Koekoekspolder is ons glastuinbouwconcentratiegebied.

  • Verstedelijking en mobiliteit: We gaan uit van 3 sterke Dagelijkse Stedelijke Systemen en binnen zo’n regio hebben verschillende kernen een andere positie (grote stad, Streekcentrum, goed OV bereikbare kern). Het bebouwde gebied staat voor verschillende verduurzamingsopgaven en het is belangrijk dat deze in samenhang worden opgepakt. Een aantal spoor- en wegcorridors en de Nationale Vaarwegen verbinden Overijssel met de rest van Nederland en met Europa. Aan deze corridors zijn 5 locaties ingericht voor grootschalige bedrijvigheid.

Ontwerp Omgevingsvisie

April 2025

Op deze visiekaart staan de volgende gebieden: Zandgrond; Veenweide; IJssel, Vecht en Delta; Voorkeursgebied voor wind; Natura 2000; Vogel- en of Habitatrichtlijngebied buiten NNN; Bestaande natuur, land; Bestaande natuur, water; Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave binnen Natura 2000; Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave buiten Natura 2000; Groenblauwe verbindingen; Basiskwaliteit natuur op orde; Leefgebied weidevogels; Landbouwgebied met generieke opgaven en kansen; Landbouwgebied met gebiedsspecifieke opgaven en kansen voor water, klimaat en natuur; Glastuinbouw; Dagelijks Stedelijk Systeem regio Zwolle; Dagelijks Stedelijk Systeem regio Stedendriehoek; Dagelijks Stedelijk Systeem regio Twente; Grote stad (bovenregionale verstedelijking); Streekcentrum; Verstedelijking in samenhang; Internationale en nationale weg- en spoorcorridor; Gouden driehoek; Regionaal verbindend weg- en spoornetwerk; Vaarnetwerk voor beroepsvaart; Bestaand aanbod voor grootschalige bedrijvigheid

De Omgevingsvisie van Aniek Olsman en Oscar Schippers

De Omgevingsvisie van Aniek Olsman en Oscar Schippers



De leefomgeving

‘Ik was anderhalf jaar oud toen ik een epilepsieaanval kreeg die vier dagen duurde. Ik lag zwetend en schokkend in bed en had 42 koorts. Hoewel de dokter mij daarna maar weinig kans gaf, heb ik het toch overleefd. Sindsdien ben ik half verlamd en zit ik in een rolstoel, maar dat heeft geen invloed op mijn humeur. Ik lach elke dag en haal graag geintjes uit. Hoe gekker de grap, hoe mooier ik het vind’, aldus Aniek Olsman (30 jaar) uit Vroomshoop. Natuurlijk baalt ze er wel eens van dat ze niet zonder haar rolstoel kan, maar Aniek vindt zichzelf niet zielig. Integendeel. ‘Als ik mijn leven een cijfer tussen de 1 en 10 moet geven, kies ik voor een 10+. Gewoon omdat ik altijd lekker in mijn vel zit én omdat ik een heel fijn appartement heb hier in Vroomshoop.’



Verplaatsen per fiets

Net als Aniek is Oscar Schippers (15 jaar) best tevreden met zijn leefomgeving. De 4-vwo-leerling woont bij zijn ouders thuis in Almelo en hij heeft het geluk dat de openbare scholengemeenschap Het Erasmus op slechts vier minuten lopen ligt. ‘De middagpauze duurt een half uur en dat biedt me net genoeg tijd om naar huis te lopen, een lekkere kop koffie te zeten en te drinken en weer op tijd op school te zijn voor het volgende lesuur. Dat kunnen niet veel klasgenoten mij nazeggen.’ In zijn vrije tijd is Oscar druk met huiswerk en korfbal en in het voor- en zomerseizoen heeft hij een bijbaantje bij IJscotheek Van Olffen in het centrum van de stad. ‘Ik kan alle plekken makkelijk met de fiets bereiken. Dat is het voordeel van Almelo, want qua omvang is het geen stad als Amsterdam, maar eerder een groot dorp.’



Zelfstandig wonen

Aniek woont sinds 2014 in Spoor 12, een woonlocatie voor (jong)volwassenen met een lichte tot matige verstandelijke en/of lichamelijke beperking. ‘Toen mijn vier oudere broers, mijn oudere zus én mijn jongere broer het huis van mijn ouders verlieten, wilde ik ook op mijzelf gaan wonen. Dat kan ik hier zelfstandig, omdat ik indien nodig hulp krijg. De zorgmedewerkers helpen mij bijvoorbeeld bij het uit bed komen en naar bed gaan en bij het douchen. Verder heb ik gewoon een eigen woonkamer en keuken, een slaapkamer, een eigen badkamer met douche en toilet en ik geniet van het mooie uitzicht. In dit complex wonen in totaal 22 mensen en ik ben bevriend met een aantal van hen. We komen bij elkaar op bezoek, halen een grap uit en meestal eten we samen. Want we zijn gek op gezelligheid.’



afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Foto van Aniek Olsman



Bereikbaarheid en vermaak

Ook Oscar brengt graag tijd door met zijn vrienden. Ze zitten vaak in de schuur van zijn ouders, waar ze kunnen snookeren en darten. ‘Natuurlijk willen we ook weleens de stad in, maar helaas biedt het uitgaanscentrum in Almelo eigenlijk geen gelegenheden voor jongeren van mijn leeftijd. Voor de meeste cafés moet je achttien jaar of ouder zijn. Discotheek Lucky in Rijssen organiseert weleens een Teenageparty voor jongeren vanaf 12 jaar, maar dat is wel een heel eind om te fietsen. Daarom ga ik soms met vrienden per trein naar Amsterdam, Groningen of Utrecht om een concert te zien of de stad te verkennen. Als we de laatste trein nemen, komen we rond 01.00 uur ’s nachts in Almelo aan. Het nadeel van de trein is dat je met een kortingskaart niet tijdens de spits mag reizen en een gewoon treinkaartje is best prijzig.’



afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Foto van Oscar Schippers



Meedraaien in de maatschappij

Aniek realiseert zich ook hoe duur sommige dingen zijn. ‘Ik krijg ieder jaar een Persoonsgebonden budget (pgb) waarmee ik samen met mijn ouders zorg en ondersteuning inkoop. Van dat geld betaal ik o.a. de huur van mijn appartement. Daarnaast krijg ik ongeveer iedere zeven jaar een nieuwe rolstoel die al snel 30 duizend euro kost. En eens in de anderhalf jaar kopen we nieuwe schoenen waar je al snel ruim tweeduizend euro voor moet betalen. Hoewel ik geen loon verdien, vind ik het wel belangrijk om mee te draaien in de maatschappij. Daarom werk ik vier dagen per week in de winkel van arbeidscentrum De Vlinder in Ommen, waar ik achter de kassa zit en gastvrouw ben’.



Teruggaan naar Almelo

Voor Oscar duurt het nog wel even voordat hij officieel aan het werk gaat. Eerst moet hij het vwo afronden en vervolgens gaat hij waarschijnlijk een technische opleiding volgen. ‘Maar het kan ook zijn dat ik fysiotherapie ga doen, dat lijkt me ook heel leuk. In ieder geval ben ik van plan om tijdens mijn opleiding op kamers te gaan. Misschien in Almelo, omdat je hier wat makkelijker een kamer vindt. Of ik ga naar een grotere stad, maar ik weet dat het veel lastiger is om daar een kamer te vinden. In ieder geval ben ik van plan om na mijn studie weer terug naar Almelo te komen. Ik vind het hier gemoedelijk en het is niet zo druk. Ik zou nooit in de Randstad willen wonen.’



Bijdragen aan de opgaven

Hoewel Aniek en Oscar wel degelijk geïnteresseerd zijn in de opgaven rondom klimaatverandering, de stikstofproblematiek en bijvoorbeeld de woningbouw, doen ze er niet heel veel mee. ‘Simpelweg omdat ik er vanuit mijn rolstoel niet veel aan kan doen’, aldus Aniek. Oscar maakt zich wel zorgen, maar hij vraagt zich af wat hij er als individu aan kan doen. ‘Thuis scheiden we het afval en ik verplaats me per fiets en trein, maar verder kan ik niet veel. En omdat ik nog geen achttien ben, mag ik nog niet stemmen en heb ik dus geen invloed op de politiek.’



Een meer of minder groene omgeving

Als ze naar hun eigen leefgebied kijken, hebben Aniek en Oscar een duidelijke voorkeur als het gaat om meer of minder groen in hun omgeving. Zo vindt Oscar het belangrijk dat er voldoende planten en bomen in zijn wijk staan. ‘Dat ziet er gewoon gezelliger uit. En ik vind het fijn dat er vlakbij ons huis een bos ligt waar ik bijvoorbeeld lekker kan gaan hardlopen.’ Als het aan Aniek ligt, mag het aanwezige groen in Vroomshoop best worden vervangen door beton en asfalt. ‘Maar dat zeg ik alleen omdat het voor mij dan veel makkelijker is om in mijn rolstoel rond te rijden, haha.’



Hoofdstuk 1 Aanleiding

1.1 Aanleiding voor deze Omgevingsvisie

Overijssel is een mooie provincie om in te wonen, te werken, te leven en te recreëren. Op het gebied van brede welvaart (zie 2.4 Brede welvaart voor al onze inwoners) scoort onze provincie bovengemiddeld, onder andere door ons ‘noaberschap’ (zie 2.2 Noaberschap zit in ons DNA). Dat willen we graag zo houden. Tegelijkertijd staan we voor grote opgaven die om ruimte vragen. Denk aan de vraag naar nieuwe woningen (voor verschillende doelgroepen), ruimte voor bedrijven, het omgaan met klimaatverandering, zorgen voor schoner water en gezondere bodems, de energietransitie, de mobiliteitstransitie, behoud van bestaande infrastructuurnetwerken, ruimte voor defensie, behoud van voldoende ruimte voor landbouw, de toekomst en leefbaarheid van onze provincie, het stoppen van de achteruitgang van de kwaliteit van de natuur en biodiversiteit en het blijven verbeteren van milieucondities voor de gezondheid en veiligheid van mensen. Ook op economisch gebied moet er veel gebeuren: denk aan digitalisering, innovatie, verduurzaming, meer hergebruik van materialen (circulaire economie) en het vinden van geschikt en voldoende personeel.

Hoe willen we hier mee omgaan? Wat moeten en willen we bereiken? (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid) En welke oplossingen zien we voor deze grote opgaven? Hoe zorgen we ervoor dat onze provincie een mooie, prettige, veilige en gezonde plek blijft om te wonen, werken, leven en recreëren, voor nu en in de toekomst? Stuk voor stuk ingewikkelde vragen met antwoorden die invloed op elkaar hebben. Alles komt samen op het beperkte grondgebied van onze provincie. Het inpassen ervan is een ingewikkelde puzzel. (zie 2.3 Werken aan onze opgaven en doelen: afwegen, prioriteren en kiezen)

In een notendop is onze visie dat we onze inwoners en ondernemers een aantrekkelijke, prettige, gezonde en veilige woon-, werk- en leefomgeving willen bieden. Zowel in het bebouwde gebied als in de groene omgeving. In deze leefomgeving willen we ruimte bieden voor de belangrijke opgaven op het gebied van verstedelijking (zie 2.7 Samenhangende verstedelijking als motor van onze economie) en mobiliteit (zie 2.8 Bereikbaarheid voor en door onze provincie), klimaat en energie (zie 2.6 Voorbereid op de toekomst klimaatbestendig en duurzaam) en landbouw (zie 2.9 Toekomstbestendige landbouw met duidelijkheid en perspectief) en natuur (zie 2.10 Natuur ligt overal om de hoek in een beeldbepalend landschap).

Tegelijkertijd willen we ook oog houden voor het bestaande (zie 2.1 Het vele moois van Overijssel), dat wat er al is, dat wat ons bindt. Zoals het waardevolle landschap, kenmerkende bebouwing met de daarbij samenhangende identiteit, cultuur en het erfgoed. Dit willen we niet alleen behouden, maar ook versterken en ontwikkelen.

Met deze Omgevingsvisie geven we ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, kan er ingespeeld worden op wat lokaal nodig en wenselijk is en bieden we duidelijkheid door middel van doelen en kaders voor de invulling van de opgaven. We doen dit door in te zetten op zuinig, zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik (zie 2.5 We benutten de ruimte zuinig, zorgvuldig en meervoudig). Dit vraagt om het maken van keuzes (zie 2.3 Werken aan onze opgaven en doelen: afwegen, prioriteren en kiezen), het goed inpassen van ontwikkelingen en het grijpen van kansen. We zoeken naar samenhangende oplossingen en verweving van opgaven. Bomen planten tegen de hitte draagt bijvoorbeeld ook gelijk bij aan de biodiversiteit. En dit kan weer zorgen voor verbetering op het gebied van gezondheid, sociale kwaliteit en leefbaarheid.

Dit vraagt maatwerk per gebied (zie 2.11 Gebiedseigen oplossingen in vier windstreken). Onze provincie kent meerdere gebieden, met ieder een eigen cultuurhistorische ontstaansgeschiedenis en identiteit. Het vraagt ook om breder kijken dan alleen naar de lokale opgave, omdat opgaven en bijbehorende oplossingen op een hoger schaalniveau plaatsvinden. De water-, natuur- of landbouwopgaven houden niet op bij een lokale of gemeentegrens (of de provinciegrens). En we lossen het woningbouwprobleem ook niet op in één stad of gemeente of enkel binnen onze provincie. We willen daarom met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners werken aan de toekomst van Overijssel (zie 2.12 In overleg met de samenleving).

1.2 Status van deze Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie is een instrument onder de nieuwe Omgevingswet, elke provincie moet een Omgevingsvisie hebben. Deze Omgevingsvisie is een integrale visie (zie Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!) met ambities, doelen, beleid (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid) en een omschrijving van de beoogde uitvoering voor (gebieden in) Overijssel voor de fysieke leefomgeving voor de middellange termijn (10 jaar – tot ongeveer 2035), met een doorkijk naar de lange termijn (tot 2050). Deze doorkijk is nodig, zodat we nu keuzes kunnen maken, die ook passend zijn voor de lange termijn.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Overzicht van de inhoud van de Omgevingsvisie

Concreet betekent dit dat deze Omgevingsvisie ingaat op de kwaliteit van de leefomgeving, de keuzes die gemaakt zijn en de samenhang tussen onder andere ruimte, erfgoed, water, bodem, klimaat, milieu, gezondheid, natuur, landbouw, landschap, wonen, werken, recreëren, mobiliteit, ondergrond, sterke netwerken en cultuur. Ook komen economische, sociaal-maatschappelijke en duurzame thema’s aan bod, zodat ook brede welvaart (zie 2.4 Brede welvaart voor al onze inwoners) in samenhang meegewogen wordt.

In onze Omgevingsvisie bakenen we af waar we voor de fysieke leefomgeving in onze provincie vanuit wettelijke taken verantwoordelijk voor zijn en wat we van provinciaal belang vinden. Daarbij is echter niet alles van ‘even groot’ provinciaal belang. Belangrijk is dat we sturen op doelen en dat er ruimte blijft voor maatwerk en gebiedseigen oplossingen. Zodat er ook flexibel ingespeeld kan worden op de bestaande situatie en nieuwe ontwikkelingen.

De Omgevingsvisie bindt alleen de provincie en heeft geen doorwerking naar andere medeoverheden of partijen. Wel geeft deze visie voor de komende jaren richting aan (nieuwe) ontwikkelingen binnen onze provincie en de inspanning die wij leveren. We zeggen bewust dat we richting geven. Deze Omgevingsvisie is geen blauwdruk voor hoe onze provincie er straks bij ligt. We geven een beeld van waar we vandaan komen, wat we van waarde vinden en dus willen behouden. Voor nieuwe ontwikkelingen geven we richting met onze Leidende Principes (zie Hoofdstuk 3 Leidende Principes en Redeneerlijn. Het hart van onze Omgevingsvisie!) en Rode Draden (zie Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden). We beschrijven de doelen en kaders voor het omgevingsbeleid voor de middellange en lange termijn, de wijze waarop we richting geven en de manier waarop we naar nieuwe initiatieven en de bestaande inrichting kijken. Ook geven we een systematiek voor afweging, keuzes en uitvoering van oplossingen voor de grote opgaven en andere thema’s: de Redeneerlijn (zie 3.6 De Redeneerlijn: toepassen van de Leidende Principes). We zijn duidelijk in ’wat’ we willen bereiken, ‘waar’ doelen en opgaven zich bevinden of moeten plaatsvinden (indien mogelijk) en ‘hoe’ we deze ontwikkelingen willen inpassen (zie Bijlage 3 OF, WAAR en HOE).

We geven in deze Omgevingsvisie ook aan hoe we, in overleg (zie 2.12 In overleg met de samenleving) met onze medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners, deze visie willen gaan realiseren. Gemeenten zijn als eerste verantwoordelijk voor lokale opgaven. Op regionaal en provinciaal niveau nemen wij als provincie een sleutelrol in.

We pakken hierbij onze rol als gebiedsregisseur. In de ‘Memorie van Toelichting bij de Omgevingswet’ staat hierover het volgende genoemd: “De provincies hebben een belangrijke bestuurlijke rol bij het verbinden en regisseren van de opgaven in de fysieke leefomgeving, opdat het geheel meer is dan de som der delen”. We stemmen af met partners wie welke rol en verantwoordelijk heeft en wie welke besluiten neemt. Dit is in lijn met de Omgevingswet die aangeeft dat provincies alleen taken voor de fysieke leefomgeving uitvoeren voor een provinciaal belang, als dit niet op een doeltreffende of efficiëntere wijze door de gemeente kan worden gedaan.

Deze Omgevingsvisie is op hoofdlijnen en biedt richting en kaders voor de verdere ontwikkeling van Overijssel. Om tot realisatie te kunnen komen (zie Hoofdstuk 5 Bestuursstijl, uitvoering, samenwerking en monitoring. Van Visie naar Praktijk), werken we deze visie en ons beleid, in overleg met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners, verder uit in bijvoorbeeld beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s, gebiedsprocessen en/of met initiatieven en projecten. Dit doen we samenhangend en gebiedsgericht, passend bij de kwaliteiten van Overijssel. We monitoren daarbij de voortgang.

Naast deze Omgevingsvisie kennen we ook een Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening is een eigenstandig document dat juridische doorwerking heeft richting medeoverheden, partners en initiatiefnemers. We hebben in de Omgevingsverordening opgenomen waar we als provincie actief op willen sturen. Een bijlage bij deze Omgevingsverordening is de Catalogus Gebiedskenmerken. Waar nodig verwijzen we in deze visie naar deze documenten.

1.3 Totstandkoming van deze Omgevingsvisie, participatie en vervolg

Voor deze Omgevingsvisie hebben we uitgebreid gesproken met medeoverheden, partners en ondernemers. Hun kennis en ervaring zijn onmisbaar. Maar ook inwoners hebben een stem gekregen in ons omgevingsbeleid. We hebben hen gevraagd hoe ze denken over de identiteit van Overijssel. Belangrijk, want onze inwoners willen zich thuis voelen en goed en prettig kunnen wonen, werken en leven in hun provincie.

In bijlage 5 (zie Bijlage 5 Totstandkoming en participatie) van deze Omgevingsvisie is een uitgebreid verslag opgenomen van het doorlopen proces en de bijbehorende participatie. Dit proces heeft geleid tot een mooi resultaat: een toekomstvisie (zie Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!) voor Overijssel en gebiedseigen perspectieven voor haar deelgebieden (zie Bijlage 4 Gebiedseigen perspectieven voor vier windstreken), met bijbehorende ambities, doelen en opgaven en beleid (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid), een omschrijving van onze bestuursstijl en een strategie voor de uitvoering (zie Hoofdstuk 5 Bestuursstijl, uitvoering, samenwerking en monitoring. Van Visie naar Praktijk).

Overijssel is nooit af en daarmee deze Omgevingsvisie ook niet. Deze Omgevingsvisie bevat een visie voor de langere termijn, die nadere uitwerking vraagt. Daar blijven we onze medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners bij betrekken.

Met behulp van hun inzet, energie, denk- en ondernemerskracht bepalen we onze toekomst.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Illustrerende weergave van de totstandkoming van deze Omgevingsvisie

1.4 Leeswijzer

We beginnen deze Omgevingsvisie met onze visie voor Overijssel (zie Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!). Waar willen we naartoe? Deze visie voor Overijssel is geen blauwdruk voor hoe Overijssel er straks bij ligt. We geven een beeld van waar we naartoe willen, waarbij er ruimte is voor maatwerk en flexibiliteit. We nemen het vele moois van onze provincie – de bestaande kwaliteiten en noaberschap – als basis. Deze basis willen we beschermen en ontwikkelen. Tegelijkertijd staan we voor grote opgaven, onder andere op het gebied van verstedelijking en mobiliteit, landbouw en natuur en klimaat en energie. We beschrijven in onze visie hoe we met deze grote opgaven om willen gaan. Een nadere uitwerking van de visie is opgenomen in hoofdstuk 6 (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid).

In deze Omgevingsvisie hebben we gezocht naar balans. We zetten in op zuinig, zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik. We maken duidelijk hoe we de doelen en opgaven willen halen én we geven richting om te helpen bij het maken van keuzes. Hierbij maken we gebruik van Leidende Principes (zie Hoofdstuk 3 Leidende Principes en Redeneerlijn. Het hart van onze Omgevingsvisie!) en een Redeneerlijn (zie 3.6 De Redeneerlijn: toepassen van de Leidende Principes). De Redeneerlijn is het kader dat helpt bij de afweging ‘waar’ een ontwikkeling een plek kan krijgen. Het is daarmee een hulpmiddel dat helpt om binnen de kaders van de Omgevingsvisie een afweging te maken, of om te kunnen reageren op een initiatief tot functieverandering.

Bij het maken van keuzes is het belangrijk om naast ruimtelijke afwegingen ook rekening te houden met economische, sociaal-maatschappelijke en duurzame aspecten. We willen namelijk met onze visie ook bijdragen aan de brede welvaart van onze inwoners. Dit doen we met onze Rode Draden (zie Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden): 1) ruimtelijke kwaliteit (zie 4.2 Ruimtelijke Kwaliteit), 2) sociale kwaliteit (zie 4.3 Sociale Kwaliteit), 3) gezondheid (zie 4.4 Gezondheid) en 4) duurzaamheid (zie 4.5 Duurzaamheid). Dit is beschreven in hoofdstuk 4. Voor de economische kant van brede welvaart hebben we economisch beleid (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid) opgenomen in deze Omgevingsvisie.

In hoofdstuk 5 (zie Hoofdstuk 5 Bestuursstijl, uitvoering, samenwerking en monitoring. Van Visie naar Praktijk) van deze Omgevingsvisie gaan we in op de manier waarop we ons omgevingsbeleid, in overleg met medeoverheden, partners, ondernemer en inwoners, willen uitvoeren, welke rol we daarbij pakken en hoe we het gaan monitoren.

In hoofdstuk 6 (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid) geven we een overzicht van ambitie, doelen en opgaven en strekking voor beleid. Dit is uitgesplitst in thematische paragrafen. Bij het lezen van deze thematische paragrafen is het van belang dat ze integraal gelezen.

Bij deze Omgevingsvisie horen een aantal bijlagen (zie ). In de eerste bijlage is een begrippenlijst opgenomen (zie Bijlage 1: Begrippenlijst). De tweede bijlage bevat een overzicht van de informatieobjecten (zie Bijlage I Overzicht informatieobjecten). Dat zijn de kaarten die gelinkt zijn aan deze Omgevingsvisie in het formele digitale systeem van de Omgevingswet. In bijlage 3 is een uitwerking van het OF, WAAR en HOE opgenomen (zie Bijlage 3 OF, WAAR en HOE). In bijlage 4 zijn de gebiedseigen perspectieven van de windstreken van Overijssel: Salland, Noordwest Overijssel, het Vechtdal en Twente opgenomen (zie Bijlage 4 Gebiedseigen perspectieven voor vier windstreken). Deze perspectieven geven een beeld van de kenmerken en kwaliteiten van de regio. Ze vormen de gebiedseigen uitwerking van deze Omgevingsvisie. De uitgewerkte perspectieven zijn geen blauwdruk, maar inspirerend en uitnodigend. Bijlage 5 bevat een verslag van de totstandkoming van deze Omgevingsvisie en hoe participatie daarbij heeft plaatsgevonden (zie Bijlage 5 Totstandkoming en participatie). Bijlage 6 is het Omgevingseffectrapport (OER) (zie Bijlage 6 Omgevingseffectrapport (OER)) dat is opgesteld ten behoeve van deze Omgevingsvisie. In dit rapport zijn de omgevingseffecten van de Omgevingsvisie in beeld gebracht. Tot slot bevat bijlage 7 de Gebiedsvisie Technology Base Twente (zie Bijlage 7 Gebiedsvisie Technology Base).

In deze Omgevingsvisie zijn verder interviews met Overijsselaars opgenomen.

De Omgevingsvisie van Tiny Makkinga-Boesenkool, Kees de Vos en Martine Bisschop

De leefomgeving

‘Wat ik zo fijn vind aan Nieuwleusen? De rust en de vrijheid. Ik ben hier geboren en getogen, ken de mensen die hier wonen en zie hen zo ongeveer als familie. Dat “ons-kent-ons-gevoel” vind ik niet beklemmend, maar juist aangenaam, aldus Martine Bisschop (47 jaar). Samen met haar man, zoon en dochter woont ze inmiddels alweer 22 jaar in het huis dat ze zo goed als helemaal zelf hebben ontworpen en gebouwd. ‘De grond kochten we nog nét in de “guldentijd” in 2001 en in 2002 zijn we daadwerkelijk gaan bouwen. Daarvoor woonden we een tijdje in Staphorst, waar mijn man vandaan komt. Maar ook toen deed ik de boodschappen in Nieuwleusen, om toch even een praatje met bekenden te kunnen maken. Je kan wel zeggen dat ik vrij honkvast ben. Ik hou van deze vertrouwde en veilige omgeving.’

Het belang van sociale contacten

‘In tegenstelling tot Martine zijn Tiny en ik wat minder honkvast, hoewel ook wij alweer zo’n zeventien jaar samen in Ommen wonen’, zo vertelt Kees de Vos (77 jaar). Voor zijn pensioen werkte Kees 40 jaar bij de PTT (de voorloper van KPN). ‘Omdat ik door de jaren heen diverse functies binnen de organisatie heb bekleed, woonde ik met mijn partner en twee kinderen onder meer in Zwolle en Zevenaar. Nadat mijn vrouw overleed, kreeg ik een relatie met Tiny.’ Tiny Makkinga-Boesenkool (79 jaar) komt oorspronkelijk uit het Drentse Zuidwolde en groeide op in Gramsbergen. ‘Nadat ik getrouwd was, woonde ik in verschillende Overijsselse plaatsen, kreeg ik kinderen, werkte ik als poetsinstructrice en tandartsassistente bij de Schooltandverzorging en verzorgde ik administratieve werkzaamheden bij de Thuiszorg. Toen ik met pensioen ging, zijn mijn man en ik in Ommen gaan wonen, omdat dit het geboortedorp van mijn man was en hij hier nog veel sociale contacten had. Dat maakte dat we weer graag in Ommen wilden wonen.’

Gebrek aan geschikte woningen

Wat dat betreft hadden Kees en Tiny ruim een jaar geleden enorm veel geluk, zo vertelt Kees. ‘Nadat onze partners waren overleden, zijn Tiny en ik na verloop van tijd gaan samenwonen in het huis van Tiny. Die eengezinswoning was eigenlijk te groot voor ons en dus gingen we op zoek naar een kleiner huis of een appartement die helaas niet of nauwelijks beschikbaar zijn in Ommen. Dat horen we van meerdere oudere mensen die we bijvoorbeeld via de kerk spreken. Dit appartement was wel een optie, maar de prijs lag te hoog, ook omdat er tot zo’n twee jaar geleden veel werd overboden. We hebben ons daarom ingeschreven voor een nieuwbouwwoning, hoewel de realisatie van een nieuwe wijk naar onze mening vaak erg lang duurt.’

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Foto van Tiny Makkinga-Boesenkool en Kees de Vos

Nieuwbouw op oud industrieterreinOp het oude industrieterrein in Ommen worden nu bijvoorbeeld oude bedrijfspanden gesloopt om nieuwe woningen te kunnen bouwen. Dat vindt Kees een goede zaak, maar… ‘Voordat die nieuwe woningen klaar zijn en er ook maar een boom groeit, ben je zo drie jaar verder. Dus toen Tiny en ik na verloop van tijd opnieuw op Funda keken en zagen dat de prijs van dit appartement gezakt was, besloten we het snel te kopen.’ Net als Kees beseft Tiny maar al te goed hoeveel geluk ze hebben met deze woning. ‘Iedereen die bij ons op bezoek komt, zegt dat ook. We hebben een woonkamer vol daglicht, twee slaapkamers, een balkon met een wijds uitzicht en aan de andere kant van de woonkamer zicht op de Vecht en het centrum. Vanuit deze plek kunnen we heerlijk wandelen, fietsen of boodschappen doen. Bovendien wonen we vlakbij onze vijf kinderen en dertien kleinkinderen. En dat is ons heel veel waard.’



afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Foto van Martine Bisschop



Tiny houses op de plek van boerderijen

Martine kan zich dit helemaal voorstellen, hoewel haar leven zich in een ander stadium bevindt. ‘Op dit moment wonen mijn zoon van 21 en dochter van 19 nog thuis, maar ik kan me voorstellen dat er een moment komt waarop zij op zichzelf willen gaan wonen. Dan kiezen ze niet voor de stad, maar net als mijn man en ik in Nieuwleusen willen blijven wonen. Gewoon omdat hun vriendenkring hier is en hun sociale leven zich grotendeels in dit dorp afspeelt. Helaas is ook in Nieuwleusen het aanbod van betaalbare huizen zeer beperkt, hoewel er op woongebied wel allerlei initiatieven zijn. Zo komen er misschien diverse tiny houses op erven bij enkele boerderijen te staan. Dat zou voor mijn autistische zoon ideaal zijn, omdat hij daar lekker klein en overzichtelijk kan wonen. Kijk ik naar mijn man en mijzelf, dan zou ik in de toekomst graag in een appartement als dat van Kees en Tiny willen wonen, maar dan wel in Nieuwleusen natuurlijk.’



Stad versus dorp

Het is niet zo dat Martine alleen het leven in een dorp kent. Integendeel. Sinds zes jaar werkt ze als servicecoördinator bij ouderenzorgorganisatie Stichting Driezorg, waarbij Martine 28 uur per week vanuit een vestiging in Zwolle de extramurale bewoners op allerlei gebieden ondersteunt en faciliteert. ‘Ik vind de stad prima, maar wel heel druk. Als ik iets in een Zwolse winkel wil kopen, dan sta ik opzettelijk al tien minuten voor de opening voor de deur, om te voorkomen dat ik door een volle winkelstraat moet lopen waar iedereen tegen je aanbotst. Daarnaast moet ik mijn auto in een parkeergarage parkeren en een stuk lopen, terwijl ik in Nieuwleusen mijn auto heerlijk voor de deur kan parkeren. In vergelijking met de stad vind ik Nieuwleusen zo lekker prikkelarm. En we leven hier in een dorps tempo, waarbij alles wat minder hectisch is. Dat vind ik fijn, want tijdens mijn werk sta ik constant al “aan”, zoals dat heet.’



Het sociale welzijn staat onder druk

Waar Martine op doelt, is de steeds luidere en toenemende zorgvraag. ‘De vergrijzing neemt toe, bejaardentehuizen zijn verdwenen, er zijn steeds meer zorgvragen aan psychiatrie en traumaverwerking en er zijn steeds meer zorgmedewerkers nodig, terwijl het aantal niet toeneemt. Dat is behoorlijk frustrerend. De zorg is een snelle wereld geworden waarbij steeds meer moet en steeds minder tijd is voor een echt gesprek met de bewoners. Ik begrijp dat de overheid graag wil dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, maar dat mag niet ten koste gaan van hun gezondheid en veiligheid. Ik voel me simpelweg heel erg betrokken en vind het verdrietig als ik bijvoorbeeld zie of merk dat bewoners van onze aanleunwoningen steeds minder contact hebben met een netwerk.’



Deel uitmaken van de maatschappij

Martine prijst zich dan ook gelukkig dat ze zelf over best een groot sociaal netwerk beschikt. ‘Ik heb mijn gezin, zie mijn collega’s natuurlijk meerdere dagen per week, ik tennis regelmatig met een groepje kennissen en ik ga op pad om te fotograferen. Daarnaast neem ik deel aan de activiteiten in het dorp, zoals het jaarlijkse Oranjefeest, en ik zet me in als vrijwilliger bij de sportverenigingen. Wat dat betreft maak ik echt deel uit van de gemeenschap waarin ik woon.’



Datzelfde geldt voor Kees en Tiny. Zo is Kees vrijwilliger bij verpleeghuis De Hoekstee, waar hij met bewoners gaat fietsen en zwemmen. En samen met Tiny en andere bewoners van appartementencomplex Molenerf praat hij eens per maand onder het genot van een drankje gezellig bij in een restaurant vlakbij het complex. ‘Juist met het oog op ons sociale netwerk zijn we niet naar Dalfsen of bijvoorbeeld Den Ham verhuisd.’



Leven in de brouwerij

Ondanks dat Tiny vier jaar geleden is gestopt met haar vrijwilligerswerk, heeft ook zij nog volop contact met de buitenwereld. ‘Als je op latere leeftijd naar een andere plek verhuist, kost het veel energie om een nieuw sociaal netwerk op te bouwen. En dat willen we niet meer. We zijn blij hier in Ommen. De natuur is prachtig en je kunt hier van alles doen. Natuurlijk is het in de zomer wat drukker door de toeristen, maar dat vinden Kees en ik eigenlijk wel gezellig. Een beetje reuring zorgt voor leven in de brouwerij.’

Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!

Visiekaart 'Overijssel voor en met elkaar!'

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Visiekaart voor Overijssel

Toelichtende tekst

Deze kaart geeft een overzicht van de ruimtelijke thema’s die belangrijk zijn in de verschillende delen van Overijssel. Het is een optelsom van de afzonderlijke thema’s en maakt inzichtelijk hoe deze elkaar raken en aanvullen. Dit geeft een richtinggevend totaalbeeld over de ontwikkeling van Overijssel die de Provincie voor ogen heeft. In hoofdstuk 2 van de Ontwerp Omgevingsvisie wordt dit per onderdeel toegelicht en in hoofdstuk 6 worden de ambities, doelen, opgaven en de strekking van het beleid per thema uitgewerkt.

Op de kaart staan onder andere de verschillende thema’s:

Gebiedstypen: dit geeft de natuurlijke omstandigheden aan en is richtinggevend voor wat waar kan.Energie: De voorkeursgebieden voor clustering van windenergieNatuur: De verschillende onderdelen van onze beleidsvoorstellen natuur. Hoe donkerder de kleur groen, hoe juridisch ‘harder’ de doelen. Het werken aan de Basiskwaliteit Natuur geldt in de hele provincie, vandaar de provinciegrens in de legenda.Landbouw: De omstandigheden in de verschillende gebieden zijn mede bepalend voor de opgaven en kansen voor de landbouw. In sommige gebieden gelden generieke opgaven en kansen en in andere gebieden zijn het gebiedsspecifieke opgaven en kansen. De Koekoekspolder is ons glastuinbouwconcentratiegebied.Verstedelijking en mobiliteit: We gaan uit van 3 sterke Dagelijkse Stedelijke Systemen en binnen zo’n regio hebben verschillende kernen een andere positie (grote stad, Streekcentrum, goed OV bereikbare kern). Het bebouwde gebied staat voor verschillende verduurzamingsopgaven en het is belangrijk dat deze in samenhang worden opgepakt. Een aantal spoor- en wegcorridors en de Nationale Vaarwegen verbinden Overijssel met de rest van Nederland en met Europa. Aan deze corridors zijn 5 locaties ingericht voor grootschalige bedrijvigheid.

Ontwerp Omgevingsvisie

April 2025

Op deze visiekaart staan de volgende gebieden: Zandgrond; Veenweide; IJssel, Vecht en Delta; Voorkeursgebied voor wind; Natura 2000; Vogel- en of Habitatrichtlijngebied buiten NNN; Bestaande natuur, land; Bestaande natuur, water; Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave binnen Natura 2000; Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave buiten Natura 2000; Groenblauwe verbindingen; Basiskwaliteit natuur op orde; Leefgebied weidevogels; Landbouwgebied met generieke opgaven en kansen; Landbouwgebied met gebiedsspecifieke opgaven en kansen voor water, klimaat en natuur; Glastuinbouw; Dagelijks Stedelijk Systeem regio Zwolle; Dagelijks Stedelijk Systeem regio Stedendriehoek; Dagelijks Stedelijk Systeem regio Twente; Grote stad (bovenregionale verstedelijking); Streekcentrum; Verstedelijking in samenhang; Internationale en nationale weg- en spoorcorridor; Gouden driehoek; Regionaal verbindend weg- en spoornetwerk; Vaarnetwerk voor beroepsvaart; Bestaand aanbod voor grootschalige bedrijvigheid

2.1 Het vele moois van Overijssel

Overijssel is een prachtige provincie om in te wonen, te werken, te leven en te recreëren. Levendige steden en hechte dorpen, allerlei soorten woonomgevingen, een goed vestigingsklimaat voor bedrijven, een aantrekkelijke groene omgeving met hoogwaardige natuur, cultureel erfgoed, innovatieve (agrarische) bedrijven, mooie landgoederen en landschappen, en de mooiste rivieren van Nederland: de IJssel en de Vecht.

Onze provincie ligt op een strategische locatie met sterke verbindingen binnen Nederland en daarbuiten. We zijn een belangrijke schakel tussen de Randstad, verstedelijkte gebieden in Duitsland en het verdere Europese achterland. Zowel naar het noorden als het zuiden, over de weg, het spoor en het water. Denk hierbij aan verbindingen zoals de Northsea Baltic Corridor, de Northsea Shortsea, Rhine Alpine Corridor, Berlijnlijn en de Verbinding IJsselmeer Meppel. Daarnaast hebben we drie logistieke hotspots aan of in de nabijheid van internationale transportroutes, waar een sterke groei van goederen-stromen wordt verwacht. Onze provincie staat dus niet op zichzelf, maar vervult een cruciale rol in een veel groter (inter)nationaal geheel.

Binnen onze provincie vormen de drie DSS-regio’s (Stedendriehoek, Twente en Zwolle) de motor van onze economie en cultuur. Zwolle en Deventer liggen in het economisch kerngebied van Nederland, terwijl Twente een belangrijke positie inneemt als een regio van kennis en innovatie met sterke internationale verbindingen. Deze drie regio’s houden niet op bij de grens van onze provincie. De regio Stedendriehoek ligt bijvoorbeeld voor het grootste deel in de provincie Gelderland. De regio Zwolle valt binnen vier provincies (Drenthe, Flevoland, Gelderland en Overijssel) en de regio Twente heeft nauwe banden met steden over de grens.

Overijssel is ook een provincie met een rijke natuur en een bloeiende agrarische sector. We hebben talrijke prachtige en soms grensoverschrijdende natuurgebieden, die jaarlijks vele toeristen uit binnen- en buitenland aantrekken. Ons agrarisch gebied is van grote waarde en onze landbouwproducten worden over de grenzen geëxporteerd.

Onze provincie is er één van contrasten. De hoogten van de Sallandse Heuvelrug én de Waterrijke Kop van Overijssel met het laagveen in de Weerribben – met als grote publiekstrekker Giethoorn. Het ‘intieme’ coulisselandschap in Twente én het ‘open landschappelijke patroon’ van de laagveengebieden en klei-ontginningen in het polderland in de Kop van Overijssel. De zandgronden in het oosten én het water van de IJsseldelta in het (noord)westen. De houtwallen, singels en bomenlanen in het agrarische gebied van Salland én het Wilde Hart van Vecht, Regge en Sallandse Heuvelrug. Het rivierenlandschap met de afwisseling van landbouw en natuur in het Vechtdal én de Hanzesteden Deventer, Zwolle, Kampen en Hasselt langs de IJssel. De dienstensector rond Zwolle én de maakindustrie en nanotechnologie in Twente. De dynamische gebieden - met veel bedrijvigheid, mobiliteit, attractieparken, voorzieningen en cultuur - én rustige gebieden, waar het ‘s nachts nog echt donker is en je je ver waant van de stad. Een veelzijdig en afwisselend landschap met hechte gemeenschappen en fraaie dorpen én drie grote stedelijke netwerken - met de grote bruisende steden - met elk een onderscheidend profiel (Regio Twente, Regio Zwolle en de Stedendriehoek). Met musea van betekenis, rijk cultureel erfgoed, grote (sport)evenementen en festivals.

Onze inwoners zijn vooral trots op al deze contrasten en afwisselingen. We vinden het belangrijk dat nieuwe ontwikkelingen passen in en bijdragen bij als dit moois. Zodat we dit behouden en versterken.

2.2 Noaberschap zit in ons DNA

Onze provincie is door het verleden gevormd. Omdat elk gebied anders is ontstaan, zijn in elk gebied het landschap, de bebouwing en de ordende en dragende structuren zoals wegen en landschapselementen steeds anders. Dit geldt ook voor gebieden met een verschillende grondsoort: op veen is de ruimtelijke ontwikkeling anders geweest dan op zand of klei. De rijkdom aan cultureel erfgoed, zoals aardkunde, archeologie, gebouwde monumenten, het historische cultuurlandschap en het Overijsselse immateriële erfgoed vertellen gezamenlijk het verhaal van Overijssel. Het ontstaan en de ontwikkeling zijn onderdeel van de identiteit van de provincie en de mensen die hier wonen, werken, ondernemen en recreëren. We willen ons kenmerkende en typisch Overijsselse cultureel erfgoed, waaronder het landschap, behouden en versterken, en gebruiken als drager van identiteit en gebiedseigen ontwikkelingen.

Dit vinden we belangrijk, want ons culturele erfgoed is van invloed op de identiteit en sociale cohesie in onze provincie. Onze inwoners voelen zich thuis en verbonden met de plek waar ze wonen, daar delen ze een gezamenlijke identiteit, zoals streektaal en tradities. Noaberschap zit in ons DNA. Overijsselaars werken hard en velen zijn actief voor hun omgeving. Dat zien we terug in het verenigingsleven, de culturele activiteiten en het vrijwilligerswerk. We zijn een ondernemende provincie. We zien kansen en mogelijkheden die we volop benutten. Ons ondernemerschap is veelzijdig. Van de boeren die ons voedsel produceren tot aan de hightechbedrijven die de nieuwste technologieën ontwikkelen. De mkb- en familiebedrijven vormen de ruggengraat van onze regionale economie. Sociale contacten zijn belangrijk voor het welzijn en welbevinden. Mensen lezen, werken en ontmoeten elkaar onder andere in bibliotheken. Culturele ondernemingen zorgen voor vernieuwing en laten talent tot bloei komen.

Wij willen dat iedereen kan genieten van een breed cultureel aanbod, ongeacht de grootte van iemands portemonnee. Cultuur zorgt namelijk voor ontspanning, verwondering, inspiratie en het versterkt onze identiteit.

Onze kracht zit daarom niet alleen in onze fysieke leefomgeving. Ook het sociale leven is een grote kracht van Overijssel. Onze inwoners hebben bij het opstellen van deze Omgevingsvisie aangegeven wat zij belangrijke waarden vinden. Die staan op onderstaande afbeelding weergegeven. Deze waarden willen we behouden en versterken en zijn daarom onderdeel van onze visie voor Overijssel.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Een weergave van belangrijke waarden die door inwoners van onze provincie zijn benoemd

2.3 Werken aan onze opgaven en doelen: afwegen, prioriteren en kiezen

Zoals in de inleiding (zie 1.1 Aanleiding voor deze Omgevingsvisie) van deze Omgevingsvisie al is benoemd, staan we voor een aantal grote opgaven. Met name op het gebied van klimaat en energie, verstedelijking en mobiliteit en landbouw en natuur.

Hoe willen we hier mee omgaan? Welke doelen moeten en willen we bereiken (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid)? En welke kansen en perspectief zien we? Hoe zorgen we ervoor dat onze provincie een mooie, prettige, veilige en gezonde plek blijft om te wonen, werken, leven en recreëren, voor nu en in de toekomst? Stuk voor stuk ingewikkelde vragen. Met antwoorden die invloed hebben op elkaar. Al deze opgaven komen samen op het beperkte grondgebied van onze provincie. Het inpassen ervan is een ingewikkelde puzzel. Niet alleen om ruimte te vinden voor nieuwe functies. Maar ook om daarbij rekening te houden met de wisselwerking tussen de huidige situatie en de bestaande kwaliteiten (onder andere op het gebied van erfgoed, cultuur en identiteit).

Het vraagt om zoeken naar balans.

  • Balans in het vinden van ruimte voor verschillende functies door zuinig, zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik, zowel boven- als ondergronds (multidimensionaal).

  • Balans tussen de groene omgeving en het bebouwde gebied: hechte en unieke dorpen met de dagelijkse voorzieningen binnen handbereik in een mooie en vitale groene omgeving met ruimte voor de landbouw en natuur versus levendige steden waar het goed wonen en werken is, met volop voorzieningen en vertier.

  • Balans tussen rust en reuring: de stilte, donkerte en ruimte van het platteland versus dynamische (inter)nationale netwerken en knooppunten waarlangs we ons verplaatsen en handelen met de rest van Nederland en Noordwest-Europa.

  • Balans tussen de natuurlijke omstandigheden en het landgebruik: we houden oog voor de lange termijn en de grenzen van de natuurlijke omstandigheden. Waarbij we ook zoeken naar een goede balans tussen voedselproductie, leefomgeving enverdienmodel.

Het zoeken naar balans vraagt om keuzes, prioritering, slimme combinaties en innovaties. Niet alles kan overal. Daarom moeten we zuinig, zorgvuldig en meervoudig met de ruimte omgaan (zie 2.5 We benutten de ruimte zuinig, zorgvuldig en meervoudig). We zoeken naar samenhangende oplossingen en verweving van opgaven. Hierdoor kunnen opgaven elkaar versterken. In een gebied moeten alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn zorgvuldig worden afgewogen. Het gaat hierbij niet alleen om ruimtelijke belangen, maar ook sociaal-maatschappelijke, economische en duurzame belangen.

We gaan uit van drie vragen: OF, WAAR en HOE (zie Bijlage 3 OF, WAAR en HOE).

Met deze Omgevingsvisie sturen we met name op doelen. De uitwerking (zie Hoofdstuk 5 Bestuursstijl, uitvoering, samenwerking en monitoring. Van Visie naar Praktijk) van hoe we die doelen gaan halen vindt plaats in overleg (zie 2.12 In overleg met de samenleving) met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners in bijvoorbeeld beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s, gebiedsprocessen, projecten en initiatieven vanuit de samenleving.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: De vier Leidende Principes

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: De Redeneerlijn op basis van de vier Leidende Principes

2.4 Brede welvaart voor al onze inwoners

We zetten in op:

  • Het meewegen van brede welvaartsaspecten bij beleidsuitwerkingen, gebiedsprocessen, projecten en initiatieven met behulp van onze Rode Draden: ruimtelijke kwaliteit, sociale kwaliteit, gezondheid en duurzaamheid (zie Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden).

Aanleiding

Brede welvaart is alles wat mensen van waarde vinden. Naast materiële en economische welvaart gaat het ook om zaken als gezondheid, onderwijs, voorzieningen, milieu, leefomgeving, sociale cohesie, persoonlijke ontplooiing en (on)veiligheid. Bovendien betreft het niet alleen de kwaliteit van leven in het ‘hier en nu’, maar ook de effecten van onze manier van leven op het welzijn van mensen ‘elders’ buiten de provincie en ‘later’, de toekomstige generaties.

In onze provincie gaat het, volgens de Monitor van de Leefomgeving (zie 5.4 Monitoring, evalueren en leren), over het algemeen goed met de brede welvaart. De werkloosheid is laag en de gezondheid van mensen is over het algemeen goed. De ervaring van brede welvaart verschilt per bevolkingsgroep en is anders in de steden, in de dorpen en in de kernen. De steden scoren over het algemeen beter op het gebied van voorzieningen, maar slechter op inkomen, werkloosheid, vrijwilligerswerk, criminaliteit, milieu en natuur. In onze hele provincie is er sprake van afname van het aantal mensen dat vrijwilligerswerk doet en hebben mensen minder vaak contact met familie, vrienden en buren. Vanwege het ‘Noaberschap in ons DNA’ (zie 2.2 Noaberschap zit in ons DNA), scoren we als provincie wel hoger dan de rest van Nederland. Op het gebied van bewegen, sporten en gezondheid, scoort onze provincie minder goed. Op dit moment voldoen onze inwoners maar voor ongeveer 50% aan de beweegnorm van minstens 150 minuten per week matig intensieve inspanning.Ondanks dat het over het algemeen goed gaat met de brede welvaart, is een deel van onze inwoners pessimistisch over de toekomst. Mensen maken zich zorgen over de betaalbaarheid van woningen en energie, stijgende kosten en of ze nog in hun levensonderhoud kunnen blijven voorzien, de milieuvervuiling en het gebruik van grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen, de gevolgen van de klimaatverandering en de verandering van het landschap en de natuur.

Werken aan brede welvaart met Rode Draden

Bij deze Omgevingsvisie gaat het niet alleen om het maken van ruimtelijke keuzes en afwegingen. Ook sociaal-maatschappelijke, economische en duurzame aspecten spelen hierbij een rol. Keuzes maken doen we op basis van ons economische beleid (zie 6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek) en onze Rode Draden (zie Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden):

  • ruimtelijke kwaliteit.

  • sociale kwaliteit.

  • gezondheid.

  • duurzaamheid.

Met behulp van de Rode Draden en het economische beleid willen we bijdragen aan het verbeteren van de brede welvaart van onze inwoners en ondernemers. Bij het maken van ons beleid, en bij de nadere uitwerking in beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s, gebiedsprocessen, projecten en/of initiatieven willen we dat er oog wordt gehouden voor de impact daarvan op de mens en maatschappij. We vragen daarom bij de nadere uitwerking om een onderbouwing hoe dit bijdraagt aan de brede welvaart.

2.5 We benutten de ruimte zuinig, zorgvuldig en meervoudig

We zetten in op:

  • Inbreiding voor uitbreiding (zie 3.2 Duurzaam omgaan met ruimte en voorraden). Uitbreiding is onder voorwaarden mogelijk en kan parallel ontwikkeld worden als er een goede visie is op het totaal.

  • We benutten de ruimte binnen het bebouwde gebied om kwalitatief goede woon-, werk- en leefmilieus te ontwikkelen. We werken hiermee aan nabijheid. We zetten in op zuinig, zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik, nabijheid en stimuleren de mobiliteitstransitie (zie 2.8 Bereikbaarheid voor en door onze provincie).

  • Bij inbreiding én uitbreiding is er oog voor de openbare ruimte en toekomstbestendigheid. Er blijft ruimte voor groen, biodiversiteit, klimaatadaptief, duurzaam, bewegen, ontmoeten en ontspannen. Er wordt ingezet op verdichting door onder andere een combinatie van sloop, herbestemming of transformatie. Het bebouwde gebied en de groene omgeving blijven met elkaar in balans.

  • Inbreiding en uitbreiding moet passen bij de bestaande omgeving qua schaal, kwaliteiten en identiteit. Nieuwe ontwikkelingen voegen kwaliteit toe aan de bestaande situatie. Nieuw helpt bestaand.

Aanleiding

Al onze doelen en opgaven vragen om ruimte. Niet alles past naast elkaar binnen het grondgebied van onze provincie. We moeten daarom keuzes maken en zorgvuldig omgaan met de ruimte die we hebben, deze beschermen en zo goed mogelijk benutten. Zuinig, zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik (zie 3.2 Duurzaam omgaan met ruimte en voorraden) staat daarom voor ons voorop bij het maken van de keuzes in onze Omgevingsvisie. Daarom is dit ook een Leidend Principe.

Zuinig ruimtegebruik / inbreiding voor uitbreiding

Zuinig ruimtegebruik houdt in dat nieuwe ontwikkelingen die ruimte vragen - zowel bovengronds als ondergronds – zo goed mogelijk ingepast worden. Uitgangspunt is de balans tussen de bebouwde en onbebouwde gebieden. Daarom zetten we in op inbreiding boven uitbreiding. Bij inbreiding zetten we in op verdichting, waarbij ruimte blijft voor open gebieden, zoals groen om te ontspannen of te verkoelen en plekken om te spelen en te ontmoeten. Verdichting vindt bij voorkeur plaats door slim te kijken naar een combinatie van sloop, herbestemming of transformatie. Hoger bouwen speelt hierbij een rol. En we zetten in op nabijheid: het realiseren van ontwikkelingen bij elkaar in de buurt. Waardoor ruimte bespaard kan worden die nu benodigd is voor mobiliteit. Hiermee ontstaat verdichting mét oog voor leefbaarheid, verplaatsingen, ontmoetingen, klimaatadaptatie en groen / biodiversiteit.

Als inbreiding niet mogelijk is, dan is uitbreiding in de groene omgeving onder voorwaarden mogelijk. Dat kan alleen als er sprake is van een maatschappelijke behoefte aan de beoogde ontwikkeling én als er binnen het bestaande bebouwde gebied geen locaties beschikbaar zijn die hiervoor benut kunnen worden. We vragen gemeenten om dit in beeld te brengen in een visie. Uitbreiding moet in eerste instantie plaatsvinden aan de rand van en/of net buiten een kern. Een andere mogelijkheid is om gebruik te maken van de ruimte binnen bestaande erven of van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB’s) met bijbehorende erven en gronden. Hierbij geldt dat dit wel past bij ons beleid op het gebied van landbouw (zie 2.9 Toekomstbestendige landbouw met duidelijkheid en perspectief). Bij een nieuwvestiging of uitbreiding kan de eis gesteld worden dat (elders) opstallen gesloopt worden en verharding wordt verwijderd. Hierdoor blijft het bebouwde en onbebouwde gebied met elkaar in balans.

Zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik

Zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik houdt in dat we de ruimte slim willen gebruiken en functies goed willen combineren.Bij nieuwe ontwikkelingen vragen we een onderbouwing of de bestaande situatie of toekomstige ontwikkelingen niet worden belemmerd door deze nieuwe ontwikkeling en of er ruimte overblijft voor andere functies en opgaven. Dit doen we per gebied, maar ook over de hele provincie. Zo willen we in sommige gebieden geen functies toestaan die de ruimte voor de leidende functie in een gebied beperken. Een voorbeeld is de ontwikkeling van nieuwe woningen in Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB’s) in gebieden waar goede ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische sector zijn, als die woningen deze ontwikkelingsmogelijkheden kunnen beperken.

Bij het combineren van functies hebben we het over meervoudig en multidimensionaal ruimtegebruik. Wij geven voorrang aan ontwikkelingen binnen een gebied of locatie als deze ruimte bieden aan meerdere functies. Bijvoorbeeld het combineren van wonen, werken, voorzieningen en parkeren. Er wordt hierbij niet alleen gekeken naar functies bovengronds, maar ook wat er ondergronds mogelijk is. En er wordt gekeken op zowel wijk- of buurtniveau, als op gebouwniveau. Dit bespaart ruimte en zorgt ervoor dat inwoners, bezoekers en bedrijven veel functies makkelijk dichterbij hebben. Dat draagt ook bij aan levendigheid en meer robuuste leefomgevingen. Niet alleen in bebouwd gebied, maar ook in de groene omgeving zien we kansen voor meervoudig en multidimensionaal ruimtegebruik. Bijvoorbeeld als er meerdere opgaven in een gebied spelen, zoals in landbouwgebieden met gebiedsspecifieke opgaven en kansen.

Concentratie, nabijheid en (boven)regionale afstemming

We willen slim omgaan met het concentreren van functies waartussen mensen zich vaak verplaatsen. Het gaat hier om stedelijke functies, zoals wonen, werken en voorzieningen. Door deze dicht bij elkaar te realiseren blijven reistijden kort en kunnen mensen en bedrijven elkaar makkelijk ontmoeten en met elkaar samenwerken. Concentratie houdt in dat nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de vijf grote steden (Zwolle, Deventer, Almelo, Hengelo en Enschede). Daar mag voor (boven)regionale behoefte gebouwd worden.

Hardenberg en Steenwijk hebben als streekcentrum in hun specifieke regio ook een centrale rol. Bij deze kernen is een eigen stedelijk systeem ontstaan, doordat de ligging te ver van Zwolle is om zich tot deze grote kern voor de genoemde functies te richten. Vanwege deze ietwat solitaire ligging zijn Steenwijk en Hardenberg aangemerkt als streekcentrum. Gemeenten stemmen onderling op basis van programmeringen af waar ontwikkelingen plaatsvinden.

Toekomstbestendig

Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met toekomstige opgaven, zoals ruimte voor klimaat-, biodiversiteits-, milieu- en leefbaarheids-opgaven. Nieuwe ontwikkelingen dragen daarmee bij aan de behoefte van de huidige generatie, en bieden ook ruimte voor de behoeften van toekomstige generaties. Het gaat daarbij om balans tussen het welzijn van mensen, economische welvaart, rekening houden met klimaatverandering en het water- en bodemsysteem, het beheer van natuurlijke voorraden en het opwekken van duurzame energie.

Aansluiten op en bijdragen aan de identiteit, kenmerken en kwaliteiten

Van nieuwe ontwikkelingen vragen wij om aan te sluiten op de kenmerken van het gebied, het water- en bodemsysteem, de economische structuur, de aanwezige mobiliteitsnetwerken en de beschikbaarheid van nutsvoorzieningen. Daarnaast passen nieuwe ontwikkelingen in, of dragen ze bij aan, de bestaande kwaliteit, identiteit, cultureel erfgoed en de leefbaarheid en voegt de nieuwbouw ruimtelijke kwaliteit (zie 4.2 Ruimtelijke Kwaliteit) toe. Dit houdt onder andere in: het aansluiten bij het eigen karakter van steden, dorpen en kernen en omliggend landschap. Hierbij geldt als een belangrijk uitgangspunt: nieuw helpt bestaand. Dit houdt in dat nieuwe ontwikkelingen bij moeten dragen om de bestaande situatie te verbeteren.

2.6 Voorbereid op de toekomst klimaatbestendig en duurzaam

We zetten in op:

Aanleiding

Onze provincie staat voor een aantal opgaven die gekoppeld zijn aan klimaatverandering. Het KNMI heeft in 2023 nieuwe klimaatscenario’s gepresenteerd waaruit nog duidelijker blijkt dat het naar verwachting in de toekomst warmer, natter (met name in de winter), droger (met name in de zomer) wordt en dat de zeespiegel stijgt. Dit gaat gevolgen hebben voor onze provincie.

Klimaatverandering ontstaat onder andere doordat er te veel broeikasgassen worden uitgestoten. Door deze uitstoot te verminderen, kunnen we klimaatverandering tegengaan (klimaatmitigatie). Daarnaast moeten we leren om te gaan met de effecten van klimaatverandering (klimaatadaptatie). Door uitputting en vervuiling te beperken blijven onze natuurlijke bronnen en grondstoffen behouden voor de toekomst. Met natuurlijke bronnen bedoelen we voldoende schoon zoetwater, gezonde bodems en vruchtbare landbouwgronden, biodiverse bossen en natuur, schone lucht en grondstoffen voor de bouw en het opwekken van energie.

De Overijsselse opgaven

Droogte en beperkte waterbeschikbaarheid in Twente

Op de hoge zandgronden in Twente komen in de zomers vaker lange periodes voor waarin geen of weinig neerslag valt. De droogte en beperkte wateraanvoer hebben op deze hoge zandgronden effecten op de productieomstandigheden voor de landbouw en zorgen voor verlies aan biodiversiteit. Grondwaterpeilen zakken in deze gebieden weg, waardoor wateronttrekkingen verdrogingseffecten op hun omgeving hebben. Daarnaast kan drinkwaterwinning op langere termijn in deze gebieden steeds meer effecten hebben op de omgeving en moeilijker te realiseren zijn. Dit vormt een steeds groter dilemma bij het bouwen van nieuwe bedrijventerreinen of woningen. Daarom moet in de verstedelijkingsstrategie in Twente de waterbeschikbaarheid in brede zin als belangrijke opgave worden meegenomen. Op de langere termijn kan de waterbeschikbaarheid in de rest van Overijssel ook afnemen, met soortgelijke problemen in onze hele provincie.

Toenemende risico’s voor waterveiligheid in de IJssel-Vechtdelta

De zeespiegelstijging en een grotere zoetwaterbeschikbaarheid hebben gevolgen voor het peilbeheer van het IJsselmeer en daarmee voor de IJssel-Vechtdelta. Het peil van het IJsselmeer gaat naar verwachting in de toekomst flexibeler worden beheerd, wat kan leiden tot grotere peilveranderingen op de IJssel en de Vecht. Het risico op overstromingen langs deze rivieren en in de kuststrook langs het IJsselmeer kan hierdoor toenemen. De Kampereilanden merken de waterveiligheidsrisico’s als buitendijks gelegen gebieden als eerste. Ook de bevaarbaarheid van de IJssel komt onder druk te staan. Dit kan grote gevolgen hebben voor de scheepvaart. Daarom moet in de verstedelijkingsstrategie in de regio Zwolle de koppeling met waterveiligheid en wateroverlast in brede zin worden meegenomen. Wanneer dit gebiedsgericht wordt opgepakt kan dit leiden tot interessante landschappen waarin water, woon- en leefgebieden allemaal een plek krijgen.

Bodemdaling in veenweidegebied in Noordwest Overijssel

De kunstmatig lagere grondwaterstanden in het veenweidegebied zorgen voor oxidatie van het veen. Dit zorgt voor uitstoot van broeikasgassen en bodemdaling, wat kan leiden tot schade aan funderingen. Het waterpeil verhogen in het veenweidegebied heeft ook gevolgen voor de gebruikers. Het kan leiden tot lagere opbrengsten voor de landbouw. Vernatting is een bewezen methode om bodemdaling tegen te gaan, maar of dit mogelijk is, is afhankelijk van de lokale en landschappelijke kenmerken. Om te kunnen vernatten is gebiedseigen water nodig. Momenteel stroomt een groot deel van dit water weg naar omliggende laaggelegen gebieden, zoals polders in Overijssel, Flevoland en Friesland. De omstandigheden in de diverse delen van het veenweidegebied zijn enorm verschillend en vragen om een gebiedsgerichte aanpak die een sociaal-economisch toekomstperspectief biedt voor ondernemers en inwoners.

Hogere temperaturen hebben negatieve effecten op mens en economie

We krijgen steeds vaker te maken met hittestress, met name in grote steden als Zwolle, Deventer, Almelo, Hengelo en Enschede. Gebouwen en straten koelen ’s nachts nauwelijks af, waardoor de warmte langer blijft hangen. Zeker in gebieden met veel steen en weinig groen en water. Dit gaat ten koste van nachtrust en productiviteit overdag én brengt – vooral voor kwetsbare mensen – extra gezondheidsrisico’s met zich mee. De verdamping neemt toe en daardoor neemt ook het waterverlies toe. Hogere temperaturen van het oppervlaktewater kunnen effect hebben op waterafhankelijke industrie, natuur en recreatie.

Extreme buien geven overlast

Door langdurige neerslag en extreme buien ontstaat schade aan gebouwen, infrastructuur en landbouwgewassen. Het water kan bij hevige regenbuien moeilijk in de bodem infiltreren, worden opgevangen, of worden afgevoerd in een omgeving met veel steen. Ook kan er overlast ontstaan door onbegaanbare wegen en lokale overstromingen. De afvoeren van de IJssel en de Vecht nemen toe en worden grilliger door seizoenen heen. Bovenregionale extreme buien (waterbom) kunnen leiden tot overbelasting van het Overijsselse watersysteem. Beken in Twente, weteringen in Salland, de grote rivieren de IJssel en de Vecht en het IJsselmeer kunnen samen tot risico’s leiden voor onze waterveiligheid. Als dit voorkomt willen we de bereikbaarheid van ziekenhuizen en zorginstellingen waarborgen en het uitvallen van nutsvoorzieningen voorkomen. De overlast en het herstel kunnen steeds langer aanhouden. De risico’s hierop zijn het grootst in West-Overijssel waar veel wateren samenkomen in de delta.

De kwaliteit van onze leefomgeving staat onder druk

Veel Overijsselse waterlichamen voldoen niet aan de voorwaarden van de Kaderrichtlijn Water, hoewel er wel vooruitgang wordt geboekt. Dit heeft te maken met stoffen die vrijkomen in de industrie, landbouw en bij lozingen van rioolwaterzuiveringsinstallaties en het uitspoelen naar het water- en bodemsysteem, met negatieve effecten op de natuur en de drinkwatervoorziening. Voor een gezonde leefomgeving is het belangrijk om ook te kijken naar een opeenstapeling van effecten. Bijvoorbeeld van verschillende gevaarlijke (chemische) stoffen die via de lucht in ons bodem- en watersysteem terechtkomen. Samen kunnen die (combinaties van) verschillende stoffen - met individueel wellicht een beperkt gezondheidseffect - bij mens en milieu tot een verhoogd risico leiden.

Opraken van grondstoffen, energietransitie en circulaire economie

Er zijn zorgen over de beschikbaarheid, betaalbaarheid en het uitputten van natuurlijke hulpbronnen. Daarom is het nodig om hier zuinig mee om te gaan en om te werken aan een energietransitie en een circulaire economie.

Die energietransitie is al volop bezig. Om te voorkomen dat de aarde te sterk opwarmt hebben we als Nederland, en als provincie, de opgave om minder CO2 uit te stoten en volledig klimaatneutraal te zijn. Daarnaast is het voor de lange termijn noodzakelijk om minder afhankelijk te worden van de eindige voorraad natuurlijke grondstoffen. Daarom willen we afstappen van het gebruik van fossiele brandstoffen en veel daarvan vervangen door hernieuwbare energie. Momenteel doen we dat vooral met zonnepanelen en windturbines. Dit vraagt veel ruimte en kan botsen met de ruimtevraag van andere opgaven binnen onze provincie. De vraag naar elektriciteit wordt steeds groter, omdat we voor bijvoorbeeld verwarming, transport en productieprocessen steeds meer overstappen naar elektriciteit. Ons (provinciale) energiesysteem kan dit amper bijbenen, met netcongestie als gevolg.

Op het gebied van circulaire economie moet ook veel gebeuren. Er is nog steeds veel vraag naar grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen, dit zorgt voor schaarste. Dat levert problemen op voor bijvoorbeeld onze maakindustrie en voor de energietransitie, omdat deze stoffen essentieel zijn voor elektrische systemen. Om de vraag naar nieuwe grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen te verminderen, moet er meer hergebruikt worden. Daarvoor is wel veel ruimte nodig om te kunnen recyclen (inclusief het opslaan van de (gerecyclede) stoffen) en veel energie.

Water- en bodem sturend in de ruimtelijke inrichting

De klimaatverandering vraagt om een andere inrichting en ander gebruik van onze ruimte en gronden. We streven naar regionale water- en bodemsystemen die robuust, veerkrachtig, klimaatbestendig, gezond, schoon en veilig zijn. Alleen dán zijn we in staat om met weersextremen om te gaan en behouden we een veilig, economisch sterk en gezond Overijssel. We willen daarom keuzes maken die in balans zijn met het water- en bodemsysteem, en waarbij we het water- en bodemsysteem sturend in de ruimtelijke inrichting als leidend principe inzetten (zie 3.3 Water en bodem sturend maken in onze ruimtelijke inrichting). Dit pakt in de gebiedstypen die voorkomen in Overijssel (zie Visiekaart gebiedstypen aan het eind van deze paragraaf ) op verschillende manieren uit. Zo vergroten we onze klimaatrobuustheid.

Bij het plannen van een ontwikkeling wordt de wateropgave vroegtijdig meegenomen. In bebouwd gebied wordt gekeken naar mogelijkheden om water te infiltreren in de bodem en bij nieuwe ontwikkelingen wordt de wateropgave niet afgewenteld op de omgeving. De maatlat ‘Externe link: Groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving’ is een goed hulpmiddel om dat te realiseren.

Het is belangrijk om vooraf goed na te denken over de locatiekeuze van functies in relatie tot het water- en bodemsysteem. Op kwetsbare locaties ligt een grotere opgave om ontwikkelingen klimaatrobuust te maken. Bij kwetsbare locaties moet gedacht worden aan laagtes en beeksystemen waar in natte perioden het water naartoe stroomt en/of afgevoerd wordt, bodems met slechte draagkracht, gebieden die bij keringen liggen en buitendijkse gebieden. Deze gebieden kennen allemaal specifieke omstandigheden waar bij het realiseren van een ontwikkeling rekening mee moet worden gehouden. Dit kost vaak meer geld, tijd en/of innovatie en in bepaalde gevallen kan de klimaatrobuustheid simpelweg niet op orde of betaalbaar te krijgen zijn. Hierbij hebben de waterschappen, als kennishouder van de regionale water- en bodemsystemen, een cruciale rol in de weging van het waterbelang. Bij nieuwe ontwikkelingen moet ook onderzocht worden hoe bestaande opgaven in de omgeving, zoals wateroverlast of hittestress, meegenomen en verbeterd kunnen worden.

Bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering

Naast het omgaan met de effecten van klimaatverandering en het zoeken naar oplossingen voor de effecten daarvan, is het belangrijk om de klimaatverandering tegen te gaan (zie 6.2 Klimaatmitigatie en energie(transitie)). We zetten hiervoor in op het zuiniger en zorgvuldiger omgaan met energie, grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen. En op het beperken van uitstoot van broeikasgassen door het opwekken van duurzame energie, het meer vastleggen van koolstof via het gebruik van natuur- en landbouwgrond en door te werken aan de mobiliteitstransitie (zie 2.8 Bereikbaarheid voor en door onze provincie). Dit vraagt om een forse verandering: Nederland – en ook onze provincie – is voor de energievoorziening nog grotendeels afhankelijk van fossiele brandstoffen. De omslag naar een nieuw energiesysteem is in volle gang. In onze provincie wekken we steeds meer energie op met onder andere windturbines en zonnepanelen. Voor zonnepanelen op land hebben we onze doelstelling tot 2030 al gehaald. Voor windturbines op land hebben we onze doelstelling tot 2030 nog niet gehaald. We moeten meer dan ooit nadenken over waar ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, en waar niet. En welke infrastructuur, zoals waterstof, op welke plek kan worden aangelegd, zodat bepaalde ontwikkelingen wel mogelijk zijn.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Illustrerende weergave van de ligging van de waterstofbackbone en de mogelijke aftakkingen

In de Externe link: energievisie zijn de contouren geschetst voor het energiesysteem dat hier invulling aan moet geven. In deze energievisie hebben we onze doelstellingen voor 2050 geformuleerd ten aanzien van onze mate van zelfvoorzienendheid. In welke mate we daarbij bepaalde technieken gebruiken om energie op te wekken, bepalen we bij de herijking van de energievisie in 2028. Wel staan nu in de energievisie al de contouren en onze ambitie voor zelfvoorzienendheid.

De komende jaren halen we steeds minder fossiele energie van ver weg en wekken we steeds meer schone of schonere energie dichtbij op. Dit proces is in volle gang. Met deze verduurzaming maken we ook een omslag naar een energiesysteem dat om kan gaan met wisselende vraag naar en aanbod van energie en kan meebewegen met ontwikkelingen. Bij nieuwe ontwikkelingen vragen we daarom om de impact op het energiesysteem in beeld te brengen.

Op heel veel plekken wordt energie in het netwerk gebracht, afhankelijk van het weer. Hiervoor hebben we wel meer leidingen en kabels nodig. Het aanleggen van die leidingen en kabels kost tijd. Hierdoor verwachten we dat we de komende jaren nog te maken zullen hebben met te weinig netcapaciteit.

In onze provincie kiezen we ervoor om een deel van onze energievraag richting 2050 te voorzien met andere soorten energiesoorten dan elektriciteit. We gaan werken aan een grotere bijdrage vanuit warmte, biogas en waterstof. Hiermee beperken we de druk op ons elektriciteitssysteem en verminderen we onze afhankelijkheid van één soort energie.

Ook als er meer netcapaciteit komt, zullen we moeten wennen aan het feit dat we opwek en verbruik beter op elkaar moeten gaan afstemmen. Op sommige momenten is er meer dan genoeg beschikbaar, op andere momenten is het te druk op het net. Ondernemers die erin slagen hun energiebehoefte flexibel in te richten, kunnen bijvoorbeeld energie gaan verbruiken op momenten dat het goedkoop is en daarmee hun onderneming versterken. Dit heeft ook gevolgen voor waar welke nieuwe functies mogelijk zijn, nieuwe locatieontwikkelingen zouden afhankelijk kunnen worden van de beschikbaarheid van een aansluiting op het elektriciteitsnetwerk. We moeten allemaal meer inzetten op het besparen van energie zodat ondernemers kunnen blijven ondernemen, huizen verwarmt kunnen worden en industrie kan blijven bestaan.

Door meer koolstof vast te leggen via het gebruik van natuur- en landbouwgronden dragen we bij aan het tegengaan van klimaatverandering. Dit kan bijvoorbeeld door het toevoegen van bomen, bos en landschapselementen die CO2 opnemen en het tegengaan van bodemdaling in veenweidegebieden door bijvoorbeeld vernatting. En door het organische stofgehalte van de bodems te vergroten, waardoor koolstof wordt gebonden. Dit draagt bij aan verbetering van de natuur en biodiversiteit, beperkt (verdere) verzakking van gebouwen en infrastructuur door bodemdaling en zorgt voor betere omstandigheden voor landbouw.

Op het gebied van het zuinig omgaan met grondstoffen werken we toe naar een circulaire economie en maatschappij. Dit is een economie en maatschappij die spaarzaam omgaat met grondstoffen, waaronder energie en drinkwater, waar winning, gebruik en maximaal hergebruik dichtbij elkaar plaatsvinden (kringlopen sluiten) en waar gebruik van hernieuwbare grondstoffen wordt gestimuleerd. We zetten hierbij onder andere in op innovaties, optimalisatie van productieprocessen, versterken van regionale ketens en het verduurzamen van mobiliteit. We willen groene innovaties stimuleren, door kennisdeling, ketenontwikkeling en ondersteuning.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Visiekaart Gebiedstypen

Toelichtende tekst

Op deze kaart verdelen we Overijssel in vier gebiedstypen, gebaseerd op de eigenschappen van water en bodem:

1. Zandgrond

2. IJssel, Vecht en Delta

3. Veenweide

4. Bebouwd gebied

De indeling helpt ons in te spelen op klimaatverandering en te werken aan een robuust en veerkrachtig water- en bodemsysteem in Overijssel in 2050. Elk gebied heeft eigen uitdagingen en mogelijkheden voor gebruik en inrichting.

Let op: dit is een globale indeling. Binnen deze vier types is nog veel verscheidenheid aan omstandigheden. Meer details vindt u in 2.6 Voorbereid op de toekomst klimaatbestendig en duurzaam, 3.3 Water en bodem sturend maken in onze ruimtelijke inrichting en 6.1 Water, bodem en klimaatadaptatie van de Ontwerp Omgevingsvisie.

Ontwerp Omgevingsvisie

April 2025

Op deze visiekaart staan de volgende gebieden: Zandgrond; Veenweide; IJssel, Vecht en Delta; Bebouwd gebied; Wateraanvoer mogelijk (situatie 2025)

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Visiekaart Energie

Toelichtende tekst

Op deze kaart tonen we de provinciale visie op duurzame energie-opwekking in Overijssel. We tonen de voorkeursgebieden voor wind- en zonne-energie.

Onze strategie richt zich op clustering van energieprojecten. In de voorkeursgebieden gelden geen beperkingen voor windturbineopstellingen. Buiten deze gebieden zijn alleen clusters van minimaal vier windturbines toegestaan.

Gedetailleerde informatie over ons energiebeleid vindt u in paragrafen 2.6 Voorbereid op de toekomst klimaatbestendig en duurzaam en 6.2 Klimaatmitigatie en energie(transitie) van de Ontwerp Omgevingsvisie.

Ontwerp Omgevingsvisie

April 2025

Op deze visiekaart staan de volgende gebieden: Voorkeursgebied voor wind; Zon op dak

2.7 Samenhangende verstedelijking als motor van onze economie

Wij zetten in op:

Aanleiding

Op het gebied van verstedelijking is en blijft er onverminderd vraag naar ruimte voor wonen, werken en de bijbehorende bereikbaarheid. In heel Nederland zijn er tot 2030 980.000 nieuwe woningen nodig om de huidige wooncrisis te bezweren. Voor de periode na 2030 wordt nog een vergelijkbare bouwopgave verwacht, die ook in onze provincie zal landen. De vraag naar woningen gaat over woningen in verschillende prijsklassen en voor verschillende doelgroepen. De woningbouwopgave komt voor een deel omdat we met steeds minder mensen in één woning wonen, maar ook door groei van de bevolking.

De Overijsselse opgaven

Voor Overijssel geldt er een woningbouwopgave van 47.300 woningen tot 2030, en een ambitie om 60.000 woningen tot 2030 te bouwen. De vraag naar woningen gaat over woningen in verschillende prijsklassen en voor verschillende doelgroepen. Ook voor de periode tussen 2030 en 2050 en verder zal er een vergelijkbare woningbouwopgave zijn. Op het gebied van werklocaties geldt dat er binnen onze provincie tot 2040 behoefte is aan ongeveer 1000 hectare voor bedrijventerreinen, voor de periode erna verwachten we dat er behoefte is aan nog meer hectares. Voor zowel de woningbouwopgave (zie Externe link: https://www.volkshuisvestingnederland.nl/onderwerpen/woondeals/alle-woondeals/overijssel) als de opgave voor bedrijventerreinen (zie Externe link: https://overijssel.notubiz.nl/modules/1/Ingekomen stukken/839959) maken gemeenten onderling programmerings-afspraken.

Alleen woningen en werklocaties toevoegen is niet voldoende. Een bruisende, leefbare, veilige en economisch waardevolle leefomgeving heeft meer nodig. Goede woon-, werk- en leefomgevingen, en variatie daarin, draagt bij aan het welzijn van onze inwoners en is een belangrijke vestigingsvoorwaarde voor ondernemers en ondernemingen. Mensen zijn gelukkiger als ze wonen en werken op een plek die ze mooi of aantrekkelijk vinden, of waarmee ze een band hebben. Dat vraagt om een goede functiemenging, identiteit, ruimte om te ontspannen en te bewegen, verkoeling, voorzieningen, cultuur, onderwijs, zorg, veilige en prettige openbare ruimte en werkgelegenheid. Deze functies vragen allemaal om ruimte, hebben veel samenhang en beïnvloeden elkaar.

Zo’n goede leefomgeving is ook goed bereikbaar (zie 6.9 Goede Bereikbaarheid). Niet alleen in het bebouwde gebied, ook binnen de groene omgeving. De blijvende bereikbaarheid van onze provincie, lopend, met de fiets, het openbaar vervoer, de auto, of vrachtverkeer is daarom van blijvend groot belang. In een duurzamere samenleving moeten we ons vaker afvragen of het wel nodig is om te reizen (minder). En als we tóch de deur uitgaan, of dat op een minder vervuilende manier kan (anders en schoner). Minder, anders en schoner zijn de basis van de mobiliteitstransitie (zie 2.8 Bereikbaarheid voor en door onze provincie).

Binnen onze provincie kennen we drie regio’s, met ieder hun eigen verstedelijkingsopgaven: Zwolle, Twente en Stedendriehoek.

In de regio Zwolle is de opgave om de stedelijke en economische groei te realiseren in een kwetsbare delta. De regio Zwolle ligt centraal tussen de Randstad en het Noorden en Oosten van Nederland, wat kansen biedt voor stedelijke groei en nieuwe woon-, werk en leefmilieus. In de regio komen het regionale en nationale watersysteem samen, waardoor keuzes elkaar beïnvloeden. Om goed voorbereid te zijn op de toekomst is het belangrijk dat de stedelijke opgave integraal wordt opgepakt met behoud en ontwikkeling van de kwaliteit van de leefomgeving en bereikbaarheid van de regio. Regio Zwolle ligt op een knooppunt van weg en spoor en om de regio op lange termijn bereikbaar te houden moet wordt gewerkt aan nieuwe mobiliteitsoplossingen.

In de regio Twente is het vasthouden van talent de grootste opgave. Het Rijk ziet kansen voor een schaalsprong in Twente. Er is veel binnenstedelijke ontwikkelruimte en Twente heeft met een universiteit een goede uitgangspositie. Door het toevoegen van nieuwe woon-, werk- en leefmilieus willen we talent een plek geven en voor Twente behouden. Er moet ruimte zijn voor bedrijven om door te groeien, en mogelijkheden voor startups en om uit te bouwen (scale ups). Ook moet het mobiliteitssysteem meegroeien, zodat mensen naar hun werk kunnen, kunnen recreëren en naar huis kunnen. Een belangrijke andere randvoorwaarde is meer rekening houden met, en ruimte maken voor, het watersysteem. Twente kampt met een drinkwatertekort en met verdroging en wateroverlast door piekbuien.

In de regio Stedendriehoek is de belangrijkste opgave om de verstedelijking in balans te brengen. Woningbouw moet hand in hand gaan met economische versterking, energie, brede welvaart en de nabijheid van groen. De regio wordt omsloten door landschappelijk en toeristisch fraaie gebieden als Salland, Veluwe en Achterhoek. Deze nabijheid is een belangrijke waarde die de regio koestert. De regio is gunstig gelegen op het kruispunt van (inter-)nationale verbindingen over zowel weg, spoor als water en als schakel tussen zowel de Randstad en Twente, als Arnhem-Nijmegen en Zwolle. De verstedelijkingsopgave in de regio kan niet los worden gezien van de opgave voor de IJssel waar opgaven spelen rond waterveiligheid, ecologie, waterkwaliteit, bevaarbaarheid en zoetwaterbeschikbaarheid.

Een samenhangende verstedelijkingsaanpak in Dagelijkse Stedelijke Systemen

Voor het aanpakken van de grote opgaven op het gebied van verstedelijking zetten we in op een samenhangende benadering van gebiedsontwikkeling. We hanteren bewust de term ‘verstedelijking’ (zie 6.6 Verstedelijking). Dit duidt op de samenhang tussen en de diversiteit van de opgaven in het Dagelijkse Stedelijke Systeem (DSS). Verstedelijking gaat om méér dan ‘slechts’ woningbouw (zie 6.7 Wonen), economie (zie 6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek) en bereikbaarheid (zie 6.9 Goede Bereikbaarheid). En het gaat niet alleen over steden, maar over alle kernen in de provincie. Stad en platteland. Van buurtschap of klein dorp, tot de grote stad. Daar hoort ook een leefbaar platteland bij. De gekozen term ‘verstedelijking’ omvat daarmee de vele functies die we in steden en dorpen tegenkomen: wonen, werken, winkels, voorzieningen (onderwijs, sport, cultuur, infrastructuur, etc.) en de samenhang hiervan met de opgaven rondom water, vergroening, biodiversiteit en klimaat in het bebouwde gebied.

Binnen de Dagelijkse Stedelijke Systemen (zie 3.4 We zetten in op krachtige DSS-regios) staan samenwerking en versterking centraal in onze aanpak. Dat doen we onder andere door het opstellen van verstedelijkingstrategieën. Het dagelijks leven van wonen, werken en ontspannen en de bijbehorende verplaatsingen, speelt zich grotendeels af binnen een netwerk van steden en omliggende dorpen. Dat noemen we de ‘Dagelijkse Stedelijke Systemen’. We kennen er in onze provincie drie (die deels ook buiten de provinciegrenzen gelegen zijn): Regio Zwolle, Regio Stedendriehoek (waaronder Deventer) en Regio Twente. In deze DSS-regio’s spelen de grote steden een centrale rol op het gebied van wonen, werk en voorzieningen, zoals cultuur en zorg. Zwolle en Deventer bevinden zich in het economisch kerngebied van Nederland. De steden Almelo, Hengelo en Enschede nemen in Twente een eigen belangrijke positie in als een regio van kennis en innovatie met sterke internationale verbindingen. In een DSS-regio draait het echter niet alleen om de grote steden, juist het samenspel met de omliggende kernen maakt de DSS-regio tot een eigen functionerend systeem.

De grote steden concentreren de woon- en werkgelegenheid en bevatten een ruime keus aan verschillende typen woon- en werklocaties, een sterke mkb-sector met florerende (familie-)bedrijven, een goede aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs en een goed voorzieningenniveau. Dit biedt een voedingsbodem voor creativiteit en innovatie, wat essentieel is voor de concurrentiepositie van onze provincie.

We zetten in deze verstedelijkingsaanpak zuinig, zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik centraal (zie 2.5 We benutten de ruimte zuinig, zorgvuldig en meervoudig). Dit gaat over concentratie, nabijheid, toekomstbestendigheid, inbreiding boven uitbreiding en meervoudig en multidimensionaal ruimtegebruik. Dit is belangrijk, want buiten het bestaande bebouwde gebied vragen ook andere opgaven om ruimte.

Daarnaast zetten we in op geconcentreerde groei van steden én van de goed bereikbare middelgrote kernen en de dorpen. Iedere kern kan bouwen voor de lokale behoefte.

We willen compacte aantrekkelijke steden en dorpen met de groene omgeving dichtbij. Zodat mensen snel kunnen genieten van rust en ruimte. Dat draagt bij aan het woon- en werkgenot en de gezondheid van inwoners. De randen van de steden en dorpen worden ingericht als poort van de stad of het dorp en vormen een natuurlijke schakel tussen het bebouwde gebied en de groene omgeving. De randen zijn geschikt voor meerdere functies, waarbij moet worden voorkomen dat er verrommeling ontstaat of een te grote verdichting. Bij functieverandering in deze randen moet een zorgvuldige integrale afweging worden gemaakt. Ook bij inbreiding streven we naar voldoende groen, water en biodiversiteit.

Het streven naar nabijheid is bij geconcentreerde groei een belangrijk uitgangspunt. Nabijheid van wonen en werkgelegenheid, nabijheid van voorzieningen en cultuur, nabijheid van ruimte voor groen en ontspanning, etc. In de programmeringsafspraken concretiseren we dit.

Een goede bereikbaarheid in de hele provincie via robuuste infrastructuur netwerken is hierbij van belang, zodat basisvoorzieningen voor onze inwoners toegankelijk zijn. Daarbij is bereikbaarheid een motor achter de mobiliteitstransitie (zie 2.8 Bereikbaarheid voor en door onze provincie), waarmee we streven naar schonere, actievere (lopen en fietsen) en minder mobiliteit.

Bij iedere toevoeging en/of uitbreiding wordt rekening gehouden met de bestaande situatie: de bestaande kwaliteiten, erfgoed (zie 6.5 Cultureel erfgoed), identiteit, etc. Dit betekent niet dat er niks mag veranderen, maar wel dat nieuwe ontwikkelingen worden ingepast en eventueel aangepast zodat ze passend zijn. Dat vraagt om een goede onderbouwing, waarin aangegeven wordt hoe de nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan de doelen en opgaven, hoe deze voldoen aan de uitgangspunten van de Leidende Principes (zie Hoofdstuk 3 Leidende Principes en Redeneerlijn. Het hart van onze Omgevingsvisie!) en hoe ze bijdragen aan de kwaliteitsambities van de Rode Draden (zie Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden).

Economie is van belang voor brede welvaart (zie 6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek)

Kans hebben op leuk, passend en gewaardeerd werk en ontwikkelingsmogelijkheden vinden wij van belang voor onze inwoners. Daarbij gaat het niet alleen om het hebben van voldoende en toekomstbestendige werklocaties die in grote mate bijdragen aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat en prettige leefomgeving. Het gaat ook om ontwikkelkansen in de diverse werkvelden. Onder andere op het gebied van circulariteit, digitalisering, innovatie, onderwijs en arbeidsmarkt. Hierbij hebben we specifiek aandacht voor het midden- en kleinbedrijf inclusief familiebedrijven, zij zijn de motoren van onze economie. En ook voor de logistieke sector en defensie moet plek zijn.

Het belang van economie en financiële bestaanszekerheid (door onder andere voldoende inkomen te kunnen verdienen) maakt deel uit van brede welvaart. Binnen onze provincie willen we dat economische groei bijdraagt aan een hoger welvaartsniveau van onze inwoners in brede zin. Want een toekomstbestendige economische ontwikkeling is een essentieel middel om te werken aan maatschappelijke opgaven en transities, aan bestaanszekerheid in brede zin en aan een hoogwaardig voorzieningenniveau dat bereikbaar en toegankelijk is voor iedereen. En daarmee aan het welbevinden van onze inwoners.

Onze economie is niet vanzelf ontstaan. Daar hebben we hard voor gewerkt en moeten we hard voor blijven werken. We vinden het als provincie belangrijk, om in overleg met onze medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners, te blijven werken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor het bestaande bedrijfsleven, waaronder ons eigen mkb, familiebedrijven en voor nieuwe bedrijven en investeerders van buiten onze provincie die onze economie en samenleving verrijken. Daarbij sturen we op voldoende, aantrekkelijke en toekomstbestendige werklocaties met goede (onderlinge) bereikbaarheid, zoals bedrijventerreinen, kantoorlocaties, stationsomgevingen, detailhandel locaties en woon-werkomgevingen. En op het behouden en beschermen van het bestaande areaal aan werklocaties en de huidige milieu categorieën. We zetten in op behoud van bedrijventerreinen met hogere milieucategorieën (3, 4 en 5), omdat dit type bedrijventerrein nodig is voor ruimte voor de transitie naar een circulaire economie en energietransitie. Uitgangspunt hierbij is zuinig, zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik (zie 2.5 We benutten de ruimte zuinig, zorgvuldig en meervoudig).

Voor logistieke ontwikkelingen zoeken we aansluiting bij doorgaande grote corridors, zoals de North Sea Baltic Corridor. Deze corridor is een belangrijke route vanuit de grote zeehavens Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen naar Noordoost- en Oost-Nederland, Duitsland, Scandinavië, Polen en de Baltische Staten. De positie van onze provincie op de North Sea-Baltic Corridor, haar vestigings- en ondernemersklimaat en de multimodale bereikbaarheid via de binnenvaart, over de weg en via het spoor, bieden kansen voor groei van logistieke activiteiten. Dit draagt bij aan onze economische activiteiten en werkgelegenheid. Het heeft ook een sterke relatie met het goederenvervoer. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt ook bepaald door een goede aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs én ruimte voor innovatie en ondernemerschap, onder andere op het gebied van digitalisering, verduurzaming en internationalisering. Hiermee wordt de economische ontwikkeling in onze provincie in kwantitatieve, maar vooral in kwalitatieve zin verbeterd.

Voor het sociaal-economisch functioneren van onze (binnen)steden en dorpskernen is het belangrijk dat er gericht wordt geïnvesteerd in aantrekkelijke winkelomgevingen met een goed detailhandel- en voorzieningenniveau. En functiemening met wonen is voor de levendigheid van deze gebieden van belang. Daarbij zijn de (cultuurhistorische) kwaliteiten en bereikbaarheid van deze plekken uitgangspunt. Dit is niet alleen van belang voor de instandhouding van het detailhandel- en voorzieningenniveau voor de eigen bevolking, maar ook voor het functioneren van de toeristisch-recreatieve sector. Voor de toeristisch-recreatieve sector willen we de vrijetijdseconomie (zie 6.10 Vrije tijd, recreatie en toerisme (vrijetijdseconomie)) behouden en versterken. We zetten daarbij in op kwaliteit, nieuwe producten, voldoende ruimte voor de sector en spreiding van gasten (inwoners en bezoekers) in ruimte en tijd.

Bij groei én verduurzaming van de economie moeten we rekening houden met het feit dat productie en consumptie meer in balans moeten komen met de omgeving en de natuurlijke hulpbronnen. Daar is een overgang naar een circulaire economie (zie 6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek) voor nodig. Een te groot deel van producten die we maken en kopen verandert nu nog in afval. Om de ecologische schade terug te brengen vraagt dit een andere visie op verdienmodellen en worden onder meer productieprocessen en logistieke bouwstromen ingericht met herbruikbare (natuurlijke) grondstoffen. We ondersteunen ondernemers in deze transitie. Specifiek voor de locatiekeuze van bedrijven zijn natuur, bodem en water meer sturend dan voorheen.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Visiekaart Verstedelijking en Mobiliteit

Toelichtende tekst

Deze kaart geeft weer welke keuzes wij maken op gebied van verstedelijking, wonen, mobiliteit en economie. Centraal staan de drie Dagelijkse Stedelijke Systemen, die de basis zijn voor een samenhangende regionale aanpak. De steden vormen hierbij de economische motoren, maar wel in nauwe samenhang met de omliggende kernen. Steenwijk en Hardenberg nemen als Streekcentra een bijzondere positie in hun specifieke regio’s.

De kaart toont de samenhang in verstedelijking voor alle kernen, de belangrijkste mobiliteitsverbindingen over weg, spoor en water, en de strategische locaties voor grootschalige bedrijvigheid. Hiermee geeft de kaart inzicht in onze visie op ruimtelijke ontwikkeling, economie en bereikbaarheid.

Meer gedetailleerde beleidsuitgangspunten zijn terug te vinden in de paragrafen 2.7, 2.8, 2.9, 3.2 en 3.3 en in de paragrafen 6.6 t/m 6.9 van de Ontwerp Omgevingsvisie.

Ontwerp Omgevingsvisie

April 2025

Op deze visiekaart staan de volgende gebieden: Dagelijks Stedelijk Systeem regio Zwolle; Dagelijks Stedelijk Systeem regio Stedendriehoek; Dagelijks Stedelijk Systeem regio Twente; Grote stad (bovenregionale verstedelijking); Streekcentrum; Verstedelijking in samenhang (nieuw helpt bestaand); Water en bodem sturend; Internationale en nationale weg- en spoorcorridor; Gouden driehoek; Regionaal verbindend weg- en spoornetwerk;

Vaarnetwerk voor beroepsvaart; Bestaand aanbod voor grootschalige bedrijvigheid.

2.8 Bereikbaarheid voor en door onze provincie

We zetten in op:

  • Goede bereikbaarheid (zie 6.9 Goede Bereikbaarheid) voor al onze inwoners, ongeacht leeftijd, geslacht, inkomen of lichamelijke beperking, zodat bereikbaarheid geen belemmering is om deel te nemen aan de maatschappij.

  • Bereikbaarheid boven mobiliteit, door onder andere te streven naar nabijheid.

  • Bereikbaarheid op verschillende schaalniveaus: (inter)nationaal, regionaal en lokaal over robuuste netwerken.

  • Een goede balans tussen bereikbaarheid, zuinig ruimtegebruik en leefbaarheid, met verkeersveiligheid als randvoorwaarde.

  • De mobiliteitstransitie (minder, anders en schoner). Dit doen we met behulp van slimme locatiekeuzes voor maximalisering van het STOMP-principe (stappen, trappen, openbaar vervoer, mobiliteitsdiensten en privéautogebruik als volgorde van voorkeur).

Aanleiding

Onze provincie bevat belangrijke verbindingen binnen Nederland en tussen Nederland en Duitsland. De provincie kent drie Dagelijkse stedelijke Systemen (DSS-regio’s) (zie 3.4 We zetten in op krachtige DSS-regios) met elk hun eigen karakter en uitdagingen: Twente in het oosten, Stedendriehoek in het zuidwesten en Zwolle in het noordwesten. Deze gebieden vormen samen het economische en sociale hart van de provincie. De verbindingen tussen de drie DSS-regio’s zijn zo cruciaal, dat we ze de Overijsselse gouden driehoek noemen.

De bereikbaarheid in onze provincie staat onder druk. In de groene omgeving vanwege toenemende afstanden tot voorzieningen. En in en rondom de steden vooral tijdens spitsuren, wanneer de volledige capaciteitsgrenzen worden bereikt. De verstedelijkingsopgave (zie 2.7 Samenhangende verstedelijking als motor van onze economie) vraagt ruimte en vergroot de druk op ons mobiliteitssysteem. De ambities en afspraken op het gebied van gezondheid, verkeersveiligheid, betaalbaarheid, leefbaarheid, het beperken van uitstoot en afhankelijkheid van grondstoffen, vragen om een andere organisatie van bereikbaarheid. Dit geldt voor alle schaalniveaus: lokaal, regionaal, interregionaal, nationaal en internationaal. Door op elk schaalniveau de juiste maatregelen te treffen, kan de provincie haar strategische positie behouden en versterken én de leefbaarheid vergroten.

De Overijsselse opgaven

Lokale netwerken / lokale bereikbaarheid.

Lokale bereikbaarheid betreft het bereiken van bijvoorbeeld dagelijkse voorzieningen op korte afstanden, via het lokale netwerk. Vrijwel elke reis begint of eindigt op dit netwerk. Hier spelen vooral opgaven op het gebied van verkeersveiligheid en zuinig ruimtegebruik. Elke lokale situatie heeft een passend mobiliteitssysteem nodig met goede verbindingen naar omliggende bestemmingen.

Veel lokale verplaatsingen gebeuren lopend, met de fiets of auto. Bij lange-afstandsverkeer begint of eindigt de reis ook op dit netwerk. Om dit in goede banen te leiden wordt onderscheid gemaakt tussen verblijfsgebieden (waar geleefd en gewerkt wordt) en wegen met een accent op doorstroming. De rol van het openbaar vervoer in lokale reizen is beperkt, zeker buiten de steden. Kleinschaliger en flexibelere vormen van openbaar vervoer passen beter bij de schaal van de lokale weginfrastructuur en bij de vervoersvraag. Een voorbeeld hiervan is Flex RRReis in Rijssen-Holten, waar vrijwilligers zonder vaste routes op afroep reizigers tussen de vele haltes in de gemeente vervoeren.

Hoewel de groene omgeving de grootste reistijden en de meeste autoafhankelijkheid kent, zijn inwoners meestal tevreden over de bereikbaarheid. Voor inwoners in de dorpen en kernen in de groene omgeving is de bereikbaarheid van voorzieningen in en nabij de steden van belang. Men is ingesteld op een leven waarin veel met de auto wordt gereisd. Dat ligt anders in de ‘tussengebieden’, zoals buitenwijken van grote steden en grotere kernen. Hier is de behoefte aan betere bereikbaarheid onder een groter deel van de bevolking. We onderzoeken in het kader van de streefwaarde bereikbaarheid hoe we de bereikbaarheid van deze gebieden kunnen verbeteren.

Regionale netwerken / regionale bereikbaarheid

Binnen onze DSS-regio’s zijn grote stromen woon-werkverkeer, verkeer naar onderwijs en zakelijk verkeer met de steden als zwaartepunten. Dagelijks reizen aanzienlijk meer mensen vanuit de regio naar de stad dan andersom, wat in mindere mate geldt voor de streekcentra. Het regionale netwerk, bestaand uit (rijks- en provinciale) wegen, doorfietsroutes, regionale busverbindingen en treindiensten faciliteert dit dagelijkse verkeer.

Knelpunten binnen de DSS-regio’s hebben onze aandacht. Er liggen vooral uitdagingen in de bereikbaarheid van steden tijdens de spits en in de bereikbaarheid van werklocaties en voorzieningen buiten de steden, waar de auto soms de enige reismogelijkheid is. Regionale routes dwars door woongebieden veroorzaken barrièrewerking (bijvoorbeeld wegen die lastig over te steken zijn), verkeersveiligheids-risico’s, en overlast. De (vaak) historisch gegroeide situaties, vragen om ingrijpende maatregelen.

De drie DSS-regio’s hebben ieder hun eigen kenmerken. De regio Zwolle is uitgestrekt, wat leidt tot lange reisafstanden en een relatief grote afhankelijkheid van ov of auto. Dit leidt tot overvolle treinen op de trajecten Hardenberg-Zwolle en Enschede-Zwolle en op diverse busverbindingen. Op de weg zijn de grootste knelpunten de A28 door Zwolle, de N50 tussen Kampen en Hattemerbroek en de N35, in Zwolle en bij knooppunt Raalte (N35xN348).

De grote steden in Twente zijn te typeren als meerdere steden die samen de voorzieningen voor een regio bedienen. In zo’n (polycentrische) regio zijn de steden onderling verbonden en hebben ze allemaal een belangrijke rol. Tussen de steden Enschede, Hengelo en Almelo is er sprake van intensieve reizigersstromen. Op meerdere verbindingen zit het openbaar vervoer tussen de Twentse steden en omliggende kernen in de spits overvol. Op de weg zijn de grootste knelpunten de A1/A35 rond Hengelo, de N35 en de N36 bij Almelo en bijvoorbeeld de N342, de rondweg Oldenzaal.

De Stedendriehoek is ook een stedelijke regio waar de drie steden samen een rol vervullen in voorzieningen voor de regio. Naast onderlinge verbondenheid is de Stedendriehoek sterk verbonden met de omliggende regio’s. Station Deventer heeft uitbreiding nodig om als spoorknooppunt te kunnen fungeren en betere overstapmogelijkheden te bieden tussen de lijnen Zwolle – Arnhem en Randstad – Twente. De wegbereikbaarheid in de regio kampt met knelpunten op de A1 en A50. In Deventer leidt de autopendel tot diverse knelpunten in de stad, zoals het Hanzetracé (N337) en de brug over de IJssel (N344).

Interregionale of nationale netwerken / bereikbaarheid

De Overijsselse gouden driehoek is cruciaal voor zowel de regionale als interregionale bereikbaarheid voor een groot deel van onze inwoners en ondernemers. Tussen Twente en de Stedendriehoek via de A1-corridor (A1, Spoor en Twentekanaal). Tussen Zwolle en de Stedendriehoek via A50, N348-N35, IJsselvalleilijn en IJssel. Tussen Zwolle en Twente via de N35, het spoor en de fietssnelweg F35. De verstedelijkingsopgave maakt het goed functioneren van deze gouden driehoek van toenemend belang.

Onze DSS-regio’s zijn met meerdere corridors verbonden met de rest van Nederland en het buitenland. Op deze corridors hebben zowel weg-, spoor-, water- als fietsroutes een belangrijke functie om de economische, sociale en onderwijsrelaties te versterken. Dit gaat zowel om verplaatsingen van bijvoorbeeld kenniswerkers, scholieren en studenten, die hoofdzakelijk gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, als over logistiek en maakberoepen met fysieke materialen en gereedschappen die aangewezen zijn op de weginfrastructuur. Op deze verbindingen zitten knelpunten die met verdere verstedelijking mogelijk groter worden. Vanwege de schaarse ruimte zetten we op deze corridors in op een grote rol voor collectieve mobiliteit. Op bijvoorbeeld de corridor Zwolle-Twente-Münster is uitbreiding van frequentie en capaciteit nodig. De aanpak van de flessenhals bij Meppel verbetert de betrouwbaarheid van de spoorverbindingen met het Noorden. De Nedersaksenlijn biedt in dit opzicht ook kansen. De N35 is regelmatig overbelast en verkeersonveilig en kent een te lage basiskwaliteit. Het blijvend bevaarbaar houden van de IJssel en Twentekanaal, staat onder druk door te hoog water in de winter of te laag water in de zomer.

Op veel van de doorgaande routes op dit schaalniveau zijn grote verkeersveiligheidsrisico’s, zoals op de vervlochten snelwegen A1/A35, op diverse wegvakken van de N35 en op de N36 en N50. Veel van deze knelpunten bevinden zich op Rijksinfrastructuur, zowel weg als spoor, wat samenwerking noodzakelijk maakt om deze op te lossen.

Internationale netwerken / bereikbaarheid

Het internationale netwerk is bedoeld voor verplaatsingen van mensen en goederen over lange afstand. Het omvat de Europese TEN-T corridors, over zowel weg, spoor als water. Onze provincie ligt centraal op één van de TEN-T-corridors: de North Sea-Baltic Corridor. De A1, de A28-A37 en ook de A/N35 maken hier onderdeel vanuit, evenals de belangrijkste spoorverbindingen (Amsterdam-Berlijn, Zwolle-Twente-Münster). Hierover is internationaal treinverkeer mogelijk, zoals goederenvervoer en de IC Amsterdam-Berlijn. Recent is ook Zwolle-Enschede toegevoegd aan het uitgebreide TEN-T-netwerk.Het belang van robuuste netwerkenDe netwerken functioneren in samenhang. Een zwakke schakel in het regionale netwerk kan leiden tot ongewenst doorgaand verkeer in verblijfsgebieden, met overlast of ongevallen tot gevolg. Ook kan lokaal verkeer de doorstroming op nationale verbindingswegen onnodig hinderen. Dit speelt bijvoorbeeld op de A28 tussen Zwolle-Noord en Zwolle-Zuid, waar deze weg een rol vervult op alle schaalniveaus en regelmatig een knelpunt is tijdens de spits. Ingrepen op het ene schaalniveau kunnen problemen op het andere niveau veroorzaken of oplossen. Daarom is het belangrijk netwerklagen in samenhang te beschouwen. Samen met het rijk en gemeenten zorgen we voor routes waarbij lokaal, regionaal en nationaal verkeer elkaar minder hinderen en voor een netwerkinrichting die uitnodigt tot lopen en fietsen op kortere afstanden en meer gebruik van openbaar vervoer. Dit komt de bereikbaarheid, veiligheid én leefbaarheid ten goede.

We zetten in op bereikbaarheid en nabijheid boven mobiliteit

Goede bereikbaarheid is cruciaal voor ons dagelijks leven en voor onze economie. Het gaat over een acceptabele hoeveelheid (reis)tijd, moeite en kosten en is afhankelijk van de persoon, de verwachtingen en de omstandigheden. Goede bereikbaarheid bevordert maatschappelijke deelname en leefbare steden en dorpen.

Bereikbaarheid is te behalen door te zorgen dat het eenvoudig is om van a naar b te komen, en door te zorgen dat a en b minder ver van elkaar af liggen. Tot op heden is ingezet om de toenemende mobiliteitsvraag te faciliteren door bijvoorbeeld meer wegen aan te leggen. De gemiddelde afstanden die we afleggen voor onze dagelijkse bezigheden zijn in de afgelopen decennia daardoor fors toegenomen. Dit heeft veel inwoners in staat gesteld met grotere snelheden grote delen van de provincie te bereiken, maar maakt mensen ook afhankelijker van (auto)mobiliteit. Dat is duur en belast de omgeving.

Door in te zetten op bereikbaarheid en nabijheid kunnen we de cyclus doorbreken van toenemende afstanden, autoafhankelijkheid, autobezit en -gebruik en daardoor toenemende afstanden. Zonder daarbij degenen te schaden die nog deel kunnen nemen aan de maatschappij dankzij hun auto. Nabijheid maakt werk of voorzieningen beter lopend en fietsend bereikbaar. Onze hub-aanpak bevordert geclusterde decentralisatie van voorzieningen op goed ov-bereikbare plekken. Bij nieuwe ontwikkelingen kunnen we eisen stellen aan nabijheid en bereikbaarheid. Goede (multimodale) bereikbaarheid heeft daarom ook een plek in onze Redeneerlijn (zie 3.6 De Redeneerlijn: toepassen van de Leidende Principes).

Onze verstedelijkingsopgave (zie 2.7 Samenhangende verstedelijking als motor van onze economie) biedt ook kansen, bijvoorbeeld door woningen en voorzieningen toe te voegen op plekken waar veel werkgelegenheid is. We concentreren verstedelijking op duurzaam bereikbare plekken, met name in onze steden en nabij andere goed bereikbare knooppunten in ons mobiliteitsnetwerk. Zo organiseren we nabijheid en kunnen we het ruimtegebruik van mobiliteit zoveel mogelijk beperken door het toepassen van het STOMP-principe (stappen, trappen, openbaar vervoer, mobiliteitsdiensten en privéautogebruik). Voor inwoners die vanuit het landelijk gebied naar stedelijk gebied komen met de auto, willen we eenvoudig overstappen naar een ander vervoersmiddel faciliteren. Zo draagt STOMP ook bij aan de bereikbaarheid van voorzieningen vanuit het landelijk gebied. Met verdichting en functiemenging wordt ook het draagvlak voor betere ov-verbindingen vergroot. Dit vraagt sector-overstijgende afwegingen waarbij duurzame bereikbaarheid een belangrijk afwegingscriterium wordt bij het ontwikkelen van functies op bepaalde plekken. Dit werken we verder uit in de verstedelijkingsstrategieën.

We werken aan een streefwaarde voor bereikbaarheid

We werken aan een streefwaarde voor bereikbaarheid om inzicht te krijgen in zowel beleefde (kwalitatief) als meetbare (kwantitatieve) aspecten van bereikbaarheid. Omdat bereikbaarheid afhankelijk is van persoonlijke omstandigheden, zien we de streefwaarde als onderwerp van een politiek en maatschappelijk debat. De streefwaarde vormt de basis voor keuzes om de bereikbaarheid te verbeteren. Wij willen de bereikbaarheid van alle inwoners in onze provincie verbeteren, ongeacht leeftijd, inkomen of beperking, en niet alleen van degenen die beschikking hebben over een auto. Bij investeringen in mobiliteit hanteren we de volgorde: veiligheid, bereikbaarheid, duurzaamheid en reistijd. Verbetering van de bereikbaarheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van markt, samenleving en overheden. Dit vraagt om goede samenwerking. Het is belangrijk dat veranderende mobiliteitsdiensten, zoals regionaal openbaar vervoer (provincie) en WMO-vervoer (gemeente), goed op elkaar afgestemd blijven.

Verkeersveiligheid als randvoorwaarde

Verkeersveiligheid is belangrijk voor leefbaarheid en bereikbaarheid. Op plekken waar verschillende typen verkeersdeelnemers mengen, gelden verhoogde risico’s. Daarom moeten we kwetsbare verkeersdeelnemers beschermen en de snelheid van gemotoriseerd verkeer beperken, zowel in bebouwd gebied als in de groene omgeving. We werken aan veiligere infrastructuur, zoals rijbaanscheiding op de N36 en het scheiden van verschillende typen verkeersdeelnemers. Ook willen we mensen bewust maken van veiliger gedrag. We gebruiken ontwikkelingen in netwerken en ruimtelijke ordening om de verkeersveiligheid te verbeteren en (nieuwe) risico’s te verminderen.

Zo geven we de mobiliteitstransitie vorm: minder, anders, schoner en gedragsverandering

Om te zorgen voor een goede bereikbaarheid van onze provincie op de lange termijn, moeten we veranderen en keuzes maken. Dit vraagt om een samenhangende benadering van mobiliteit (zie 2.8 Bereikbaarheid voor en door onze provincie) en verstedelijking (zie 6.6 Verstedelijking). Dit omvat technologische en infrastructurele ontwikkelingen, nabijheid, organisatorische verandering, maar vraagt bovenal om andere keuzes van mensen, bedrijven en overheden. We streven naar minder, anders en schoner (reizen), met de daarbij behorende gedragsverandering.

Minder reizen kan door digitale bereikbaarheid, zoals thuiswerken en e-learning, en door het verkleinen van afstanden en het combineren van reisdoelen. Anders reizen stimuleren we via het STOMP-principe. Zo kunnen we bereikbaarheid organiseren met minder ruimte en energiegebruik. Schoner reizen betekent de overgang naar zero-emissie voertuigen, zoals batterij-elektrisch en waterstof-elektrisch. Dit vereist dat mensen en bedrijven andere keuzes maken. Deels doen we dit door te investeren in doorfietsroutes en ov. Uit de eerste metingen van het geopende F35 traject Borne – Enschede blijkt een flinke toename in aantal fietsers, waaronder (voormalig) automobilisten. Daarmee draagt de F35 bij aan het oplossen van knelpunten in de autobereikbaarheid op o.a. de N35.

Veel gedragsverandering kan bereikt worden zonder dat daar (kostbare) infrastructurele wijzigingen voor nodig zijn, bijvoorbeeld met onze werkgeversbenadering (zie Externe link: https://overijsselonderweg.nl/). Deze benadering legt bovendien zwakke schakels in onze fiets- en ov-netwerken bloot, die we kunnen verbeteren. Dit werken we verder uit in het Regionaal Mobiliteitsprogramma (RMP).

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Illustratie (inter)nationale logistieke corridors

2.9 Toekomstbestendige landbouw met duidelijkheid en perspectief

Wij zetten in op:

Aanleiding

Nederland heeft van nature een aantal gunstige voorwaarden voor landbouw en voedselproductie: een gematigd klimaat, vruchtbare grond, de nabijheid van grote zeehavens en een goed ontwikkelde infrastructuur. Om optimaal van deze voordelen te profiteren, zijn in de afgelopen decennia veel ruilverkavelingen en landinrichtingen uitgevoerd. Die maakten het mogelijk om grootschaliger en gemechaniseerd te telen en om wateroverschotten snel af te voeren ten behoeve van de landbouw. Zo is een sterke landbouwsector ontstaan. Tegelijkertijd loopt de sector tegen grenzen aan. Het verdienvermogen staat onder druk en de geldende doelen voor de kwaliteit van de leefomgeving, geven randvoorwaarden mee voor natuur, water en klimaat.

De Overijsselse opgaven

We zijn trots op onze boeren, onze natuur en onze gemeenschappen. De groene omgeving is een uitgestrekt gebied met unieke landschappen, hechte gemeenschappen, waardevolle natuur en tal van ondernemers die er hun bedrijf hebben. Het is een prachtige plek om te wonen, te werken en te ontspannen. Onze innovatieve landbouwsector is en blijft belangrijk. Wij hebben de agrarische ondernemers nodig voor ons voedsel, de regionale economie en als belangrijke beheerders van het landschap. Daarnaast zorgen ze voor de leefbaarheid en sociale kwaliteit in het gebied.

De landbouw staat aan de vooravond van ingrijpende veranderingen. Dit brengt onzekerheid met zich mee en kan grote gevolgen hebben. Tegelijkertijd bieden die veranderingen ook kansen. Door als provincie mee te doen en verantwoordelijkheid te nemen, vergroten we de kans om de groene omgeving van onze provincie te versterken. En het nog beter te maken dan het nu al is.

De landbouwsector in onze provincie staat voor grote opgaven. Die hebben vooral te maken met de noodzaak om de effecten van landbouwactiviteiten op natuur, milieu en klimaat terug te brengen tot binnen de wettelijke grenzen. Tegelijkertijd dwingen ontwikkelingen als geopolitieke spanningen, klimaatverandering, ruimtedruk vanuit andere sectoren en problemen met bedrijfsopvolging tot een koerswijziging. Dat raakt veel agrarische ondernemers direct. Duurzaamheid, circulariteit en extensivering blijven belangrijke thema’s voor de komende jaren. De aanhoudende onzekerheid over duidelijke kaders vanuit het Rijk maakt het echter lastig vooruitkijken. Een toekomst-bestendige agro- en foodsector in Overijssel is er één die innovatief is en zich weet aan te passen. Alleen dan kan de sector concurrerend blijven en bijdragen aan voedselzekerheid in een veranderende wereld. Dat moet wél gebeuren op basis van robuuste verdienmodellen die aansluiten bij gebiedsspecifieke opgaven en kansen.

Bescherming van landbouwgrond en perspectief voor de sector

Met ons beleid willen we richting geven aan de landbouw, zodat er perspectief ontstaat op een toekomst met robuuste verdienmodellen voor de sector. Voedselzekerheid is daarbij het vertrekpunt. We streven naar een innovatieve en concurrerende agro- en foodsector die duurzaam is en zoveel mogelijk circulair werkt. We zoeken naar balans tussen de landbouw en de draagkracht van de fysieke leefomgeving, met voldoende ruimte voor een gezond verdienvermogen. Voor onze voedselvoorziening is het van belang dat de landbouwbodems vitaal en gezond zijn en dat er voldoende schoon water beschikbaar is. We zien kansen om de positie van de landbouw te versterken: als producent van voedsel en groene grondstoffen, als beheerder van natuur, water en bodem, én als sector die dankzij kennis en innovatie voorop kan blijven lopen.

In deze Omgevingsvisie geven wij op hoofdlijnen richting en een eerste strekking voor beleid (zie 6.3 Landbouw en voedselvoorziening). De verdere uitwerking volgt onder andere via de landbouwvisie, beleid- of uitvoeringsprogramma’s, gebiedsprocessen, projecten en/of initiatieven. Samen met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners kijken we hoe we invulling kunnen geven aan de doelen voor natuur, water en klimaat. De opgaven in de groene omgeving vragen om een perspectief dat per sector en per gebied verschilt, waarbij de fysieke omstandigheden en de lokale opgaven leidend zijn. Glastuinbouw concentreren we in het glastuinbouw-concentratiegebied Koekoekspolder. Vanwege de problematiek in het veenweidegebied en de ligging binnen het Nationaal Landschap is uitbreiding buiten dit concentratiegebied niet mogelijk. In gebieden met relatief grote gebiedsopgaven kan de grondgebonden landbouw worden verbreed en toekomstgericht worden ontwikkeld. Daarbij zetten we in op een sterkere verwevendheid van landbouw en natuur. Grondbeleid is een belangrijk instrument om dit mogelijk te maken.

We zetten ons in om de randvoorwaarden vanuit de Europese Unie, Rijk en provincie goed op orde te brengen. Het is mede aan de overheid om langjarige duidelijkheid te bieden over ruimtelijke en financiële kaders. Daarbij is de overheid één van de partijen die moet bijdragen aan het borgen van financiële kaders. Specifiek vanuit de overheid zijn nieuwe, structurele financiële kaders nodig voor die gebieden waar maatschappelijke opgaven rond natuur, water en klimaat samenkomen met gebiedspecifieke kansen. Tegelijkertijd speelt de keten zelf een belangrijke rol in het toekomstbestendig maken van de agrarische sector. De landbouwsector is zelf aan zet om, binnen de wettelijke ruimte, te komen tot een toekomstbestendig en houdbaar bedrijfs-model. Dat vraagt om maatwerk per onderneming, afgestemd op de ambities van de ondernemer, de omgeving waarin het bedrijf ligt en de doelen die daar gelden.

Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw of ruimte voor bedrijven in de groene omgeving, moeten we zorgvuldig afwegen wat waar mogelijk is. We moeten ervoor waken dat er voldoende ruimte blijft voor landbouw en voedselproductie. Dat past bij de kracht van Overijsel, waarbij landbouw en voedselproductie niet alleen economisch van belang zijn. Maar ook onderdeel uitmaken van onze cultuur, bijdragen aan een leefbaar platteland en het landschap mede vormgeven.

In ons omgevingsbeleid (zie 6.3 Landbouw en voedselvoorziening) maken we onderscheid tussen verschillende typen landbouwgebieden. Die indeling is gebaseerd op de lokale omstandigheden, die we samen met de Wageningen Universiteit (WUR) in kaart hebben gebracht. Daarbij gaat het onder andere om het water- en bodemsysteem, de aanwezigheid van drinkwaterwinningen of Natura 2000 gebieden. Door rekening te houden met deze omstandigheden, kan de landbouw beter inspelen op de lokale kansen en opgaven. Dit onderscheid biedt richting en meer duidelijkheid voor toekomstige ontwikkelingen binnen de verschillende typen landbouwgebieden.

  • a.

    Landbouwgebieden met generieke opgaven en kansen. Dit zijn gebieden die op basis van de aanwezige omgevingscondities goed geschikt zijn voor landbouw. In deze gebieden zetten we in op het beschermen van de ruimte voor landbouw en gaan we zuinig en zorgvuldig om met andere ruimteclaims. Bij planologische afwegingen krijgt het behoud van deze landbouwgronden dan ook nadrukkelijk aandacht.

  • b.

    Landbouwgebieden met gebiedsspecifieke opgaven en kansen voor natuur, klimaat en water. In deze gebieden spelen meerdere opgaven. Landbouw blijft hier mogelijk, mits afgestemd op de lokale omstandigheden. We zien in deze gebieden naast voedselproductie vooral kansen voor multifunctionele landbouw en andere vormen van verbreding, zoals natuurbeheer, recreatie en zorg, die bijdragen aan de opgaven op het gebied van natuur, water en klimaat. In deze gebieden kunnen ook aanvullende gebiedsgerichte maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld om emissies te beperken of de waterhuishouding te verbeteren.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Visiekaart Landbouw

Toelichtende tekst

Deze kaart geeft weer hoe wij zuinig willen omgaan met ruimte en grond voor de landbouw. Op de kaart is onderscheid gemaakt tussen ‘landbouwgebieden met generieke opgaven en kansen’ en ‘landbouwgebieden met gebiedsspecifieke opgaven en kansen voor klimaat, water en natuur’.

Ook zijn de beschermde natuurgebieden opgenomen. Verder staat het glastuinbouwconcentratiegebied Koekoekspolder op de kaart aangegeven: verdere uitbreiding van de glastuinbouw richting het Nationaal Landschap IJsseldelta staan we niet toe.

Gedetailleerde informatie over landbouwbeleid staat in paragrafen 2.9 en 6.3 van de Ontwerp Omgevingsvisie.

Ontwerp Omgevingsvisie

April 2025

Op deze visiekaart staan de volgende gebieden: Landbouwgebied met generieke opgaven en kansen; Landbouwgebied met gebiedsspecifieke opgaven en kansen voor water, klimaat en natuur; Glastuinbouw;

Natura2000-gebied/NNN/uitwerkingsgebied ontwikkelopgave; Vogel- en of Habitatrichtlijngebied buiten NNN

2.10 Natuur ligt overal om de hoek in een beeldbepalend landschap

Wij zetten in op: (zie 6.4 Natuur en landschap)

  • Biodiversiteitsherstel en -verbetering binnen Natura 2000 gebieden en ons Natuurnetwerk Nederland (NNN).

  • De leefomstandigheden voor wilde planten en dieren buiten natuurgebieden in stand houden en waar nodig verbeteren. Dit doen we door toe te werken naar 10% groenblauwe dooradering, de uitbreiding van agrarisch natuurbeheer en het stimuleren van basiskwaliteit natuur.

  • Natuur dichter bij mensen brengen door het vergroten van kennis en bewustzijn bij inwoners en ondernemers over de sociale, economische en maatschappelijke waarde van natuur in hun eigen omgeving.

  • Behouden en versterken van de (kern)kwaliteiten van onze landschappen, waaronder de Nationale Landschappen en landgoederen.

Aanleiding

De natuur en het landschap in Nederland zijn grotendeels door mensen gevormd. Door veranderingen in landgebruik is de kwaliteit van de natuur en biodiversiteit echter achteruit gegaan. En we staan niet altijd stil bij de gevolgen daarvan. Natuur is van grote waarde: voor onze gezondheid, schoon water, frisse lucht, rust en ontspanning, maar ook voor de beschikbaarheid van grondstoffen, biodiversiteit en de bestuiving van gewassen. Het gaat hierbij niet alleen om de natuurgebieden. Ook landschapselementen, groen in steden, verbindingszones en agrarische natuurgronden dragen bij aan de noodzakelijke biodiversiteit. We moeten daarom bewuster omgaan met natuur. Niet alleen door haar te beschermen, maar ook door natuur te beleven en verantwoord te benutten. Dat is een voorwaarde voor een gezonde en prettige woon-, werk- en leefomgeving.

De Overijsselse opgaven

In Overijssel is de natuur altijd dichtbij. Ongeveer 20% van onze provincie bestaat uit bos- en natuurgebieden. Daarnaast zijn er talloze landschapselementen zoals houtwallen, singels, poelen en waterpartijen. Ook in het bebouwde gebied is veel groen en natuur te vinden. De variatie aan natuur is groot, dankzij de afwisseling in bodem, reliëf en waterhuishouding. Denk aan de IJssel die traag stroomt langs de Duursche Waarden, Vreugderijkerwaard en Reevediep richting de Keteldelta met stroomdalgraslanden en vochtige bossen. Of aan het Vechtdal met zijn beboste rivierduinen, de Wieden-Weerribben als grootste laagveenmoeras van Noordwest-Europa, en de Sallandse Heuvelrug met uitgestrekte bossen en heide, leefgebied van de kwetsbare korhoen. Ook het glooiende Twentse landschap met stuwwallen en beken zoals de Regge en de Dinkel is kenmerkend, net als de weidevogelgebieden waar soorten als grutto, tureluur en kievit thuishoren.

Een groot deel van de natuurgebieden in onze provincie is stikstofgevoelig en kwetsbaar, onder andere door versnippering (geïsoleerde ligging) en verdroging. In sommige gebieden spelen ook andere factoren mee, zoals de invloed van nutriënten, de toename van invasieve exoten, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de effecten van klimaatverandering. De opgaven zijn groot: zowel voor het behoud van de natuurkwaliteit als voor het behalen van de wettelijke doelen op het gebied van natuur, en de samenhang met het omliggende landgebruik. Samen met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners werken we aan een robuustere natuur en een duurzame balans tussen menselijk gebruik en het behoud van onze waardevolle natuur.

In onze provincie streven we naar een aantrekkelijke, gezonde, veilige en prettige woon-, werk- en leefomgeving. Groen, natuur en landschappen spelen daarin een belangrijke rol, zowel binnen als buiten natuurgebieden én in het bebouwde gebied. De natuur is onmisbaar in onze leefomgeving (zie 2.7 Samenhangende verstedelijking als motor van onze economie). Het biedt ruimte voor ontspanning, sport en ontmoeting, draagt bij aan verkoeling tijdens warme periodes, zorgt voor schoon water en schone lucht, en ondersteunt de landbouw. Daarnaast is natuur een wezenlijk onderdeel van het karakteristieke Overijsselse landschap. Het is daarom belangrijk om de natuur te behouden, te beschermen en verder te ontwikkelen. Een robuust water- en bodemsysteem (zie 3.3 Water en bodem sturend maken in onze ruimtelijke inrichting) is daarbij onmisbaar, omdat veel planten-en diersoorten daarvan afhankelijk zijn. Ook groene en blauwe structuren, zoals houtwallen, sloten, poelen en kleine bosjes, vervullen een belangrijke ecologische functie, ook in het bebouwde gebied. Niet alleen het beschermen van individuele soorten is van belang, maar juist ook het op orde brengen van de omgevingscondities, het water- en bodemsysteem en de groenblauwe dooradering.

Het samenspel tussen natuur, mens en landbouw heeft het Overijsselse landschap gevormd. Door de eeuwen heen zijn, onder invloed van veranderingen in de samenleving, techniek, natuurlijke processen en bijvoorbeeld de beschikbaarheid van meststoffen, verschillende typen landschappen ontstaan. Zo groeide een gevarieerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing, met hoeven, dorpskernen en landgoederen. Structuren, maatvoering en landschapselementen pasten zich steeds aan de tijd aan. Dat veelgelaagde landschap is nog altijd zichtbaar: in de bebouwing van historische binnensteden en dorpen, bij oude molens, kerken, boerderijen en landhuizen. Ook de ligging van wegen, dijken en gebouwen vertelt het verhaal van het landschap: van het organisch gegroeide essenlandschap tot de planmatige, rechte verkavelingen van jongere ontginningen. Dit landschap is niet alleen waardevol, maar ook aantrekkelijk. Veel mensen recreëren er - fietsend, wandelend, sportend of varend – en genieten van de rust, ruimte, natuur en historie. Juist dat maakt onze groene omgeving zo bijzonder. Daarom zetten we ons in om deze landschappen te behouden en te versterken.

Werken aan biodiversiteitsverbetering via verschillende sporen

De kwaliteit van onze natuur en de biodiversiteit neemt af. Om de biodiversiteitsdoelen (zie 6.4 Natuur en landschap) te halen, moet deze trend worden gekeerd. Ook voor het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn water (KRW) is verbetering van de waterkwaliteit nodig. Het is belangrijk dat er een goede balans ontstaat tussen natuur, water, maatschappelijke belangen en ruimtelijke ontwikkelingen. Daarom werken we aan het verbeteren van de kwaliteit van natuur, water en biodiversiteit:

  • a.

    Binnen natuurgebieden: zorgen voor goede ruimtelijke en milieucondities voor natuurtypen, planten en dieren binnen de natuurgebieden zelf.

  • b.

    Buiten natuurgebieden: verbeteren van de ruimtelijke en milieucondities voor natuurtypen, planten en dieren in de omgeving van natuurgebieden, in de groene omgeving en in het bebouwde gebied.

  • c.

    Buiten natuurgebieden: realiseren van een netwerk van groene en blauwe verbindingen om natuurgebieden met elkaar te verbinden.

  • d.

    Buiten natuurgebieden: stimuleren van Externe link: basiskwaliteit natuur in gebieden waar andere functies dan natuur leidend zijn.

Bij nieuwe (bebouwde) ontwikkelingen moet voldoende aandacht zijn voor natuur en de bestaande biodiversiteit. Dergelijke ontwikkelingen moeten bijdragen aan de versterking ervan. Ook in de bestaande bebouwde omgeving is biodiversiteit van belang. Denk aan groenblauwe dooradering, het behoud en herstel van leefgebieden voor gebouwbewonende soorten, en het vergroenen van het bebouwde gebied.

Beleven en benutten van natuur

We zetten ook in op het beleven en benutten van natuur. Natuur dichtbij heeft een bewezen positief effect op de fysieke en mentale gezondheid van inwoners. Onze ambitie is dan ook om natuur dichter bij mensen te brengen. Wanneer natuur onderdeel is van het dagelijks leven, gaan mensen er zorgvuldiger mee om, waarderen ze haar meer en draagt dit bij aan hun welzijn. Daarom willen we de kennis en het bewustzijn over de waarde van de natuur in de eigen leefomgeving vergroten. Via ons programma Natuur voor Elkaar (zie Externe link: https://www.natuurvoorelkaar.nl/) , ons opdrachtgeverschap en bij de uitvoering van projecten geven we hier volop aandacht aan.

Behouden en versterken van onze landschappen

Onze provincie kent een grote landschappelijke variatie in de groene omgeving. Die diversiteit willen we niet alleen behouden, maar ook versterken. Dat kan door elk project en initiatief, groot of klein, te laten bijdragen aan de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit.In de groene omgeving hebben ‘groene’ functies voorrang. Ontwikkelingen die daar niet vanzelfsprekend thuishoren, worden alleen onder voorwaarden toegestaan. Voor ontwikkelingen die aansluiten bij de Leidende Principes (zie Hoofdstuk 3 Leidende Principes en Redeneerlijn. Het hart van onze Omgevingsvisie!) en bij het gewenste gebiedsperspectief (zie Bijlage 4 Gebiedseigen perspectieven voor vier windstreken), bieden we ruimte. Voorwaarde is wel dat elke ontwikkeling actief bijdraagt aan het behoud en de versterking van het landschap, de natuur, de cultuurhistorie en andere opgaven in de groene omgeving. Het tegengaan van klimaatverandering én het nemen van maatregelen om de effecten ervan op te vangen, vormt daarbij een overkoepelende opgave.

Voor nieuwe ontwikkelingen in de groene omgeving gelden de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) en de Catalogus Gebiedskenmerken. In deze catalogus is per landschapstype in Overijssel beschreven welke kwaliteiten en kenmerken behouden, versterkt en ontwikkeld kunnen of moeten worden. Ook bevat de catalogus onze inzet voor Externe link: Basiskwaliteit Natuur: een vrijwillige methode waarin we stimuleren, inspireren en faciliteren.

In de Nationale Landschappen IJsseldelta en Noordoost-Twente zetten we in op het behoud, duurzaam beheer en, waar mogelijk, versterking van de bijzondere kwaliteiten van deze gebieden. Daarnaast willen we de recreatieve toegankelijkheid vergroten.

Landgoederen ondersteunen we bij het versterken van bestaande kwaliteiten en het ontwikkelen van nieuwe (groene) ruimtelijke waarden. Dat doen we door ruimte te bieden voor maatschappelijk ondernemerschap: de landgoedaanpak. Deze aanpak kan ook worden toegepast door andere partijen, zoals recreatieondernemers, groene bedrijventerreinen of agrarische bedrijven.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Visiekaart Natuur

Toelichtende tekst

Deze kaart geeft een beeld van de natuur in Overijssel.

De bestaande natuurgebieden zijn Natura 2000 gebieden, het Natuur Netwerk Nederland (NNN), Vogel- en Habitatrichtlijngebieden buiten NNN en de leefgebieden voor weide- en akkervogels.

Naast deze bestaande natuur laat de kaart ook opgaven en kansen zien voor verdere natuurontwikkeling, zoals de Uitwerkingsgebieden Ontwikkelopgave N2000, groenblauwe verbindingen (de voormalige Zone Ondernemen met Natuur en Water, zoekgebieden NNN, nieuw te realiseren natuur, KRW waterlichamen en waardevolle kleine wateren: bovenlopen, vennen en bronnen), natuurinclusieve steden en dorpen en het Aanvalsplan Grutto.

Gedetailleerde informatie over ons natuurbeleid vindt u in paragrafen 2.10 en 6.4 van de Ontwerp Omgevingsvisie.

Ontwerp Omgevingsvisie

April 2025

Op deze visiekaart staan de volgende gebieden: Natura 2000 binnen NNN; Natura 2000 buiten NNN; Bestaande natuur, land; Bestaande natuur, water; Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave binnen Natura 2000; Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave buiten Natura 2000; Groenblauwe verbindingen; Basiskwaliteit natuur op orde; Natuurinclusieve steden en dorpen; Leefgebied Weidevogels; Deelgebied Aanvalsplan Grutto

2.11 Gebiedseigen oplossingen in vier windstreken

Onze visie voor Overijssel is niet in heel Overijssel hetzelfde. De opgaven en doelen verschillen, en niet alle oplossingen zijn overal op dezelfde manier mogelijk. Dit komt door het ter plaatse aanwezige water- en bodemsysteem en omdat elk gebied zijn eigen kwaliteiten, cultureel erfgoed en identiteit kent waarmee we rekening willen houden. Salland is anders dan Twente en het Vechtdal verschilt weer van Noordwest Overijssel.

We nemen de cultuur(historie), de identiteit en kwaliteit van een gebied, netwerk of kern en de kracht van de gemeenschap als basis en proberen dat te versterken. Door de kwaliteiten en het erfgoed te combineren met nieuwe ontwikkelingen, behouden of versterken we het streekeigen karakter van een gebied. Dit biedt kansen om te innoveren en tegelijkertijd een herkenbaar Overijssel te blijven. Deze aanpak sluit aan op de specifieke behoeften van de verschillende gebieden en biedt zoveel mogelijk ruimte voor maatwerk. Dit resulteert in gebiedseigen oplossingen.

Voor de vier windstreken Salland, Noordwest Overijssel, Vechtdal en Twente hebben we dit verder uitgewerkt in gebiedseigen perspectieven (zie Bijlage 4 Gebiedseigen perspectieven voor vier windstreken). Daarbij is gebruik gemaakt van hetgeen we meekregen van onze partners tijdens de gebiedsdagen, inwonergesprekken en reacties op conceptteksten. We hebben daarin ook aansluiting gezocht bij visies en gebiedsinitiatieven in de gebieden. Op de volgende pagina zijn verkleinde versies van de illustratieve uitsneden opgenomen behorende bij de gebiedseigen perspectieven. In bijlage 4 (zie Bijlage 4 Gebiedseigen perspectieven voor vier windstreken) zijn illustraties van de gehele windstreek opgenomen.

De perspectieven geven een beeld van hoe de regio eruit kan komen te zien en zijn bedoeld om inspiratie te bieden om op een gebiedseigen manier en in samenhang, invulling te kunnen geven aan de opgaven die spelen. De uitgewerkte perspectieven zijn geen blauwdruk, maar inspirerend en uitnodigend bedoeld. We vertrouwen erop dat onze medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners die met ons willen realiseren.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Uitsnede illustratief gebiedseigen perspectief Salland

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Uitsnede illustratief gebiedseigen perspectief Noordwest Overijssel

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Uitsnede illustratief gebiedseigen perspectief Het Vechtdal

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Uitsnede illustratief gebiedseigen perspectief Twente

2.12 In overleg met de samenleving

Voor het uitvoeren van deze visie (zie Hoofdstuk 5 Bestuursstijl, uitvoering, samenwerking en monitoring. Van Visie naar Praktijk) is het van belang om de opgaven samen aan te pakken. We kunnen én willen dit als provincie niet alleen doen. Door samen op te trekken bereiken we meer. Bij veel opgaven heb je elkaar nodig om een doel te bereiken. Voor die opgaven willen we in overleg aan de slag om ze te kunnen realiseren. Dat vraagt om creativiteit en lef: buiten de gebaande paden denken en aan de slag gaan om bij te dragen aan een duurzame toekomst voor Overijssel.

Voor lokale opgaven zijn gemeenten als eerste aan zet. Bij opgaven van provinciaal belang heeft de provincie een belangrijke sleutelrol als gebiedsregisseur. Dat doen we in overleg met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners. De opgaven van provinciaal belang komen voort vanuit wettelijke taken, zoals bijvoorbeeld de zorg voor voldoende en schoon water, natuur en het provinciale wegennet. Maar ook vanuit het provinciaal schaalniveau. Dit zijn bijvoorbeeld opgaven zoals ruimte voor woningen en bedrijven in balans met de groene omgeving, waarbij oog is voor de ruimtelijke kwaliteit.

In onze Omgevingsvisie sturen we op doelen en opgaven. En we bieden ruimte voor maatwerk en gebiedseigen oplossingen. Zodat er ook flexibel ingespeeld kan worden op de bestaande situatie en nieuwe ontwikkelingen. In deze Omgevingsvisie zijn we duidelijk in ‘wat’ we willen en moeten bereiken. We hebben hiervoor doelen, opgaven en kaders opgenomen in hoofdstuk 6 (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid). Waar mogelijk geven we aan ‘waar’ doelen en opgaven zich bevinden. Daarnaast hebben we een Redeneerlijn geformuleerd als leidraad voor de locatieafweging. En we geven richting en ruimte aan ‘hoe’ we die doelen en opgaven gaan bereiken. Het OF, WAAR en HOE wordt nader toegelicht in Bijlage 3 OF, WAAR en HOE.

Verdere uitwerking vindt plaats in beleids- en of uitvoeringsprogramma’s, gebiedsprocessen, projecten en initiatieven. Dit doen we in overleg met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners. We stemmen af met partners wie welke rol en verantwoordelijk heeft en wie welke besluiten neemt. Dat doen we met respect voor elkaars taken en verantwoordelijkheden. Voor de uitvoering van de Omgevingsvisie is de Omgevingswet daarbij de basis voor wat wij verwachten van elkaar.

We stimuleren onze medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners ook om onderling de samenwerking te blijven zoeken. Daarbij zetten we ook ons eigen netwerk in. We verbinden opgaven en betrokkenen en creëren zo win-win situaties. Dit doen we onder andere door regelmatig in gesprek te gaan met gemeenten en waterschappen, waarin nieuwe ontwikkelingen vroeg in het proces worden besproken en waarbij gezamenlijk gekeken wordt hoe deze passend kunnen zijn. We zetten in op een regionale aanpak. Deze regionale aanpak vindt niet alleen binnen onze provinciegrenzen plaats, we kijken ook buiten onze provinciegrenzen. Niet alles is namelijk binnen onze provincie op te lossen. Soms zijn opgaven en de bijbehorende oplossingen zo groot dat een aanpak of benadering op een hoger schaalniveau nodig is. De water-, natuur- of landbouwopgaven houden niet op bij een lokale grens (of de provinciegrens). En we lossen het woningbouwprobleem ook niet op in één stad of gemeente of enkel binnen onze provincie. We gaan daarom ook in gesprek met (de omliggende) provincies, het Rijk en Duitsland.

We maken gebruik van de kennis en ervaringen van onze inwoners, ondernemers, partners en medeoverheden. In overleg met hen en met behulp van hun inzet en energie, denk- en ondernemerskracht, maken we onze provincie nóg mooier, nóg beter en nóg prettiger voor mensen om in te wonen, te werken en te leven.

Hoofdstuk 3 Leidende Principes en Redeneerlijn. Het hart van onze Omgevingsvisie!

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de Leidende Principes en Redeneerlijn toegelicht. Onder andere op basis van deze onderdelen is de visie in hoofdstuk 2 (zie Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!) tot stand gekomen. In paragraaf 2.3. (zie2.3 Werken aan onze opgaven en doelen: afwegen, prioriteren en kiezen) is een korte toelichting gegeven op de Leidende Principes en de Redeneerlijn. Dit hoofdstuk is een verdieping daarop. In bijlage 3 (zie Bijlage 3 OF, WAAR en HOE) is daarnaast nog een nadere uitwerking van het OF, WAAR en HOE opgenomen.

De vele opgaven die op ons afkomen, vragen om het maken van afwegingen, prioritering en keuzes, want niet alles kan overal. Dit doen we aan de hand van drie vragen: OF?, WAAR? en HOE?

De OF vraag geeft een antwoord op vragen als: wat is de opgave / het initiatief, wat is het maatschappelijke belang, aan welke doelen / opgaven draagt het (nog meer) bij, hoe past het binnen deze Omgevingsvisie, etc. In hoofdstuk 6 (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid) van deze Omgevingsvisie zijn ambities, doelen en opgaven opgenomen.

Bij de WAAR vraag gaat het om een onderbouwing van de locatiekeuze. Hiervoor zijn Leidende Principes en de Redeneerlijn opgesteld. Onze vier Leidende Principes zijn:

Deze Leidende Principes kunnen elkaar raken. De Redeneerlijn (zie 3.6 De Redeneerlijn: toepassen van de Leidende Principes) in deze Omgevingsvisie maakt duidelijk hoe wij de Leidende Principes toepassen en hoe wij prioriteren wanneer zij elkaar raken, en waar er ruimte is voor lokale bestuurlijke afwegingen. We gaan uit van ‘ja, tenzij’. De Redeneerlijn is een hulpmiddel voor de afweging waar een ontwikkeling een plek kan krijgen en voor de evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

De HOE vraag leidt tot een omschrijving van het doorlopen proces en de participatie, volgens onze Participatievisie en -werkwijze (zie Externe link: https://overijssel.stateninformatie.nl/modules/19/statenvoorstellen/962409?parent_event=1134723). Daarnaast vragen we hoe het initiatief bijdraagt aan de brede welvaart met de Rode Draden (zie Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden). Zo zorgen we voor een zorgvuldige afweging van alle belangen op het gebied van brede welvaart, zoals economische, sociaal-maatschappelijke en duurzame belangen. De Rode Draden ruimtelijke kwaliteit (zie 4.2 Ruimtelijke Kwaliteit), sociale kwaliteit (zie 4.3 Sociale Kwaliteit), gezondheid (zie 4.4 Gezondheid) en duurzaamheid (zie 4.5 Duurzaamheid) geven houvast en maken onderdeel uit van ons ruimtelijk beleid. Duurzaamheid bijvoorbeeld door zuinig omgaan met ruimte en voorraden, maar ook door ruimte te bieden voor duurzame energie en het aanwijzen van voorkeursgebieden voor het opwekken van windenergie. Het versterken van ruimtelijke kwaliteit is als uitgangspunt opgenomen in de Omgevingsverordening en de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) en werkt zo door naar ontwikkelingen en initiatieven. Onze Catalogus Gebiedskenmerken biedt inspiratie en houvast voor het vormgeven en kiezen van de inpassing van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven. Een ander voorbeeld is dat vanuit sociale kwaliteit en gezondheid aandachtspunten worden meegeven voor de ontwikkeling van aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgevingen. Voor de economische kant van brede welvaart hebben we economisch beleid. Dit is op hoofdlijnen opgenomen in deze Omgevingsvisie in paragraaf 6.8 (zie 6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek). Dit is daarom geen aparte Rode Draad. Bij nieuwe ontwikkelingen of initiatieven vragen we om te onderbouwen hoe ze bijdragen aan de Rode Draden en daarmee de brede welvaart. Dit is daarom ook onderdeel van de Redeneerlijn (zie 3.6 De Redeneerlijn: toepassen van de Leidende Principes).

3.2 Duurzaam omgaan met ruimte en voorraden

We gaan duurzaam om met onze ruimte en onze voorraden, omdat beiden op een gegeven moment opraken.

Duurzaam omgaan met de ruimte

Steeds meer functies en opgaven vragen ruimte, en die is schaars. Zuinig, zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik (zie 2.5 We benutten de ruimte zuinig, zorgvuldig en meervoudig) staat daarom voorop bij het maken van de keuzes in onze Omgevingsvisie. We beschermen de ruimte die er is, en benutten die zo goed mogelijk.

Concentratie, nabijheid en (boven)regionale afstemming:

We concentreren functies waartussen mensen zich vaak verplaatsen. Het gaat hier om stedelijke functies, zoals wonen, werken en voorzieningen met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen. Door deze dicht bij elkaar te realiseren blijven reistijden kort en kunnen mensen, zijn voorzieningen goed te bereiken en kunnen bedrijven elkaar makkelijk ontmoeten en met elkaar samenwerken. Nieuwe ontwikkelingen concentreren zich zoveel mogelijk in en nabij de vijf grote steden (Deventer, Zwolle, Almelo, Hengelo en Enschede) in de DSS-regio’s (Dagelijkse Stedelijke Systemen) (zie 2.7 Samenhangende verstedelijking als motor van onze economie). Bij voorkeur op locaties die goed ontsloten zijn voor meerdere vervoerswijzen en de bestaande netwerken. We werken dit samen met het Rijk en de regio’s uit in de verstedelijkingsstrategieën voor de drie DSS-regio’s (Stedendriehoek, Twente en Zwolle).

In de vijf grote steden mag voor (boven)regionale behoefte worden gebouwd. Voor overige kernen geldt dat altijd voor de lokale behoefte en bijzondere doelgroepen gebouwd mag worden. Onder voorwaarden is er voor deze kernen ook ruimte om te bouwen voor meer dan hun lokale behoefte. In de verstedelijkingsstrategieën wordt per DSS-regio bekeken welke rol passend is voor de verschillende kernen in de regio. Gemeenten stemmen hun ontwikkelplannen onderling af in regionale afspraken voor wonen en werken. Hierbij is het van belang dat er samenhang is tussen het programmeren van woningbouwlocaties en nieuwe bedrijventerreinen en dat goed gekeken wordt naar de bereikbaarheid van beide.

Zuinig ruimtegebruik:

Door zuinig ruimtegebruik wordt de ruimte – zowel bovengronds als ondergronds – zo optimaal mogelijk benut. Uitgangspunt is de balans tussen de bebouwde en onbebouwde gebieden. Daarom zetten we in op inbreiding boven uitbreiding, in eerste instantie door verdichting. Niet door alle waardevolle groene ruimte in het bebouwde gebied vol te bouwen, maar wel door slim te kijken naar een combinatie van sloop, herbestemming of transformatie. Hoger bouwen speelt hierbij een rol. En we kiezen voor nabijheid: het realiseren van ontwikkelingen bij elkaar in de buurt, met mogelijk een andere rol voor binnenstedelijke mobiliteit. Daarmee ontstaat verdichting mét oog voor leefbaarheid, verplaatsingen, ontmoetingen, klimaatadaptatie en groen.

Als inbreiding in bestaand bebouwd gebied niet kan, dan is uitbreiding in de groene omgeving onder voorwaarden mogelijk. Bij nieuwe (stedelijke) ontwikkelingen vragen we voordat uitbereiding plaatsvindt in de groene omgeving een onderbouwing:

  • Dat er een maatschappelijke behoefte is aan de beoogde ontwikkeling.

  • Of er binnen het bebouwde gebied locaties benut kunnen worden of beschikbaar te maken zijn door bijvoorbeeld sloop, herstructurering en transformatie.

  • Of de mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

Dit vraagt een visie van gemeenten op hun kernen en de ontwikkelingsmogelijkheden daarin. Hierbij moet bij de verdichtingsmogelijkheden oog zijn voor alle functies en opgaven die spelen in de kern en ruimte worden gehouden voor groen, water, klimaatadaptatie, verduurzaming en ontmoeting. De eis ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’ betekent niet dat een plan voor uitbreiding pas gerealiseerd kan worden als eerst alle inbreidingsmogelijkheden zijn benut. We verwachten van gemeenten dat zij een visie op inbreiding maken, waaruit blijkt hoe inbreiding wordt ingezet om een compacte opbouw van het bestaand bebouwd gebied te realiseren. In de visie kan daarnaast in beeld worden gebracht hoe de verhouding is tussen ontwikkelingen binnen bestaand bebouwd gebied en op uitbreidingslocaties. Zo kunnen parallel aan de ontwikkeling van de inbreidingslocaties ook uitbreidingslocaties worden ontwikkeld. Instrumenten die hiervoor ingezet kunnen worden zijn bijvoorbeeld een gemeentelijke Omgevingsvisie, een stedenbouwkundige visie op kern- of gemeenteniveau en een visie op hoger bouwen.

Uitbreiding moet in eerste instantie plaatsvinden aan de rand van en/of net buiten een kern. Een andere mogelijkheid is om gebruik te maken van de ruimte binnen bestaande erven. Bij een nieuwvestiging of uitbreiding kan de eis gesteld wordt dat (elders) opstallen gesloopt worden en verharding wordt verwijderd, om zo de balans tussen bebouwd en onbebouwd gebied te bewaken. Bij vrijkomende agrarische bebouwing (VAB’s) maken wij hergebruik van gebouwen, met bijbehorende erven en gronden, mogelijk. Dit moet wel passend zijn in de omgeving en bij ons landbouwbeleid. We zien hier een link met de uitbreidingsbehoeften van kleine kernen en dorpen. In overleg met onze medeoverheden, partners, ondernemers en/of inwoners worden passende nieuwe initiatieven voor de VAB’s ontwikkeld.

Zorgvuldig, meervoudig en multidimensionaal ruimtegebruik:

Door zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik benutten we ruimte slim en combineren we functies.

Bij het slim benutten van de ruimte verdelen we functies goed over de beschikbare ruimte. Bij nieuwe ontwikkelingen vragen we een onderbouwing of de bestaande situatie of toekomstige ontwikkelingen niet belemmerd worden door deze nieuwe ontwikkeling én of er ruimte overblijft voor andere functies en opgaven. Dit doen we per gebied, maar ook over de hele provincie. Zo willen we in sommige gebieden geen functies toestaan die de ruimte voor de leidende functie in een gebied beperken. Een voorbeeld is de ontwikkeling van nieuwe woningbouw in Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB’s) in gebieden waar goede ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische sector zijn, als die woningen deze ontwikkelingsmogelijkheden kunnen beperken.

Bij het combineren van functies hebben we het over meervoudig en multidimensionaal ruimtegebruik. Als een gebied of locatie bijvoorbeeld meerdere functies kan hebben, dan geven wij daar voorrang aan boven gebruik van een gebied of locatie voor maar één doel. Er wordt hierbij niet alleen gekeken naar functies bovengronds, maar ook wat er ondergronds mogelijk is. Een voorbeeld is om zowel op gebouwniveau als op wijk- en buurtniveau verschillende functies zoals wonen, werken en parkeren te combineren. Dit bespaart ruimte en zorgt ervoor dat inwoners, bezoekers en bedrijven veel functies dichtbij hebben. We zien ook kansen voor meervoudig en multidimensionaal ruimtegebruik als er meerdere opgaven in een gebied spelen, bijvoorbeeld in landbouwgebieden met gebiedsspecifieke opgaven en kansen.

Toekomstbestendig:

Nieuwe ontwikkelingen houden rekening met ruimte voor klimaat-, biodiversiteits-, milieu- en leefbaarheidsopgaven. Zo dragen nieuwe ontwikkelingen bij aan de behoefte van de huidige generatie en bieden ook ruimte voor de behoeften van toekomstige generaties. We vragen aan gemeenten om aannemelijk te maken dat ontwikkelingen toekomstbestendig zijn en dus:

  • De mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien niet in gevaar brengen.

  • Duurzaam en evenwichtig bijdragen aan het welzijn van mensen, economische welvaart en het beheer van natuurlijke voorraden.

  • Ook op de lange termijn toegevoegde waarde hebben.

Aansluiten op en bijdragen aan de identiteit, kenmerken en kwaliteiten:

Nieuwe ontwikkelingen sluiten aan op de kenmerken van het gebied, het water- en bodemsysteem, de economische structuur, de aanwezige mobiliteitsnetwerken en de beschikbaarheid van nutsvoorzieningen. Daarnaast passen ze in of dragen ze bij aan de bestaande kwaliteit, identiteit, cultureel erfgoed en de leefbaarheid en voegt de nieuwbouw ruimtelijke kwaliteit toe. Ze sluiten aan bij het eigen karakter van steden, dorpen en kernen en omliggend landschap. Het gaat hierbij om het herontdekken of zelfs opnieuw uitvinden van de dragende kwaliteiten en structuren en daarbij aansluiten met eigentijdse vormen van grondgebruik en inrichting. Belangrijk uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen moeten helpen om de bestaande situatie te verbeteren. Het bebouwde gebied en de groene omgeving blijven hierbij met elkaar in balans en we versterken het contrast tussen de dynamische en luwe gebieden.

Duurzaam omgaan met voorraden

We werken we toe naar een circulaire economie en maatschappij die spaarzaam omgaat met grondstoffen, waar winning, gebruik en maximaal hergebruik dicht bij elkaar plaatsvinden (kringlopen sluiten) en waar gebruik van hernieuwbare grondstoffen wordt gestimuleerd. Dit beperkt het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen, zoals fossiele brandstoffen. Dat willen we doen door onder andere de volgende uitgangspunten:

  • Duurzaam omgaan met het gebruik van materiaal en hergebruik van grondstoffen en het sluiten van (regionale) kringlopen.

  • De vier pijlers van ons ontgrondingenbeleid:

    1) balans tussen beschermen en benutten,

    2) waardecreatie bij ruimtelijke ingrepen,

    3) integratie van ontgrondingenbeleid binnen het bredere kader van ruimtelijke ontwikkeling en

    4) borgen van duurzaamheid en circulariteit.

  • Innovaties, optimalisatie van productieprocessen waaronder het zuinig omgaan met het milieu, met zeer zorgwekkende stoffen en grondstoffen. Dit geldt voor het bedrijfsleven, overheid, agro- en foodsector, en dergelijke. We willen voorwaarden scheppen waaronder groene innovaties tot stand kunnen komen, bijvoorbeeld door het stimuleren van kennisdeling, keten-ontwikkeling en waar mogelijk en gewenst door actieve ondersteuning.

  • Energie- en warmtetransitie door het opwekken van energie uit bronnen als zon, wind, biomassa, mono-mestvergisting, ondergrond en mogelijk in de toekomst andere duurzame energievormen zoals waterstof en kernenergie. We zien daarnaast goede mogelijkheden voor besparing en efficiënter gebruik van energie in (nieuwe) woningen of op bedrijventerreinen en productieprocessen van bedrijven, bij de verwarming en verkoeling van gebouwen en bij mobiliteit. Innovatie en andere systemen leveren hier in de toekomst ook een bijdrage aan.

  • Besparen van (drink)water. Dit kan door het verhogen van waterstanden, water in gebieden langer vast te houden (zeker in droge perioden), het bergen van water (bij met name extreme neerslag) en het water te laten infiltreren in de bodem. Maar ook door zelf minder (drink)water te gebruiken. Bijvoorbeeld door lokale ingrepen te doen, zoals het opvangen van water in huis en tuin en door hergebruik van grijs water. En door circulair gebruik van (drink)water, inclusief het water uit industriële processen en het - binnen de Rijkskaders - hergebruik van effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties. (Drink)waterbesparing draagt bij aan het behoud van ons milieu. Het vermindert de vraag naar energie die nodig is om water te verwerken en te leveren, wat weer leidt tot vermindering van vervuiling die ontstaat bij die processen.

3.3 Water en bodem sturend maken in onze ruimtelijke inrichting

Het water- en bodemsysteem vormt de basis ( 2.6 Voorbereid op de toekomst klimaatbestendig en duurzaam ) voor de (toekomstige) inrichting van onze provincie. In ons omgevingsbeleid zoeken we naar oplossingen die zich goed verhouden tot of aansluiten bij het water- en bodemsysteem. Dan kunnen we veilig en gezond in onze provincie blijven wonen, werken en leven. Ook als we te maken krijgen met een ander en grillig klimaat.

Het water- en bodemsysteem is de onderlegger voor ruimtelijke opgaven zoals verstedelijking, woningbouw, landbouw en energievoorziening. Door in te spelen op de werking van het natuurlijke water- en bodemsysteem kunnen de diverse ruimtelijke functies op een logische, kosteneffectieve en houdbare manier worden ingericht. Het is de basis voor onze leefomgeving.

Uitgangspunt is dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden ontworpen met het bestaande water- en bodemsysteem als uitgangspunt. Soms kan dit betekenen dat bepaalde functies op een bepaalde plek niet mogelijk zijn, omdat er niet voldoende water beschikbaar is of de effecten van de klimaatverandering niet voldoende kunnen worden opgevangen. Het kan ook betekenen dat het ontwerp aangepast of de locatie heroverwogen moet worden. Voor bestaande functies geldt dat we in sommige gevallen meer overlast moeten accepteren, de huidige situatie moeten aanpassen of omvormen. Hierbij hebben de waterschappen, als kennishouder van de regionale water- en bodemsystemen, een cruciale rol in de weging van het waterbelang. Wanneer de waterschappen zo vroeg mogelijk worden betrokken, zijn zij in staat in de planvormingsprocessen de waterbelangen te behartigen.

Gebiedsgerichte uitwerking van dit Leidende Principe

Onze provincie bestaat uit verschillende landschappen. Elk landschapstype vraagt om een specifieke benadering van het Leidende Principe ‘Water en bodem sturend in de ruimtelijke inrichting’. De manier waarop water en bodem werken in het veenweidegebied is bijvoorbeeld heel anders dan op de zandgronden. Op de visiekaart in paragraaf 2.6. (zie 2.6 Voorbereid op de toekomst klimaatbestendig en duurzaam) hebben we Overijssel ingedeeld in vier gebiedstypen: zandgronden, IJssel Vecht en Delta, veenweidegebieden en bebouwd gebied.

Op de zandgronden willen we werken aan het vergroten van de grondwatervoorraad door herstel van de balans tussen onttrekking en aanvulling. Dit doen we door de afvoer van water te vertragen, de grondwaterstanden te verhogen, de bodem meer water te laten vasthouden en de waterkwaliteit te verbeteren. Daarnaast moet er voldoende ruimte in het landschap zijn om heftige neerslag te kunnen bufferen, te laten infiltreren naar de ondergrond en gecontroleerd te kunnen afvoeren. Dit kunnen we bereiken door voorwaarden te stellen aan ontwatering, onttrekkingen, bufferruimte, lozingen en het tegengaan van de afspoeling van stoffen. Deze voorwaarden moeten ervoor zorgen dat beken genoeg water hebben, de grondwaterstanden op peil kunnen komen, sterke kwelstromen intact blijven en de waterkwaliteit goed is.

In de IJssel Vecht delta nemen de risico's op overstromingen toe door onzekerheid over toekomstige waterafvoeren en waterstanden. We willen deze risico's beheersen door ruimte te reserveren voor toekomstige waterafvoer, waterberging, uitbreiding van infrastructuur en in te spelen op een eventuele stijging van het waterpeil van het IJsselmeer. We zijn terughoudend met het toestaan van buitendijkse ontwikkelingen. Bij het bouwen in gebieden die kunnen overstromen, beoordelen we de locatie op deze risico's. Als er toch gebouwd wordt op plekken met een hoger risico, zorgen we ervoor dat de kwetsbaarheid voor wateroverlast of overstroming niet toeneemt.

In het veenweidegebied willen we werken aan het tegengaan of stoppen van veenoxidatie en bodemdaling door vernatting van het laagveen. Dit kan door peilopzet, het verdichten van het slotenpatroon en water in greppels te laten infiltreren. Het vernatten vereist maatwerk op basis van de lokale fysieke omstandigheden (veensoort, bodemopbouw, etc.) en landschappelijke kenmerken. Om het laagveengebied nat te kunnen houden, zijn hydrologische bufferzones nodig als randvoorwaarde om het wegstromen van water tegen te gaan. Het gebruik van gebiedseigen water voor het vernatten heeft de voorkeur, omdat dit dezelfde organische en chemische kwaliteit heeft als in het gebied aanwezig is en minder vervuiling veroorzaakt ten opzichte van gebiedsvreemd water.

Voor stedelijke gebieden geldt een duidelijke relatie met het onderliggende gebiedstype. Zwolle in de IJsseldelta heeft andere opgaven dan Enschede, dat hoog op de zandgronden ligt. Bij het kiezen van locaties voor nieuwe stedelijke ontwikkeling willen we rekening houden met de bodem en de plaats in het watersysteem. De klimaatopgave mag niet worden vergroot en daarom zijn slappe, natte relatieve laagtes en overstroombare gebieden beperkt geschikt voor nieuwbouw. Klimaatrobuustheid kan vorm krijgen door eisen te stellen aan bouwwijzen zodat die zijn afgestemd op lokale water- en bodemkarakteristieken en rekening houden met lange termijn klimaatverandering.

De hiervoor geschetste gebiedstypen zijn gebaseerd op hydrologische, geomorfologische en landschappelijke kenmerken en houden zich niet aan bestuurlijke grenzen. Ze gaan geleidelijk in elkaar over en beïnvloeden elkaar. In veenweidegebieden is bijvoorbeeld de invloed van aangrenzende zandgronden en de IJssel, Vecht en Delta merkbaar door grondwaterstromingen en overstromingsrisico. Ook voor de zandgronden is de grens met andere gebiedstypen niet scherp. In deze overgangsgebieden moet een lokale analyse uitwijzen welke maatregelen voor water en bodem sturend van toepassing zijn en leiden tot een gebiedsgerichte uitwerking.

Daarnaast is Overijssel geen eiland en bestaan er bovenregionale relaties met de omliggende provincies en Duitsland. Het water- en bodemsysteem werkt door van de lokale naar de West-Europese schaal, van bovenstrooms naar benedenstrooms. Dit geldt voor de IJssel als onderdeel van de Rijndelta, maar ook voor kleinere peilgebieden zoals polders in Noordwest Overijssel of de weteringen in Salland. In bovenstroomse gebieden moet rekening gehouden worden met de invloed op benedenstroomse gebieden en versnelde afvoer moet worden voorkomen. Dit geldt ook voor grondwaterstroming, waar water via de bodem naar de oppervlakte komt.

Technische maatregelen zijn en blijven lokaal, en voor specifieke opgaven zoals dijkversterking, mogelijk. Daarbij wordt wel gekeken of deze technische maatregelen passen bij het ‘in balans zijn en komen met het water- en bodemsysteem’ en ook of ze een goede keuze zijn gelet op de toekomst, houdbaarheid en betaalbaarheid.

Afwentelen voorkomen

  • We voorkomen afwentelen naar toekomstige generaties (tijd) door nu rekening te houden met belasting van het huidige systeem, klimaatverandering en beheerkosten in de toekomst. Door bijvoorbeeld woningbouw of infrastructuur aan te leggen op plaatsen waar we als gevolg van klimaatverandering in de toekomst ruimte voor klimaatmaatregelen nodig hebben, zadelen we toekomstige generaties op met een probleem.

  • Afwentelen voorkomen naar andere gebieden of functies (ruimte): activiteiten op bepaalde locaties, zoals afstromen van verontreinigd regenwater in bebouwd gebied, mogen niet leiden tot effecten op een andere locatie, bijvoorbeeld wateroverlast en verslechtering van de waterkwaliteit. Onderbouwde uitzonderingen blijven mogelijk, doordat afwentelen soms niet te voorkomen is. Dit moet dan wel goed worden onderbouwd.

  • Niet afwentelen van privaat naar publiek (kosten): door bij investeringen voldoende rekening te houden met bijvoorbeeld klimaatverandering, bodemdaling en bodem- en watervervuiling, worden de kosten hiervoor nu meegenomen en niet naar de toekomst doorgeschoven. Bijvoorbeeld door rekening te houden met het water- en bodemsysteem bij het bouwrijp maken van een gebied, waardoor wegeen kosten afwentelen op overheden en bewoners voor instandhouding van woningen, funderingen, wegen en leidingen.

Meer rekening houden met extremen

In beleid, ruimtelijke inrichting en het ontwerpen van maatregelen houden we veel meer rekening met bovennormatieve weersextremen die horen bij klimaatverandering. Bijvoorbeeld momenten van extreme regenval. Door in de ruimtelijke inrichting meer flexibiliteit en veerkracht in te bouwen, kunnen we beter omgaan met deze extremen. Hiervoor hanteren we klimaatrobuuste ontwerpprincipes. Zo geeft de Externe link: Maatlat groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving hier al handvatten voor. Waterschappen hebben met klimaatstresstesten kennis over de effecten van weersextremen verkregen.

Meerlaagsveiligheid

Meer aandacht voor meerlaagsveiligheid is nodig om de risico’s op en gevolgen van overstromingen in de toekomst te beperken. Dit geldt niet alleen voor het hoofdwatersysteem, maar ook voor het regionale watersysteem, beekdalen en onbedijkte rivierdelen. Meerlaagsveiligheid bestaat uit:

  • a.

    Preventie: verkleinen van de overstromingskans door aanleg en versterken van dijken en keringen.

  • b.

    Gevolgbeperking: door ruimtelijke inrichting en maatregelen de effecten van een overstroming beperken. Denk aan bescherming van kritische infrastructuur, aangepast bouwen of instellen van risicozones.

  • c.

    Crisisbeheersing: voorbereiden op een overstroming door verbeteren van de crisisbeheersing (organisatie en communicatie bij een eventuele calamiteit).

Minder afdekken, minder vergraven, minder verontreinigen

Een gezonde en vitale bodem en het benutten van de natuurlijke kracht van de bodem is van belang voor het bestrijden van wateroverlast, droogte en hittestress. Daarnaast zijn duurzaam beheerde bodems beter bestand tegen klimaateffecten en helpen deze bij het opslaan en vastleggen van CO2 en stikstof. Daarom gaan we bodemafdekking, vergraven en extra verontreinigen van de bodem tegen. Hiermee bedoelen we:

  • Minder bodemafdekking: afdekking van de bodem met ondoordringbaar materiaal of door verwoesting gaat vaak ten koste van vruchtbare landbouwgrond of stadsbodem, is een risico voor de biodiversiteit, vergroot de kans op overstromingen en waterschaarste en draagt bij aan de opwarming van de aarde.

  • Niet vergraven: het behouden van een bodem met een intact profiel, omdat deze betere bodemecosysteemdiensten vervult (water vasthouden, stikstof en fosfaat kringloop, diversiteit bodemorganismen, bufferen van verontreinigende stoffen) dan een vergraven bodem.

  • Niet verontreinigen: beperken van emissies naar water- en bodemsysteem om gevoelige functies te beschermen: landbouw, natuur, drinkwater, industrie/bedrijfsleven, wonen.

Comply or explain: pas toe of leg uit

Het inspelen op de condities van het water- en bodemsysteem moet de basis zijn van de ruimtelijke inrichting. Zo wordt een bijdrage geleverd aan het bereiken van doelen als biodiversiteit, klimaatmitigatie en waterkwaliteit. Mochten er onverhoopt toch redenen zijn om hiervan af te wijken dan geldt het principe ‘comply of explain’, ofwel: ‘pas toe of leg uit’. Als wordt afgeweken, moet uitlegbaar en toetsbaar zijn hoe dan wel de doelen bereikt worden.

3.4 We zetten in op krachtige DSS-regios

In onze provincie zien we drie sterke en krachtige Dagelijkse Stedelijke Systemen (DSS)-regio's: Zwolle, Stedendriehoek en Twente (zie 2.7 Samenhangende verstedelijking als motor van onze economie). Dit zijn samenhangende regio's waarin een groot deel van het dagelijks leven van mensen plaatsvindt. Denk aan wonen, werken, voorzieningen en recreatie.

We zien graag ontwikkelingen die de bestaande DSS-regio’s versterken en verbeteren. Dit willen we doen door ruimte te bieden aan bedrijvigheid en versterking van de grootstedelijke cultuur én door in te zetten op concentratie van (boven)regionale functies en voorzieningen op de hoogdynamische plekken binnen de stedelijke netwerken, waar zij het beste tot hun recht komen. Het concentreren van wonen, werken en voorzieningen (nabijheid) zorgt ervoor dat diensten, voorzieningen, bedrijven en kennisinstellingen het meest van elkaar profiteren. Dit bevordert de werkgelegenheid en arbeidsproductiviteit. Maar nog belangrijker: het vergroot de leefbaarheid en brede welvaart in onze regio’s.

Iedere DSS-regio heeft zijn eigen profiel met een daarbij passend en variërend pakket aan woon-, werk- en leefmilieus en een totaalpakket aan voorzieningen. Dit geldt zowel binnen het bestaande bebouwde gebied als in de groene omgeving. Dit vraagt in de programmering van deze stedelijke functies regionale afstemming. Daardoor willen we ook de brede welvaartsverschillen tussen regio’s tegengaan. Dit sluit aan op de resultaten uit het rapport ‘Elke regio telt’ van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving.

We willen compacte aantrekkelijke steden en dorpen met de groene omgeving dichtbij, zodat mensen snel kunnen genieten van rust en ruimte. Dat draagt bij aan het woon- en werkgenot en de gezondheid van inwoners. De randen van de steden en dorpen worden ingericht als poort van de stad of het dorp en vormen een natuurlijke schakel tussen het bebouwde gebied en de groene omgeving. De randen zijn geschikt voor meerdere functies, waarbij moet worden voorkomen dat er verrommeling ontstaat of een te grote verdichting. Bij functieverandering in deze randen moet een zorgvuldige integrale afweging worden gemaakt. Ook brengen we water en natuur meer binnen de bebouwde omgeving, om zo een gezondere leefomgeving te creëren en de biodiversiteit te verbeteren.

De steden zijn een belangrijke schakel voor de verbinding met de rest van Nederland en daarbuiten. Zeker met het openbaar vervoer, maar ook weg en water spelen een cruciale rol in de verbinding met de rest van Nederland en daarbuiten. In de steden ontstaat de opgave om dit in samenhang vorm te geven en daarbij aandacht te hebben voor de opgaven die dit met zich meebrengt op andere verstedelijkingsthema’s.

Voor deze omvangrijke en samenhangende opgave hanteren we bewust de term ‘verstedelijking’ (zie 6.6 Verstedelijking). Dit duidt de samenhang tussen en diversiteit van de opgaven in het bebouwde gebied. Verstedelijking gaat om méér dan ‘slechts’ woningbouw (zie 6.7 Wonen), economie (zie 6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek) en bereikbaarheid (zie 6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek). Het gaat om een levendige, leefbare en bruisende plek voor iedere bewoner. Dat vraagt ook aandacht voor voldoende ruimte voor groen, biodiversiteit, water en klimaatverandering, ontspanning, veilige openbare ruimte, ontmoeting, recreatie en voorzieningen (onderwijs, zorg, sport, cultuur, infrastructuur, etc.).

Een DSS functioneert niet alleen door de steden. Stad en land functioneren in een DSS juist in een innig verband. De samenhang met de omliggende kernen en de groene omgeving is erg belangrijk. Mensen bewegen zich voor de dagelijkse bezigheden door het hele Dagelijkse Stedelijke Systeem. Voor woon-werkverkeer, familiebezoek, gebruik van voorzieningen, ondernemen of recreatie en ontspanning. Dat maakt ook de onderlinge verbindingen binnen een DSS zo belangrijk. Bereikbaarheid van iedere kern, passend bij de aard van de kern moet daarom ook op orde zijn. Om dit optimaal te laten functioneren werken we aan een mobiliteitstransitie (zie 2.8 Bereikbaarheid voor en door onze provincie) waarin minder, anders en schoner leidraad zijn.

Zowel bij woningbouw- als bedrijvigheidontwikkeling is zuinig, zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik (zie 3.2 Duurzaam omgaan met ruimte en voorraden) een belangrijk uitgangspunt. Dit betekent dat we steviger voorwaarden stellen aan stedenbouw, uitgaan van hoger bouwen en slimmer ruimtegebruik. Voor bedrijvigheid willen we dat bedrijven zich vestigen in clusters met een profiel, bijvoorbeeld op Topwerklocaties of locaties rond innovatieve thema’s. Of clusters van bedrijven met hogere milieu categorieën. We zetten in op behoud van bedrijventerreinen met hogere milieucategorieën (3, 4 en 5), omdat dit type bedrijventerrein nodig is voor ruimte voor de transitie naar een circulaire economie en energietransitie. Grootschalige bedrijvigheid clusteren we op plekken met ruimte en goede aansluitingen voor overslag (weg, water en spoor). Voor overige kernen geldt dat zij alleen voorzien in hun behoefte aan bedrijventerrein op basis van de geldende programmeringsafspraken. Voor de drie DSS-regio’s stellen we Ruimtelijk Economische Bouwstenen op, die een helder economisch profiel geven voor de DSS-regio tot aan 2040 en input vormen voor ruimtelijk-economische afwegingen binnen de programmering van bedrijventerreinen, verstedelijkingsstrategieën en de aanpak van de groene omgeving.

Op het gebied van de mobiliteitstransitie (zie 6.9 Goede Bereikbaarheid) bouwen we voort op onze sterke netwerken zoals weg, water en spoor, waarbij we aandacht hebben voor snelheid, veiligheid en doorstroming voor de bereikbaarheid van, naar en binnen onze provincie. Voor het grote belang van de bereikbaarheid in de hele provincie, streven we voor iedere kern naar een passende vorm van (publieke) bereikbaarheid. De steden zijn vervolgens de poort en verbinding naar de rest van het land en daarbuiten. De belangrijke corridors die de onderlinge verbinding vormen tussen de drie DSS-regio's zijn van cruciaal belang om deze schakel te kunnen zijn tussen regionaal en nationaal vervoer.

Tot slot kennen we drie Cultuurregio’s die samenvallen en verweven zijn met de DSS-regio’s. Elke Cultuurregio heeft een eigen profiel, waarin de ambities staan voor het cultuurbeleid in die regio.

3.5 Voortbouwen op onze bestaande sterke netwerken

We willen voortbouwen op onze bestaande en sterke netwerken; nieuwe ontwikkelingen moeten hierop aansluiten. Op verschillende gebieden is onze provincie voorzien van een sterk netwerk. Of het nu gaat over mobiliteit (zie 6.9 Goede Bereikbaarheid), natuur (zie 6.4 Natuur en landschap), landbouw (zie 6.3 Landbouw en voedselvoorziening), water- en bodemsysteem (zie 6.1 Water, bodem en klimaatadaptatie), energie (zie 6.2 Klimaatmitigatie en energie(transitie)), of sterke sociale structuren (zie 6.12 Sociale Kwaliteit en (positieve) gezondheid) zoals noaberschap, of de samenwerking die diepgeworteld zit in ons midden- en kleinbedrijf (zie 6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek). Deze sterke netwerken bieden een goede basis om ontwikkelingen aan te koppelen.

Wij willen deze netwerken blijvend hun functie laten vervullen, zodat zij bestand zijn tegen ontwikkelingen in de toekomst en de impact die dat op een netwerk heeft. Denk aan de toename van de verstedelijking, nieuwe vormen van mobiliteit, veranderingen in ons energiegebruik en –opwek of de gevolgen van de voortgaande klimaatverandering. Een sterk netwerk heeft flexibiliteit en veiligheid om mee te bewegen op verandering in de omgeving.

Netwerken vertakken zich door de hele provincie. Een goed functionerend netwerk is daarmee een krachtig middel om bij te dragen aan de balans die we in de provincie hebben en willen houden. Dit netwerk fungeert namelijk als verbinding tussen bijvoorbeeld het bebouwde gebied en de groene omgeving, producent en afnemer, ondernemer en klant, flora en fauna, Overijssel met de rest van het land en daarbuiten, en zeker zo belangrijk: als verbinder tussen onze inwoners.

Door voort te bouwen op deze sterke netwerken zorgen we dat ontwikkelingen optimaal profiteren van deze netwerken én dat netwerken onderling elkaar versterken. Voorbeelden van dit principe zijn:

  • Liever ontwikkelen van wonen en werken op goed (ov-) bereikbare plekken dan het realiseren van grootschalige nieuwe infrastructuur. We blijven ons basis-ov-netwerk in de hele provincie waar mogelijk versterken.

  • Bestaande infrastructuur flexibel en weerbaar houden.

  • Werken ontwikkelen in nabijheid van werknemers.

  • Een krachtige landbouwsector als drager van een leefbaar platteland/ plattelandskracht.

  • Energie-opwek nabij energienetwerk en energievraag nabij opwek.

  • Natuurnetwerken beschermen, ontwikkelen en verbinden.

  • Samenwerking als basis voor regionale ontwikkeling.

  • Netwerken beschermen tegen ontwikkelingen die bestaande netwerken juist verzwakken.

3.6 De Redeneerlijn: toepassen van de Leidende Principes

De Redeneerlijn maakt duidelijk hoe we de Leidende Principes toepassen en hoe wij prioriteren wanneer zij elkaar raken, en waar er ruimte is voor lokale bestuurlijke afwegingen. De Redeneerlijn is een hulpmiddel voor de afweging waar een ontwikkeling een plek kan krijgen en voor de evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

De Redeneerlijn is nadrukkelijk een instrument dat gaat over locatiekeuze (WAAR). Het gaat daarmee dus ook niet over de vraag of een ruimteclaim terecht is (OF) en ook niet over de ruimtelijke inpassing in een gebied (HOE) – zie hiervoor ook de inleiding (zie 3.1 Inleiding) van dit hoofdstuk en Bijlage 3 OF, WAAR en HOE.

Bij het beoordelen of een ontwikkeling of initiatief passend is op een locatie, wordt de hele Redeneerlijn doorlopen. In de Redeneerlijn is onderscheid gemaakt in de mate van afweegruimte. Hoger in de Redeneerlijn wordt minder lokale afweegruimte geboden. Hier sturen (Europese, landelijke) wettelijk bepalingen of ons provinciale beleid in deze Omgevingsvisie en onze Omgevingsverordening meer. Lager in de Redeneerlijn is meer ruimte voor lokale afweging en invulling.

Uitgangspunt is dat per horizontale balk van de Redeneerlijn (zie de afbeelding hiernaast) een afweging wordt gemaakt. Hierbij wordt beoordeeld of een functie een belemmering vormt voor (instandhouding of ontwikkeling van) een te beschermen kwetsbare plek en of wordt bijgedragen aan een toekomstbestendig en klimaatrobuust Overijssel. In deze paragraaf volgt per horizontale balk in de Redeneerlijn een korte toelichting.

De Redeneerlijn is verwerkt in onze Omgevingsverordening.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: de Redeneerlijn op basis van de vier Leidende Principes

afbeelding binnen de regeling

(Wettelijke) beschermde gebieden

Als eerste stap wordt gekeken welke juridisch verankerde bescherminger op een locatie rust. Bescherming uit bijvoorbeeld wettelijkebepalingen, Europese richtlijnen of zaken die we in onze eigenOmgevingsverordening juridische bescherming hebben willen of moetengeven. Dit gaat bijvoorbeeld om drinkwaterwingebieden, Natura 2000-gebieden of beschermde stad- en dorpsgezichten. Nieuwe ontwikkelingen mogen hiermee niet in strijd zijn. Functies die goed samengaan met de wettelijk beschermde status van het gebied kunnenuiteraard wel ontwikkeld worden.

afbeelding binnen de regeling

Maatregelen die nodig zijn om in te spelen op en het tegengaan van effecten van klimaatverandering

Hiermee geven we, voor de locatiekeuze, nadere invulling aan het Leidende Principe 3.3 “Water en bodem sturend maken in onze ruimtelijke inrichting” (zie 3.3 Water en bodem sturend maken in onze ruimtelijke inrichting). Vertrekpunt voor de beoordeling of een nieuwe functie passend is, is het onderscheid in vier gebiedstypen waar verschillende maatregelen nodig zijn om in te spelen op doorzettende klimaatverandering. De indeling van deze gebiedstypen is weergegeven op de visiekaart in paragraaf 2.6 (zie 2.6 Voorbereid op de toekomst klimaatbestendig en duurzaam). Voor ieder van de gebiedstypen is een ontwikkelingsrichting opgesteld, die inspeelt op de doorzettende klimaatverandering of die helpt klimaatverandering tegen te gaan, en de specifieke effecten die dat op verschillende gebieden heeft. Deze ontwikkelingsrichtingen zijn beschreven in paragraaf 3.3 (Leidende Principe: Water en bodem sturend maken in onze ruimtelijke inrichting) (zie 3.3 Water en bodem sturend maken in onze ruimtelijke inrichting). Nieuwe functies moeten passen bij de eigenschappen en ontwikkelingsrichting van het gebied. Deze ontwikkelingsrichtingen zijn ook opgenomen in de Omgevingsverordening. Bij elke ontwikkeling moet inzichtelijk worden gemaakt of die bijdraagt aan een klimaatrobuust water- en bodemsysteem. Bij een initiatief moet worden onderbouwd hoe de voorgenomen functie passend is bij de specifieke omstandigheden.

afbeelding binnen de regeling

Landgebruik dat afhankelijk is van specifieke natuurlijke en landschappelijke omstandigheden

Er is een onderscheid tussen functies (vormen van landgebruik) die wel of niet gebonden zijn aan specifieke omstandigheden van een locatie. Functies die afhankelijk zijn van specifieke omstandigheden zijn bijvoorbeeld natuur (zie 6.4 Natuur en landschap) of landbouw (zie 6.3 Landbouw en voedselvoorziening) met generieke opgaven en kansen, of het winnen van aardwarmte of grondwater. Voorbeelden van functies die minder afhankelijk zijn van specifieke omstandigheden endaardoor op meerdere plekken ontwikkeld kunnen worden, zijn woningbouw (zie 6.7 Wonen), bedrijvigheid (zie 6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek) of het opwekken van (duurzame) energie (zie 6.2 Klimaatmitigatie en energie(transitie)).

Doorzettende klimaatverandering kan effect hebben op de natuurlijke omstandigheden van een plek. Om de ruimte in onze provinciezorgvuldig te gebruiken vinden wij het van belang om mee te wegen of een functie afhankelijk is van deze omstandigheden. Die functie willen wij waar nodig dan ook voorrang geven boven functies die mindergebonden zijn aan de natuurlijke omstandigheden. Reden hiervoor is dat als gevolg van doorzettende klimaatverandering deze plekken schaarser worden en wij zuinig willen zijn op deze gebieden en ze zorgvuldig willen benutten.

Maar te strikt hanteren van dit uitgangspunt kan ongewenste effecten hebben. Bijvoorbeeld als een kern direct omsloten is door veel natuur of landbouwgrond met generieke opgaven en kansen. In zo'n geval zouden dan nauwelijks nog mogelijkheden overblijven voor het ontwikkelen van woningen, voorzieningen of werklocaties. Dit staat echter haaks op het Leidende Principe dat we werken aan krachtige DSS-regio’s (zie 3.4 We zetten in op krachtige DSS-regios), waarvoor ook een ruimtevraag geldt. Daarom is het van belang om een uitzondering op te nemen voor lokale en regionale verstedelijkingsopgaven die regionaal zijn afgestemd binnen de DSS-regio.

Ook kan het zijn dat er gunstige omstandigheden zijn voor een opgave op een bepaalde plek, maar dat elders voor die opgave al voldoende is gedaan. Denk bijvoorbeeld aan leefgebied van te beschermen soorten waarvoor specifieke omstandigheden nodig zijn. Als zich een ruimtevraag aandient in een gebied dat hier geschikt voor is, dan zou dat bij het hanteren van het beschermen van het leefgebied voorrang vragen. Wanneer echter elders in de provincie al voldoende leefgebied zou zijn voor een gunstige staat van instandhouding van deze soorten, is er meer afwegingsruimte voor ander gebruik op die locatie.

Om invulling te geven aan de afweegruimte die we hier bieden, nemen we de Redeneerlijn op in onze Omgevingsverordening. Hierdoor moet bij de beoordeling van plannen inzichtelijk worden gemaakt dat de voorgenomen functie niet elders ontwikkeld kan worden op een locatie waar zich géén functies bevinden die gebonden zijn aan natuurlijke omstandigheden. Als dat toch het geval is, wordt beoordeeld of de ontwikkeling plaatsvindt in het kader van een regionale programmeringsafspraak. Daarmee stimuleren we ook bovengemeentelijke afweging.

afbeelding binnen de regeling

Duurzaam omgaan met ruimte en voorraden

Een volgende stap in de Redeneerlijn biedt nog meer ruimte voor afweging aan de hand van het Leidende Principe “3.2 Duurzaam omgaan met ruimte en voorraden” (zie 3.2 Duurzaam omgaan met ruimte en voorraden). Duurzaam omgaan met ruimte kent twee belangrijke onderdelen: inbreiding gaat voor uitbreiding en meervoudig gaat voor enkelvoudig ruimtegebruik. Door af te wegen of nieuw ruimtebeslag kan worden beperkt of voorkomen gaan we zuinig om met schaarse ruimte. Zo heeft het bijvoorbeeld onze voorkeur om invulling van de opgave van 10% groenblauwe dooradering, met name te laten landen in gebieden met meervoudige opgaven en kansen voor klimaat, water en natuur. Ook kijken we bij inbreiding voor wonen, werken of voorzieningen naar de optimale mogelijkheden om, passend bij de identiteit, in hogere dichtheden te bouwen. Voor hulp bij de afweging bij deze stap verwijzen we naar dit Leidende Principe (zie 3.2 Duurzaam omgaan met ruimte en voorraden).

afbeelding binnen de regeling

Ontwikkelingen die aansluiten op bestaande netwerken en deze versterken

Het Leidende Principe “3.5 Voortbouwen op onze bestaande sterke netwerken” (zie 3.5 Voortbouwen op onze bestaande sterke netwerken) vraagt om het in beeld brengen van de verschillende netwerken die er zijn (denk aan natuur, energie, infrastructuur, bebouwing of een sociaal netwerk). Is het mogelijk om hierop voort te bouwen en dat netwerk te versterken? Voorkomen moet worden dat nieuwe ontwikkelingen een bestaand netwerk verzwakken.

afbeelding binnen de regeling

Opgaven gaan voor ambities

Om voldoende ruimte te hebben voor alles wat een plek nodig heeft in onze provincie, is het relevant om onderscheid te maken tussen opgaven (taken) en ambities (streven). Als een opgave nog niet voldoende is ingevuld, moet dit meewegen en prioriteit krijgen wanneer keuzes nodig zijn. Als er aanvullende ruimte gevraagd wordt voor functiegebruik waarvoor al aan de opgave is voldaan, is er dus sprake van een aanvullende ambitie. Deze ambitie moet de ontwikkeling van een functie waar nog een opgave op te behalen is, niet in de weg zitten. Zo gaat op het moment dat de doelstellingen voor zon op land al behaald zijn, het behouden van voldoende landbouwgrond met oog op voedselzekerheid vóór op het realiseren van een lokaal zonneveld. Of als in de regionale woondeals is afgesproken om bij een kern 100 woningen te realiseren, mag eventuele aanvullende woningbouw bovenop die 100, het ontwikkelen van nog niet bereikte opgaven rondom groenblauwe dooradering of de realisatie van bedrijventerreinen niet in de weg zitten. Pas als aan alle opgaven is voldaan, kan er meer ruimte gelaten worden voor ambities.

afbeelding binnen de regeling

Weeg toekomstbestendigheid en effecten op brede welvaart mee

Als laatste stap is het ook belangrijk om mee te wegen of een ontwikkeling op die plek, als 10 of 20 jaar vooruit wordt gekeken, ook een verstandige ontwikkeling is. Past de beoogde ontwikkeling dan op deze plek? Dit is bedoeld om de toekomstbestendigheid (zie 3.2 Duurzaam omgaan met ruimte en voorraden) te betrekken op het moment dat een keuze wordt gemaakt. Hetzelfde geldt voor het meenemen van de effecten op brede welvaart. Hiervoor verwijzen we naar paragraaf 2.4 Brede welvaart (zie 2.4 Brede welvaart voor al onze inwoners) voor al onze inwoners van deze Omgevingsvisie en de uitwerking van de Rode Draden (zie Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden) van deze Omgevingsvisie.

Brede afweging van alle elementen in de redeneerlijn

De groene pijl in de Redeneerlijn symboliseert dat het van belang is om alle aspecten uit de Redeneerlijn te betrekken in de afweging. Ook in beschermde gebieden liggen wellicht kansen die goed te combineren zijn met de functie die bescherming nodig heeft en zo zou bij kunnen worden gedragen aan het versterken van de brede welvaart, of het binnen bereik brengen van een ambitie.

Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de Rode Draden toegelicht. Bij het maken van keuzes is het belangrijk om naast ruimtelijke afwegingen ook rekening te houden met economische, sociaal-maatschappelijke en duurzame aspecten. Dit doen we met Rode Draden. Deze zijn verwerkt in de visie in hoofdstuk 2 (zie Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!) en kort toegelicht in paragraaf 2.4 (zie 2.4 Brede welvaart voor al onze inwoners). Dit hoofdstuk is een verdieping daarop.

Brede welvaart is alles wat mensen van waarde vinden. Naast materiële/economische welvaart gaat het ook om gezondheid, onderwijs, milieu, leefomgeving, sociale cohesie, persoonlijke ontplooiing en (on)veiligheid. Bovendien gaat het niet alleen om de kwaliteit van leven in het ‘hier en nu’, maar ook de effecten van onze manier van leven op het welzijn van mensen ‘elders’ (buiten de regio) en ‘later’ (toekomstige generaties).

Met deze Omgevingsvisie willen we een bijdrage leveren aan de brede welvaart van onze inwoners (zie 2.4 Brede welvaart voor al onze inwoners). We nemen daarom ook economische en sociaal-maatschappelijke aspecten in onze ruimtelijke afwegingen mee. Zo houden we oog voor de impact op de mens en de maatschappij.

Zoals in de inleiding (zie 3.1 Inleiding) van het vorige hoofdstuk al is beschreven, doen we dat aan de hand van de vragen over het OF, WAAR en HOE (zie Bijlage 3 OF, WAAR en HOE). Voor het OF hebben we in deze visie doelen en opgaven opgenomen. Bij nieuwe ontwikkelingen of initiatieven is het van belang dat deze bijdragen aan of nodig zijn voor het behalen van deze doelen en opgaven. Voor het WAAR hebben we Leidende Principes (zie Hoofdstuk 3 Leidende Principes en Redeneerlijn. Het hart van onze Omgevingsvisie!) en een Redeneerlijn (zie 3.6 De Redeneerlijn: toepassen van de Leidende Principes) opgesteld. De Rode Draden zijn een belangrijk onderdeel van het HOE, maar spelen ook mee bij het WAAR. Ze maken daarom ook onderdeel uit van de Redeneerlijn.

We werken aan het behouden en verbeteren van brede welvaart met onze Rode Draden en ons economisch beleid. Bij nieuwe initiatieven vragen we te onderbouwen hoe deze initiatieven bijdragen aan de brede welvaart.

Onze Rode Draden zijn: ruimtelijke kwaliteit (zie 4.2 Ruimtelijke Kwaliteit), sociale kwaliteit (zie 4.3 Sociale Kwaliteit), gezondheid (zie 4.4 Gezondheid) en duurzaamheid (zie 4.5 Duurzaamheid). De Rode Draden zien we als belangrijke waarden die bijdragen aan een mooi, sociaal, duurzaam en gezond Overijssel. Voor deze Rode Draden hebben we kwaliteitsambities opgesteld, die we in dit hoofdstuk nader toelichten. Deze kwaliteitsambities hebben we in ons beleid meegewogen. Voor het behouden en verbeteren van de economische kant van brede welvaart, gebruiken we ons economisch beleid. Dat is beschreven in hoofdstuk 6 van deze Omgevingsvisie (zie 6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek).

De Rode Draden hebben overlap met elkaar. Ontwikkelingen kunnen bijdragen aan meerdere Rode Draden. Zo verbetert het vergroenen van de leefomgeving zowel de sociale kwaliteit als de gezondheid van mensen. En het draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied of locatie. Een leefomgeving waarbij de milieucondities op orde zijn, zorgt voor verbetering van de gezondheid van mensen en draagt bij aan de Rode Draad duurzaamheid. De overlap tussen de Rode Draden zien we als een kracht. Door te werken aan één of meerdere van de Rode Draden, bereiken we op meerdere vlakken een verbetering van de brede welvaart.

4.2 Ruimtelijke Kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit is wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor mens, plant en dier. Ruimtelijke kwaliteit gaat hierbij niet zo zeer over ‘mooi’, maar vooral over ‘goed’: gebiedseigen (belevingswaarde), functioneel (gebruikswaarde) en toekomstbestendig (toekomstwaarde). Ruimtelijke kwaliteit is van grote betekenis voor de inwoners, de gebruikers en de bezoekers van onze provincie. Het draagt bij aan een goede, mooie en prettige woon- en werk-, en leefomgeving.

We hebben voor ruimtelijke kwaliteit zeven kwaliteitsambities die hun vertrekpunt hebben in de bestaande kwaliteiten van Overijssel:

  • Bodem als basis met een robuust en beleefbaar watersysteem. Het water- en bodemsysteem is leidend voor (land)gebruik en nieuwe ontwikkelingen. Dit betekent dat ontwikkelingen rekening houden met de bodem, het reliëf en het watersysteem ter plekke en bijdragen aan het herstel daarvan. Door grote regionale verschillen in ons bodem- en watersysteem hebben we een gevarieerd landschap. Dit is in het verleden bepalend geweest voor de natuurkwaliteit, het (grond)gebruik en de inrichting van onze provincie. We onderscheiden in onze provincie vier typen gebieden met hun eigen bodem- en waterkenmerken. Die zijn weergegeven op de visiekaart in paragraaf 2.6 (zie 2.6 Voorbereid op de toekomst: klimaatbestendig en duurzaam). In paragraaf 3.3. (zie 3.3 Water en bodem sturend maken in onze ruimtelijke inrichting) zijn de gewenste ontwikkelingen op hoofdlijnen beschreven per gebied.

  • Natuur als ruggengraat (zie 2.10 Natuur ligt overal om de hoek in een beeldbepalend landschap). Voor heel Overijssel stimuleren we een basiskwaliteit natuur en werken we aan een groenblauwe dooradering voor met name natuur, landschap en water. Basiskwaliteit natuur (zie Externe link: https://storymaps.arcgis.com/stories/9cd4f4eb93d74a299bdfd4ae18ce8550) is gericht op het verbeteren van omstandigheden voor algemeen voorkomende soorten (flora en fauna) op plekken waar natuur niet de leidende functie is. Hiervoor hebben we een methode ontwikkelt die vrijwillig is, waarbij we inzetten op stimuleren, inspireren en faciliteren. Deze methode is ook verwerkt in de Catalogus Gebiedskenmerken. De groenblauwe dooradering verbindt natuurgebieden onderling en het bebouwdegebied met de groene omgeving. Het gaat bij Natuur als ruggengraat om groene en blauwe (verbindende) elementen, zoals houtwallen, watergangen, kruidenrijke graslanden en soortenrijke stroken in de akkerbouw. Daarmee bevorderen we niet alleen biodiversiteit, maar ook het benutten, beleven en de toegankelijkheid van natuur met behoud van identiteit. Het opnemen van de natuur-opgave in bredere gebiedsopgaven geeft de natuur een duidelijk gezicht. Nabijgelegen dorpen en steden willen we als ‘poorten’ naar de natuur ontwikkelen en zo veel beter verbinden met de natuurgebieden ‘om de hoek’. Een goede stad-landverbinding vergroot de toegankelijkheid en daarmee wordt bewegen en ‘erop uitgaan’ gestimuleerd. Dat is goed voor zowel de mentale als fysieke gezondheid en de sociale kwaliteit. Andersom kan natuur ook meer onderdeel worden van het stedelijk gebied, waardoor natuurinclusieve steden en dorpen ontstaan. Specifiek voor de randen van onze dorpen en steden is er een methodiek ontwikkeld voor natuurinclusieve uitbreidings-locaties: ‘Recept voor onze randen’ (zie Externe link: https://www.natuurvoorelkaar.nl/project/81/natuurinclusief-bouwen---wonen-in-een-natuurlandschap--#recept-voor-randen). Deze kwaliteitsambitie sluit ook aan op het stimuleren van toekomstbestendige landbouw en omgaan met vrijkomende agrarische bebouwing (VAB’s) met bijbehorende gronden en erven. De ‘handreiking planologische concepten erftransformaties’ (zie Externe link: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/04/15/handreiking-planologische-concepten-erftransformaties) helpt gemeenten en provincie om agrarische ondernemers te kunnen bijstaan bij erftransformaties die een bijdrage leveren aan maatschappelijke opgaven, zoals op het gebied van natuur, landschap en water.

  • Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen . Het uiterlijk van bijna driekwart van het oppervlak van onze provincie wordt bepaald door het agrarisch cultuurlandschap (zie 2.10 Natuur ligt overal om de hoek in een beeldbepalend landschap). Voor veel inwoners is dit hun woon- of werkomgeving en voor nog meer mensen de omgeving waarin ze hun vrije tijd doorbrengen. Het herkennen, koesteren en verder uitbouwen van de dragende structuren van het agrarische cultuurlandschap is onze leidraad. De verschillende onderdelen van het agrarisch cultuurlandschap worden tot grotere ensembles verenigd en bijeengehouden door een aantal karakteristieke structuren: de wegenstructuur, de structuur van waterlopen, de bebouwingslinten en de nederzettingsvormen. Door nieuwe initiatieven zorgvuldig in te passen en aan te sluiten op de dragende structuren van een gebied, wordt het karakter en het onderscheid met andere gebieden versterkt. Het is daarbij de kunst om vormen van grondgebruik, bebouwingsvormen en infrastructuur zo te ordenen dat naast het karakter ook de samenhang in het gebied wordt versterkt en nieuwe kwaliteiten (kunnen) ontstaan. Zorgvuldige opstellingen van bebouwing, versterking van landschappelijke structuren en het beheer van kenmerkende landschapselementen horen daar vanzelfsprekend bij.

  • Elke stad, dorp en buurtschap zijn eigen kleur: een brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus. Mensen koesteren verschillende wensen voor hun woning en woonomgeving. Dit verschil in woonwensen neemt eerder toe dan af. Aansluiten op het eigen karakter en de ligging vormen het vertrekpunt voor het ontwikkelen van een brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus. Wij hebben dan ook de ambitie om het palet aan woon-, werk- en mixmilieus verder te verbreden. Dit moet dan niet alleen gebeuren door aan te sluiten op bestaande kenmerken en kwaliteiten, maar ook door het herontdekken of opnieuw ontwikkelen van dit soort kenmerken en kwaliteiten. Daarbij spelen we ook in op hittestress, vergroening en andere klimaatopgaven in het bebouwde gebied. We streven hierbij naar fraaie dorpen en vitale steden. Met eigen cultuurhistorische identiteit, klimaatbestendig en met natuur om de hoek. We kijken eerst naar de mogelijkheden binnen de steden en dorpen, voordat we gaan uitbreiden (inbreiden gaat voor uitbreiden) (zie 2.5 We benutten de ruimte zuinig, zorgvuldig en meervoudig). Als er een goede visie is op het totaal kan parallel aan inbreiding uitgebreid worden aan de randen van steden en dorpen. In deze gebieden is een hoge dynamiek, maar ook een grote ruimtelijke druk. Daarom is het belangrijk dat hier een goede variatie en balans van functies komt. Hierbij gaan we tegelijkertijdverrommeling van de randen tegen envoorkomen we te grote verdichting. Deze randen vervullen een cruciale rol doordat ze zowel poort van de stad als toegang vanuit de stad naar het landelijk gebied zijn.

  • Het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken. Het contrast tussen rust en drukte is een grote kwaliteit van onze provincie. We hebben gebieden waar het ‘s nachts nog echt donker is, maar ook gebieden waar het licht nooit uit gaat. Dit contrast willen we versterken door hoog dynamische ontwikkelingen te concentreren rondom bestaande hoofdinfrastructuur, bebouwd gebied en bedrijventerreinen en daarnaast de luwe en donkere gebieden te beschermen. Deze kwaliteit wordt namelijk steeds zeldzamer. De infrastructurele hoofdstructuur is de motor voor de ontwikkeling en dynamiek (bundeling van stedelijke functies), maar respecteert tegelijkertijd de relatieve ‘luwte’ (extensieve vormen van grondgebruik). Dit draagt naast onze bereikbaarheidsambitie ook bij aan onze ambities voor veiligheid en gezondheid, omdat we zo de overlast van het verkeer (geluid, stof) zo veel mogelijk concentreren rond een beperkt aantal routes. Het is belangrijk om de steeds grotere vraag naar nieuwe vormen van energieopwekking ook te koppelen aan de dynamische gebieden. Denk aan het koppelen van windenergie aan bundels van infrastructuur. We bouwen voort op de sterke netwerken die er zijn en optimaliseren mobiliteit binnen het Dagelijks Stedelijk Systeem (DSS) (zie 2.7 Samenhangende verstedelijking als motor van onze economie). Binnen het DSS sturen we op het combineren van gebiedsopgaven, waardoor de beschikbare ruimte zo effectief mogelijk wordt gebruikt. De donkere gebieden zijn grofweg onze natuurgebieden en grote landbouwgebieden. Deze gebieden worden gekoesterd en we proberen het rustige en onthaaste karakter te behouden.

  • Aantrekkelijke routes voor een toegankelijk en beleefbaar Overijssel. Verschillende groepen mensen met verschillende aanspraken en behoeften maken gebruik van de mogelijkheden die het landschap biedt voor grote en kleine ommetjes, voor grote en kleine tochten en ontdekkingsreizen. Een netwerk van routes voorwandelen, fietsen, paardrijden, varen en autorijden verhoogt de belevingskwaliteit aanzienlijk, omdat het de binnensteden, dorpscentra, landgoederen, de recreatievoorzieningen, de toeristische attracties en de natuurgebieden verbindt. Een verbindend netwerk, niet alleen als ontsluiting zodat je er kunt komen, maar ook als ruimtelijke structuur zodat je het landschap kunt ervaren. Aantrekkelijke routes en een toegankelijk landschap stimuleren het naar buiten gaan. Onze inzet is het accentueren en het beleefbaar houden of maken van regionale lange lijnen in onze provincie. Het gaat hier bijvoorbeeld om het herstellen en complementeren van de laanstructuren van Twente en Salland. Of het (her)inrichten van de grote doorgaande routestructuren van het provinciale wegen- en kanalennetwerk als lineair landschap. Maar het gaat ook om de beleving van de kwaliteiten van het landschap als je je rijdend, fietsend, wandelend of varend over de diverse routestructuren beweegt.

  • Sterke merken van Overijssel. Gedeelde verhalen en waardering van gebieden met een sterke ‘sense of place’ zorgen ervoor dat mensen er identiteit en betekenis aan toekennen. Onze provincie heeft een aantal ‘sterke merken’ in huis: de waterrijke Kop van Overijssel, de Hanzesteden, het Wilde Hart van Vecht, Regge en Sallandse Heuvelrug, het rivierenlandschap van de IJssel, het landgoederenlandschap ten noorden van Deventer, de Twentse steden en het Nationaal Landschap Noordoost Twente met het Dinkeldal zijn ijzersterke identiteiten met een groot potentieel. De verschillende identiteiten van deze gebieden zijn aanknopingspunten voor gebiedsgerichte ontwikkeling. Cultuurhistorische en landschappelijke waarden zijn belangrijk voor de identiteit. We willen de potentiële kwaliteiten zoveel mogelijk verzilveren. Daarbij kun je denken aan inrichtingskwaliteit, een eigen gezicht geven, het stimuleren van ondernemerschap, streekproducten en vergroting, verdieping en verbreding van de recreatieve mogelijkheden. Het gaat niet alleen om het maken van een prettige leefomgeving, maar ook om het gebied levendig en dynamisch te houden. Om de bestaande identiteit te behouden en nieuwe elementen toe te voegen, zijn investeringen nodig die nieuwe ontwikkelingen stimuleren. De landschappen vormen een goed uitgangspunt voor het maken van gebiedsplannen. Niet alleen historische en archeologische waarden zijn belangrijk, maar ook lokale gemeenschappen en tradities dragen bij aan de identiteit en kunnen inspireren bij nieuwe ontwikkelingen. De sterke kenmerken van een gebied zijn geen vast recept, maar geven richting om ontwikkelingen aan te laten sluiten bij het karakter van het gebied.

4.3 Sociale Kwaliteit

Met de Rode Draad sociale kwaliteit bedoelen we hoe mensen hun leefomgeving waarderen als het gaat om zaken als noaberschap, vitaliteit, inclusie en gezondheid. Door het stimuleren van sport en bewegen, positieve gezondheid en initiatieven vanuit de samenleving draagt sociale kwaliteit (zie 6.12 Sociale Kwaliteit en (positieve) gezondheid) bij aan een gezondere en gelukkigere Overijsselse samenleving. Daarbij streven wij ernaar dat Overijsselaars gezond en vitaal blijven, initiatief blijven nemen voor een fijne buurt en een omgeving die past bij wat ze nodig hebben. Zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen leven in hun vertrouwde leefomgeving. Waar mensen lekker in hun vel zitten en voor elkaar klaar staan. Onze inwoners maken onze provincie tot wat ze is: een aantrekkelijke plek om te wonen, werken, recreëren en leven.

We hebben voor deze Rode Draad de volgende kwaliteitsambities:

  • Een inclusieve en participatieve samenleving. Een samenleving waar iedereen mee kan doen en veilig zichzelf kan zijn. Een inclusieve samenleving zonder fysieke of sociale beperkingen betekent dat iedereen meedoet en meetelt. Zodat iedereen een fijn sociaal leven heeft. Dat we allemaal op onze eigen wijze bijdragen aan veiligheid en acceptatie in de samenleving. En dat we bereid zijn ons over verschillen heen te zetten en om te kijken naar de ander.

  • Een actieve samenleving. Een samenleving waar de mogelijkheid om te sporten en te bewegen in de directe omgeving beschikbaar is en de omgeving uitdaagt tot bewegen. Sporten verbindt mensen met elkaar en versterkt de vitaliteit van de inwoners. We ondersteunen en stimuleren Overijsselaars om hun leven lang te bewegen, op hun eigen niveau en met hun eigen doel. Vitale en gezonde mensen hebben meer energie en kunnen goed voor zichzelf en hun leefomgeving zorgen.

  • Een gezonde samenleving. Een samenleving waar toegang is tot voorzieningen en/of activiteiten die bijdragen aan (positieve) gezondheid. Positieve gezondheid is veel meer dan niet ziek zijn: het gaat om goed voor jezelf zorgen en plezier uit het leven kunnen halen. Denk daarbij aan goede voeding, bewegen in de buitenlucht, een fijn sociaal leven en mee kunnen doen in de samenleving. We helpen inwoners zodat ze de kans hebben gezond te blijven, gelukkig te zijn en te bewegen.

  • Overijssels noaberschap. Een samenleving waarin de sociale verbinding wordt versterkt vanuit de identiteit. Vrijwilligers, mantelzorgers en initiatiefnemers zijn de basis voor een vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Ze doen belangrijk werk en zijn onmisbaar. Als provincie waarderen en stimuleren wij deze vrijwilligers. Samen voor en met elkaar. Inwoners bedenken samen de mooiste initiatieven om hun omgeving mooier, socialer en toekomstbestendiger te maken. En hoe mooi is het om een eigen idee, samen met buurtbewoners, leden van verenigingen of stichtingen, uit te voeren. Wij faciliteren initiatiefnemers bij het realiseren van hun plannen.

  • Een samenleving waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten. Bij sociale ontmoetingsplekken in dorpen en wijken ontmoeten mensen elkaar en kunnen ze van elkaar leren. Het is de plek waar goede ideeën ontstaan voor een aantrekkelijke en sociale leefomgeving. Een plek om te sporten, samen activiteiten te doen, naar een voorstelling gaan, een boek te halen of gewoon gezellig koffiedrinken. De ontmoetingsplekken vormen ‘het cement van de samenleving’. Daarom ondersteunen en helpen wij bij het komen tot eigentijdse sociale ontmoetingsplekken.

4.4 Gezondheid

Met onze Rode Draad gezondheid geven we in ons omgevingsbeleid expliciet uitvoering aan één van de belangrijke doelen van brede welvaart. Met Gezondheid willen we zorgen voor "een langer leven in goede gezondheid en verminderde gezondheidsverschillen" voor en tussen onze inwoners.

Gezondheid is een brede term en bevat zowel milieukundige gezondheid als positieve gezondheid:

We hebben voor deze Rode Draad de volgende kwaliteitsambities:

  • Het realiseren van een langer leven in goede gezondheid en verminderde gezondheidsverschillen van inwoners van Overijssel. Iedereen heeft recht op een lang en gezond leven. We nemen maatregelen om te zorgen dat inwoners van onze provincie kwalitatief langer leven. De verschillen tussen inwoners van Overijssel verminderen we. Bij verschillen kan gedacht worden aan de verschillen tussen stad en platteland, tussen theoretisch en praktisch opgeleid, en tussen arm en rijk.

  • Gezonde leefomgeving. Een leefomgeving met een goede milieukwaliteit (lucht, water, geluid en bodem), een groene en klimaatadaptieve leefomgeving en veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen. De leefomgeving heeft grote invloed op onze gezondheid. Enerzijds willen we met een goede milieukwaliteit er voor zorgen dat de omgeving geen negatieve impact heeft op de gezondheid. Anderzijds willen we de leefomgeving zo inrichten dat deze positief bijdraagt aan de gezondheid door uit te nodigen tot beweging en ontmoeting.

  • Actief in de wereld, waarin we ons beleid gebruiken voor het inzetten op actief bewegen (fietsen, wandelen). In ons beleid voor de woon-, werk- en leefomgeving en ons mobiliteitsbeleid (o.a. STOMP-principe) (zie 6.9 Goede Bereikbaarheid) maken we meer plek voor beweging en ontmoeting en faciliteren we initiatieven die inzetten op meer bewegen. Actief bewegen draagt bij aan de fysieke en mentale gezondheid. Daarnaast zetten we in op meer beweging door sociale ontmoetingen aan te moedigen, omdat de verbinding met anderen bijdraagt aan de gezonde actieve deelname in de samenleving.

  • Thuis voelen, met aandacht voor inclusiviteit, cultuurhistorie en korte voedselketens. Iedereen moet zich in Overijssel thuis voelen. Door inclusiviteit te bevorderen, creëren we ruimte voor inwoners in al hun diversiteit. Dit maakt Overijssel sterk. De cultuurhistorie van onze provincie is iets wat ons daarbij allemaal bindt. Deze verbinding is er ook tussen stad en platteland en producent en consument. Zodat we elkaar begrijpen en respecteren.

4.5 Duurzaamheid

Met de Rode Draad duurzaamheid staan we voor een duurzame ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Daarbij spelen onder andere schoon, veilig, leefcondities, milieu/natuur, circulariteit en minder verbruik van grondstoffen een belangrijke rol.

We hebben voor deze Rode Draad de volgende kwaliteitsambities:

  • Een schone en veilige leefomgeving in Overijsel. Door het waarborgen en bevorderen van onder andere de (fysieke) milieucondities (zie 6.11 Milieu en gezondheid) en vergroening van onze leefomgeving dragen we bij aan de materiële welvaart, het welzijn en de gezondheid van onze inwoners alsook aan het realiseren van duurzame steden en gemeenschappen.

  • In stand houden en bevorderen van de leefcondities, waarbij we de milieukwaliteit, water- en bodemkwaliteit (zie 6.1 Water, bodem en klimaatadaptatie) en de natuur/biodiversiteit (zie 6.4 Natuur en landschap) in Overijssel duurzaam beschermen, benutten en beleven. Met het bewerkstelligen van water- en bodemkwaliteit en natuur/biodiversiteit in alle onderdelen van ons beleid, versterken we de natuurlijke situatie en de milieucondities van onze provincie. Hiermee geven we uitwerking aan het welvaartsprincipe gericht op het natuurlijk kapitaal en een duurzame ontwikkeling.

  • Bevorderen van een duurzame economie (zie 6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek) en leefomgeving die voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen. De economische ontwikkeling van en in onze provincie koppelen we bij voorkeur aan de sterke kanten van Overijssel, aan de (top)sectoren die ook in de toekomst kansen bieden. Bijvoorbeeld aan de agro- en foodsector (zie 6.3 Landbouw en voedselvoorziening), waar we voorlopers ruimte geven in proeftuinen en - samen met onze partners - de kansen voor ketenoptimalisatie concretiseren. Daarnaast gaat het ook om besparen van grondstoffen (zie 3.2 Duurzaam omgaan met ruimte en voorraden), energie (zie 6.2 Klimaatmitigatie en energie(transitie)) en (drink)water (zie 6.1 Water, bodem en klimaatadaptatie). En om het opwekken van duurzame (betaalbare) energie en ontwikkeling van innovatie, infrastructuur en industrie.

  • Toekomstbestendig kringlopen sluiten, waarbij we inzetten op minder gebruik van niet hernieuwbare grondstoffen, efficiënt (her)gebruik van grondstoffen, producten en materialen en vermindering van de CO2-uitstoot. In onze provincie willen we verantwoord omgaan met grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen en hebben we, als stip aan de horizon, de ambitie toe te groeien naar een circulaire economie. Een economie die spaarzaam omgaat met grondstoffen, waar winning, gebruik en hergebruik dicht bij elkaar plaatsvinden. Waarin reststoffen maximaal worden hergebruikt en biobased toepassingen worden gestimuleerd. Het sluiten van kringlopen staat hierbij centraal. Dit draagt ook bij aan het borgen van een gezonde leefomgeving door het beperken van schadelijke emissies, hier in onze provincie of elders.

Hoofdstuk 5 Bestuursstijl, uitvoering, samenwerking en monitoring. Van Visie naar Praktijk

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk gaan we in op de manier waarop we ons omgevingsbeleid, in overleg met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners, willen uitvoeren, welke rol we daarbij pakken en hoe we het gaan monitoren. Dit staat al kort beschreven in onze visie in hoofdstuk 2 (zie Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!), met name in paragrafen 2.3 (zie 2.3 Werken aan onze opgaven en doelen: afwegen, prioriteren en kiezen) en 2.12 (zie 2.12 In overleg met de samenleving). Dit hoofdstuk is een verdieping daarop.

Voor het uitvoeren van deze visie is het van belang om de opgaven samen aan te pakken. We kunnen én willen dit als provincie niet alleen doen. Door samen op te trekken bereiken we meer. Bij veel opgaven heb je elkaar nodig om een doel te bereiken. Voor die opgaven willen we in overleg aan de slag om ze te kunnen realiseren.

Bij alles wat we doen, zetten we ons in voor de Overijsselse samenleving. De manier waarop we dat doen, is onze bestuursstijl. Daarmee is de bestuursstijl een belangrijk onderdeel van onze Omgevingsvisie. Het draait namelijk niet alleen om de inhoudelijke keuzes voor een goede verdeling van de ruimte en de kwaliteit van onze (toekomstige) leefomgeving, maar ook om hóe we die keuzes maken. Om onze doelen en opgaven te behalen, en daarmee onze visie uit te kunnen voeren, gaan we uit van onze hoofdstrategie ‘doelgerichte samenwerking en uitvoering in gebiedsprocessen’. Daarnaast maken we gebruik van thematische samenwerking en uitvoering. In deze thematische werkwijze wordt deze Omgevingsvisie concreter uitgewerkt en uitgevoerd. Dit doen we onder andere met beleids- en uitvoeringsprogramma’s, thematische uitwerkingen, visies, samenwerkingsverbanden, etc. Tot slot maken we gebruik van participatie en passen we monitoring toe.

In de afbeelding hieronder is dit schematisch weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Illustrerende weergave van de wisselwerking tussen de Omgevingsvisie en andere beleids- en/of uitvoeringsinstrumenten

5.2 Bestuursstijl

Uitgangspunten van onze bestuursstijl

We willen noaberschap in het bestuur brengen

Hierbij is het uitgangspunt de rol die de verschillende medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners daarbij hebben. We gaan uit van de kracht van de samenleving.

Onze ambitie voor bestuursstijl kenmerkt zich door ‘noaberschap’:

  • Luisteren en verbinden: we brengen verschillende belangen, perspectieven en ideeën bij elkaar en leren daarvan. We hebben oog voor inhoud, proces én samenwerking.

  • Eerlijk en betrouwbaar: we doen wat we zeggen en we zeggen wat we doen. We geven aan wat wél en niét mogelijk is. Wanneer we opgaven oppakken, beschrijven we hoe we inwoners, partners en medeoverheden betrekken. Daarover maken we afspraken. Binnen de afspraken is ruimte voor maatwerk om plannen uit te voeren.

  • Open en uitlegbaar: we communiceren in duidelijke taal en spreken als provincie met één mond. We vertellen hoe we hebben nagedacht over besluiten die we nemen en wat we met ideeën en suggesties hebben gedaan.

  • Betrokken: het perspectief van de inwoners staat centraal. Onze inwoners betrekken we in de volle breedte. Dat doen we op allerlei manieren, passend bij de doelgroepen. En we denken mee met initiatieven. Hoe kan het wél?

We willen zoveel mogelijk werken als één overheid in en met de samenleving

De samenleving mag verwachten dat de overheden als één overheid opereren. Dat is binnen een politieke context niet eenvoudig. We proberen daar zo dicht mogelijk bij te komen, maar we zullen daar nog de nodige uitdagingen in tegen komen. We maken afspraken over hoe we samenwerken, passen het geleerde toe en geven dit een plek in onze overleggen, zoals het Inter Bestuurlijke Toezicht en voorkantsamenwerking.

We willen gebiedsgericht werken en ruimte laten voor oplossingen in gebiedsprocessen

Elk gebied is verschillend en vraagt om andere oplossingen. Wij zorgen ervoor dat de aanpak aansluit op de specifieke behoeften van onze regio’s en gebieden. Met ons omgevingsbeleid bieden we heldere kaders voor de gebiedsprocessen én laten we binnen de kaders van ons beleid zoveel mogelijk ruimte voor maatwerk om plannen uit te voeren en in gebiedsprocessen met elkaar oplossingen te vinden. Met ons omgevingsbeleid sturen we daarom op doelen, zodat duidelijk is waaraan voldaan moet worden.

We ‘leren door te doen’

De inrichting van onze fysieke leefomgeving is nooit af en verandert continu. Dat gebeurt door nieuwe ontwikkelingen en als antwoord op nieuwe wensen en eisen die de samenleving en leefomgeving stellen. Soms is dan nieuw of aangepast beleid nodig. Monitoring en evaluatie (zie 5.4 Monitoring, evalueren en leren) zijn essentieel om te weten wat wél en niét werkt en om een aanpak bij te stellen wanneer dat nodig is.

Provincie als gebiedsregisseur

Als provincie vervullen wij een belangrijke rol bij het realiseren van de grote opgaven in onze leefomgeving. We weten of onderzoeken wat er speelt en brengen de belangen van de verschillende partijen in het gebied bij elkaar.

Gemeenten zijn als eerste verantwoordelijk voor lokale opgaven. Als provincie zetten we ons in voor opgaven van provinciaal belang, deze beschrijven we in deze Omgevingsvisie. De opgaven van provinciaal belang (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid) komen voort vanuit wettelijke taken, zoals op het gebied van zorg voor voldoende en schoon water, natuur en de provinciale infrastructuur. Maar ook vanuit het provinciaal schaalniveau. Dit zijn bijvoorbeeld opgaven als ruimte voor woningen en bedrijven in balans met de groene omgeving, waarbij oog is voor de ruimtelijke kwaliteit.

We zijn duidelijk in ‘wat’ we willen en moeten bereiken. We hebben hiervoor doelen, opgaven en beleid (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid). Waar mogelijk geven we aan ‘waar’ doelen en opgaven zich bevinden. Daarnaast hebben we een Redeneerlijn (zie 3.6 De Redeneerlijn: toepassen van de Leidende Principes) geformuleerd als leidraad voor de locatieafweging. En we geven richting en ruimte aan ‘hoe’ we die doelen en opgaven gaan bereiken. Een nadere uitleg over het OF, WAAR en HOE is opgenomen in Bijlage 3 OF, WAAR en HOE. We pakken hierbij onze rol als gebiedsregisseur. In de ‘Memorie van Toelichting bij de Omgevingswet’ staat hierover het volgende genoemd: “De provincies hebben een belangrijke bestuurlijke rol bij het verbinden en regisseren van de opgaven in de fysieke leefomgeving, opdat het geheel meer is dan de som der delen”. We stemmen af met partners wie welke rol en verantwoordelijk heeft en wie welke besluiten neemt. Dit is in lijn met de Omgevingswet die aangeeft dat provincies alleen taken voor de fysieke leefomgeving uitvoeren voor een provinciaal belang, als dit niet op een doeltreffende of efficiëntere wijze door de gemeente kan worden gedaan.

We stimuleren onze medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners, maar ook onze eigen uitvoerende diensten, ook om onderling de samenwerking te blijven zoeken. Daarbij zetten we ook ons eigen netwerk in. We verbinden opgaven en betrokkenen en creëren zo win-win situaties. Dit doen we onder andere door regelmatig in gesprek te gaan met gemeenten en waterschappen, waarin nieuwe ontwikkelingen vroeg in het proces worden besproken en waarbij gezamenlijk gekeken wordt hoe deze passend kunnen zijn. We zetten in op een regionale aanpak (zie 5.3 Samenwerking en uitvoering). Deze regionale aanpak vindt niet alleen binnen onze provinciegrenzen plaats, we kijken ook buiten onze provinciegrenzen. Niet alle opgaven zijn namelijk binnen onze provincie op te lossen. Soms zijn opgaven en de bijbehorende oplossingen zo groot dat een aanpak of benadering op een hoger schaalniveau nodig is. De water-, natuur- of landbouwopgaven houden niet op bij een lokale of gemeentegrens (of de provinciegrens). En we lossen het woningbouwprobleem ook niet op in één stad of gemeente of alleen binnen onze provincie. We gaan daarom ook in gesprek met de omliggende provincies, het Rijk en Duitsland.

Rollen en instrumenten

Om invulling aan onze provinciale taken en verantwoordelijkheden te geven, onderscheiden we op hoofdlijnen drie rollen met ieder hun eigen wederzijdse verwachtingen: samenwerken, faciliteren en kaderstellen. Welke rol we vervullen heeft te maken met de opgave, het gebied, de fase, de context en de gewenste samenwerking. Daarnaast kennen we meerdere instrumenten die ingezet kunnen worden om onze bestuursstijl tot uitvoering te brengen.

Samenwerkende rol:

  • In deze rol werken we met onze medeoverheden en partners als evenwaardige partijen aan een helder en gezamenlijk doel.

  • Instrumenten die passen bij deze rol zijn bijvoorbeeld samenwerkingsovereenkomsten en beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s met bijbehorende programmerings-afspraken.

  • Wederzijdse verwachtingen: Vertrouwen en gedeeld eigenaarschap zijn essentieel voor goede samenwerking. Dat mogen medeoverheden en partners van ons verwachten, en dat verwachten wij ook van hen.

Faciliterende rol:

  • In deze rol anticiperen we op initiatieven uit de samenleving en stimuleren we deze proactief.

  • Instrumenten die passen bij deze rol zijn bijvoorbeeld deze Omgevingsvisie, subsidieregelingen, het uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden, het uitvoeren van onderzoeken of het opzetten van een kennisnetwerk.

  • Wederzijdse verwachtingen: Van onze medeoverheden en partners verwachten wij creativiteit, innovativiteit en proactiviteit. Zij mogen van ons verwachten dat we dit stimuleren en (mede) mogelijk maken.

Kaderstellende rol:

  • In deze rol sturen we door kaders te stellen en normerend op te treden. Wij zien toe op naleving hiervan.

  • Instrumenten die passen bij deze rol zijn bijvoorbeeld de Omgevingsverordening, ontheffingen en vrijstellingen.

  • Wederzijdse verwachtingen: Onze medeoverheden en partners mogen van ons duidelijkheid verwachten over wat wél en niét kan. Wij verwachten dat medeoverheden en partners de kaders en normen naleven.

Betekenis voor ons Omgevingsbeleid

Onze bestuursstijl komt op allerlei manieren in ons omgevingsbeleid tot uiting. Deze Omgevingsvisie is zoveel mogelijk op hoofdlijnen. Hierin geven we een toekomstperspectief (waar we naartoe willen) (zie Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!) voor Overijssel voor de middellange termijn (2035) en de lange termijn (2050). Daar waar wij een provinciaal belang en wettelijke taken en bevoegdheden hebben, geven wij via kaders - zoals de te behalen doelen en opgaven in ons omgevingsbeleid (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid) - richting aan ontwikkelingen binnen de fysieke leefomgeving. Dit doen we onder andere in deze Omgevingsvisie, in onze Omgevingsverordening en in de Catalogus Gebiedskenmerken. Deze worden uiteindelijk door onze Provinciale Staten vastgesteld.

Op basis van onze bestuursstijl geven we duidelijke kaders in ons omgevingsbeleid die ruimte laten voor uitwerking, maatwerk en flexibiliteit. Dat is noodzakelijk om in te kunnen spelen op ontwikkelingen en initiatieven te stimuleren die bijdragen aan onze leefomgeving. Daarvoor hebben we in ons omgevingsbeleid richtinggevende en inspirerende uitspraken gedaan. Richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee rekening gehouden moet worden. Hier kun je gemotiveerd van afwijken mits je aannemelijk maakt en kunt onderbouwen dat met het alternatief de doelen en opgaven even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden hoe onder andere ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden, bijvoorbeeld in de Catalogus Gebiedskenmerken. Je kunt je hierdoor bij plannen laten inspireren, maar dit hoeft niet. Daarnaast hebben we waar nodig, op basis van provinciaal belang en onze wettelijke taken en bevoegdheden, normerende uitspraken gedaan. Hiervoor geldt dat deze opgevolgd moeten worden. Ze zijn daarom in onze Omgevingsverordening vastgelegd.

De uitvoering van de Omgevingsvisie (zie 5.3 Samenwerking en uitvoering) vindt waar nodig plaats in bijvoorbeeld beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s , gebiedsprocessen, projecten en/of initiatieven. Hierbij kunnen we verschillende instrumenten inzetten, in overleg met en met ruimte voor onze medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners. Én binnen de gestelde kaders uit ons omgevingsbeleid. Als provincie faciliteren wij initiatieven die bijdragen aan onze leefomgeving zoveel mogelijk (‘ja, tenzij’ of vragen om een nadere onderbouwing ‘dit kan als’). Dat doen we op allerlei manieren met kennis en ervaringen, mensen, middelen en besluiten.

Kortom, we werken in overleg samen en faciliteren waar het kan, en we geven richting en stellen kaders waar het moet. De Omgevingsvisie is een cyclisch proces. De beleidskeuzes en de uitvoering beïnvloeden elkaar. Leren en monitoring (zie 5.4 Monitoring, evalueren en leren) zijn daarom belangrijke elementen in onze werkwijze, zie verderop in dit hoofdstuk.

5.3 Samenwerking en uitvoering

Onze hoofdstrategie: doelgerichte samenwerking en uitvoering in gebiedsprocessen

Onze uitvoeringsstrategie is gebaseerd op onze bestuursstijl (zie 5.2 Bestuursstijl), waarin we de uitvoering van beleid in overleg met onze medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners samenhangend en gebiedsgericht willen gaan uitvoeren, passend bij het noaberschap in Overijssel.

Met ons omgevingsbeleid sturen we op doelen en opgaven (zie Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid). Deze komen vaak voort uit wettelijke verplichtingen of uit bestuurlijke afspraken, maar komen ook uit ons eigen beleid waarin staat beschreven wat wij als provincie belangrijk vinden. De doelen en opgaven staan uitgebreid beschreven in Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid.

De uitvoering is gebaseerd op het uitgangspunt dat we de doelen en opgaven zoveel mogelijk willen behalen door uitvoering in gebiedsprocessen, waarin we in overleg met medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners onderzoeken en bepalen welke maatregelen getroffen moeten worden. Daarom schrijven we in ons omgevingsbeleid zo min mogelijk voor hoe of met welke maatregelen we deze doelen en opgaven gaan halen. Dit doen we, omdat we het belangrijk vinden om ruimte voor maatwerk en flexibiliteit te bieden bij het bereiken van de doelen en opgaven door samenwerking en uitvoering. Uitgangspunt hierbij is zoveel mogelijk ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’.

In de gebiedsprocessen staat voorop dat meerdere opgaven in overleg uitgewerkt en uitgevoerd worden, in samenhang dus. Dit vinden wij belangrijk, omdat hierbij actief gezocht kan worden naar maatregelen die elkaar versterken. Uitgangspunt bij de gebiedsprocessen zijn de kenmerken, kwaliteiten en identiteit van het gebied. Dit kan betekenen dat er niet één algemene maatregel genomen wordt om een opgave of doel te halen, maar dat dat afhankelijk is van het gebied. Maatwerk en gebiedseigen staat hierbij centraal. Daarnaast willen we met gezamenlijk feitenonderzoek gebruik maken van elkaars kennis. Bijvoorbeeld van de kennis van waterschappen over het water- en bodemsysteem, en van de kennis van gemeenten, partners, ondernemers en inwoners over de lokale situatie. We willen hierbij in een zo vroeg mogelijk stadium samen optrekken.

Gebiedsprocessen zijn er in vele vormen en soorten. De uitvoering vindt dus niet plaats in één gebiedsproces, waarbinnen alle opgaven en doelen bereikt moeten worden. We zoeken bij de samenwerking en uitvoering naar de juiste vorm van een gebiedsproces op het juiste schaalniveau. Het schaalniveau kan het schaalniveau van de provincie zijn, op regionaal niveau, op gemeentelijk niveau, op lokaal niveau, maar ook op het niveau van meerdere provincies, landelijk niveau of zelfs internationaal niveau.

Voor de groene omgeving werken we met gebiedsprocessen onder andere vanuit ons programma Toekomst voor ons Platteland. Deze gebiedsprocessen zijn gericht op de samenhangende aanpak voor natuur-, water- en klimaatdoelen, het behouden en versterken van een leefbaar platteland en het benutten van economische kansen voor boeren en bewoners. Dat doen we door de 3x3-aanpak centraal te zetten die gericht is op een goed sociaal-economisch perspectief, een toekomstbestendige landbouw en het herstel van natuur, het watersysteem en het klimaat.

Voor het bebouwde gebied zetten we regionale samenwerking en de verstedelijkingsstrategieën voor de drie DSS-regio’s centraal. De verstedelijkingsstrategieën gaan onder andere in op de groei van wonen en werken in de regio, in relatie tot mobiliteit, klimaatverandering, biodiversiteit, wateropgaven en de energietransitie. De verstedelijkingsstrategieën zijn daarnaast input voor het proces dat samen met het Rijk doorlopen wordt in het kaders van het Programma NOVEX en de Nota Ruimte.

Thematische samenwerking en uitvoering

Om de doelen en opgaven te halen werken we niet alleen met gebiedsprocessen’. We maken daarnaast gebruik van thematische samenwerking en uitvoering. In deze thematische werkwijze wordt deze Omgevingsvisie concreet. Veel van deze thematische samenwerking en uitvoering vindt nu al plaats. We blijven hiermee doorgaan en sluiten aan op bestaande (uitvoerings)processen.

Thematische samenwerking en uitvoering gebeurt bijvoorbeeld met:

Bij de thematische samenwerking en uitvoering maken we gebruik van de meest ideale en doeltreffende vorm van inzet en bijbehorende variatie van instrumenten.

De thematische samenwerking en uitvoering staat niet los van onze hoofdstrategie ‘doelgerichte samenwerking en uitvoering in gebiedsprocessen’, maar vindt daarbinnen plaats. We kijken als provincie breder naar alle andere beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s, gebiedsprocessen, projecten of initiatieven die spelen in een gebied.

Participatie

We vinden het belangrijk dat iedereen die zich betrokken voelt bij provinciaal beleid, plannen en programma’s zijn stem heeft kunnen laten horen, en dat ze horen hoe wij met hun input zijn omgegaan. Participatie bij provinciale beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s, gebiedsprocessen en projecten vindt nu al plaats, zo is deze Omgevingsvisie tot stand gekomen via een uitgebreid participatief proces met onze medeoverheden, partners, ondernemers en inwoners. Een verantwoording van dit proces met bijbehorende participatie is te vinden in bijlage 5 van deze Omgevingsvisie (zie Bijlage 5 Totstandkoming en participatie).

De inzet en toepassing van participatie in de uitvoering van deze Omgevingsvisie is net zo divers als de opgaven waaraan wij werken. Per opgave bepalen we óf en hóe we participatie toepassen, passend bij de doelgroepen en de opgave. Leidend hierbij is onze participatievisie en –werkwijze (zie Externe link: https://overijssel.stateninformatie.nl/modules/19/statenvoorstellen/962409?parent_event=1134723). Een goed verwachtingenmanagement is hierbij van belang. We geven daarom van tevoren duidelijk de kaders aan waarbinnen geparticipeerd kan worden. Bij gebiedsprocessen nemen we een regisserende rol om te zorgen dat samen met de ‘noabers’ oplossingen worden gevonden. Bij gebiedsprocessen of projecten van anderen vragen we aan de start een startdocument op te stellen. Hierin moet helder gemaakt worden welke (harde en zachte) doelen er zijn en wat de inzet van de provincie en andere partijen hierin is. Ook worden hierin rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende deelnemers benoemd, en moet een omschrijving van het te volgen participatieproces worden opgenomen.

We denken mee met initiatieven vanuit de samenleving en faciliteren initiatieven die bijdragen aan onze leefomgeving zoveel mogelijk (‘ja, mits’). In de Omgevingswet staat dat initiatiefnemers bij al hun plannen aangeven of participatie heeft plaatsgevonden. Daarom vragen wij aan initiatiefnemers om vooraf een participatieplan op te stellen en achteraf te laten zien hoe ze participatie hebben vormgegeven en wat daarmee gedaan is (verantwoording) in de vorm van een participatieverslag. Ook hiervoor is de werkwijze zoals weergegeven in onze participatievisie en –werkwijze (zie Externe link: https://overijssel.stateninformatie.nl/modules/19/statenvoorstellen/962409?parent_event=1134723) leidend.

Provinciegrensoverschrijdende uitvoering en samenwerking

Als provincie zijn we afhankelijk van (inter)nationale wet- en regelgeving, van programma’s en ook van financieringsmogelijkheden. Het Rijk en de Europese Unie spelen dan ook een belangrijke rol bij het realiseren van de grote opgaven binnen onze provincie. En ook bij het stimuleren van de ontwikkeling van technologische, maatschappelijke en organisatorische innovaties die ons kunnen helpen om de opgaven aan te pakken en tegelijkertijd onze concurrentiepositie versterken, uitdagingen aangaan en een duurzame en welvarende toekomst voor onze provincie nastreven. Als provincie willen we profiteren van de mogelijkheden die de nationale en Europese samenwerking biedt. Daarom hebben we nauwe betrokkenheid bij nationale en Europese visies, programma’s, initiatieven en fondsen. Hierdoor kunnen we kennis uitwisselen, samenwerken met andere (Europese) partners en gezamenlijk oplossingen vinden voor grensoverschrijdende vraagstukken. Door actief deel te nemen aan nationale en Europese netwerken en samenwerkingsverbanden, kunnen we onze stem laten horen en invloed uitoefenen op het beleid en de besluitvorming die onze provincie beïnvloeden.

Op het gebied van beleidsvorming voor de fysieke leefomgeving werken we als provincie actief samen met het Rijk. Het Rijk stelt voor heel Nederland een Nationale Omgevingsvisie op (Nota Ruimte). Bij de totstandkoming van deze Nota Ruimte heeft afstemming plaatsgevonden met provincies, waterschappen en gemeenten. Deze Omgevingsvisie is inhoudelijke afgestemd met de Nota Ruimte, zodat nationaal en provinciaal beleid op elkaar aansluit. Verdere doorwerking en uitvoering van de Nota Ruimte vindt plaats via samenwerkingsverbanden en (bestuurlijke) afspraken, in nationale programma’s (waaronder NOVEX en Mooi Nederland), door kennisdeling, stimulering en inzetten van investeringen.

We werken ook veel samen met andere provincies. Dit doen we zowel in IPO verband (Interprovinciaal Overleg), als aan de hand van grensoverschrijdende opgaven en onderwerpen. Het IPO behartigt de gezamenlijke belangen van de provincies bij het Rijk en in Europa. Aan de ene kant door een informerende en richtinggevende rol te spelen bij de (formele) voorbereiding van beleid dat voor provincies van belang is. Aan de andere kant door kennisdeling met en informatievoorziening aan de provinciale medeoverheden en partners.

Waar onderwerpen grensoverschrijdend zijn, waar grensoverschrijdende relaties zijn, of waar grensoverschrijdende effecten zijn, werken we samen met andere provincies. Dat kunnen de direct aansluitende provincies zijn, waar opgaven spelen die op de grenzen plaatsvinden (denk aan de waterhuishouding, of windenergie, of verstedelijking en mobiliteit). Of met andere provincies die dezelfde kenmerken of problemen hebben (denk aan dezelfde soort water- en bodemsystemen of de stikstofproblematiek). Afhankelijk van het onderwerp, de situatie en/of de relatie zoeken we verbinding met andere provincies. Om samen op te trekken, opgaven aan te pakken of om van elkaar te leren en kennis uit te wisselen. De afstemming is daarmee opgaveafhankelijk en/of gebiedsafhankelijk.

Voorkantsamenwerking met gemeenten, actief betrekken van waterschappen en meewerken met initiatieven

Het bereiken van de doelen en opgaven en daarmee het uitvoeren van ons omgevingsbeleid, vindt ook plaats via processen en/of projecten van gemeenten en initiatieven vanuit de samenleving. Wij moedigen inwoners, ondernemers, partners en medeoverheden, maar ook onze eigen uitvoerende diensten aan om met ruimtelijke initiatieven bij te dragen aan onze leefomgeving en te helpen bij het behalen van de doelen en opgaven.

Voor initiatieven vanuit de samenleving is de gemeente vaak het eerste aanspreekpunt. Met behulp van voorkantsamenwerking met de gemeenten, helpen we als provincie, vanuit ons eigen omgevingsbeleid, mee aan deze ruimtelijke initiatieven. Voorkantsamenwerking houdt in dat we in een zo vroeg mogelijk stadium overleggen met gemeenten en helderheid bieden over de mogelijkheden voor het betreffende initiatief. We denken mee vanuit de gedachte ‘hoe kan het wel?’. Daarnaast maken we ook gebruik van omgevingstafels, waar we met partners initiatieven die zich aandienen in samenhang bespreken.

We positioneren de waterschappen om een centrale plek in te nemen in de ruimtelijke ordening. Hierdoor kunnen zij in de planvormingsprocessen advies geven over de weging van het waterbelang. We sporen initiatiefnemers daartoe aan. Dit geldt ook voor omgevingsdiensten en de veiligheidsregio’s.

Bij nieuwe initiatieven vragen we een onderbouwing hoe het initiatief past binnen ons omgevingsbeleid, aan de hand van drie vragen: Of?, Waar? en Hoe? Dit is nader toegelicht in de inleiding van Hoofdstuk 3 Leidende Principes en Redeneerlijn. Het hart van onze Omgevingsvisie! en in Bijlage 3 OF, WAAR en HOE.

5.4 Monitoring, evalueren en leren

Inleiding

Overijssel is nooit af en daarmee deze Omgevingsvisie ook niet. Het is een levend document dat elk jaar wordt geactualiseerd met vastgesteld beleid. Dat is dan geen totale herziening, maar een actualisatieronde van nieuw vastgesteld beleid dat bijvoorbeeld tot stand gekomen is omdat er nieuwe ontwikkelingen plaatsvonden, of omdat op basis van monitoring of praktijkervaringen nieuw beleid nodig was. Dit nieuwe of aangepaste beleid wordt meegenomen in de jaarlijkse actualisatieronde van ons Omgevingsbeleid.

Monitor van de leefomgeving

Met de monitor van de leefomgeving monitoren we de staat van de leefomgeving in onze provincie en proberen daarmee indirect de voortgang van de uitvoering van ons beleid te monitoren en evalueren. De monitor (zie Externe link: https://www.overijssel.nl/monitorleefomgeving) wordt regelmatig geactualiseerd, de wens is om jaarlijks een rapportage op te leveren. De monitor van de leefomgeving bestaat uit 37 indicatoren verdeeld over 12 thema’s. De basis voor de monitor is het provinciale Rad van de Leefomgeving dat is gebruikt in de Omgevingseffectrapportage van de Omgevingsvisie. Voor ieder van de thema’s in het Rad zijn minimaal drie indicatoren gekozen die samen een beeld geven van de staat van de Overijsselse leefomgeving. Op deze manier ontstaat een monitor die compact is, maar toch alle belangrijke thema’s dekt. Bij de keuze van de indicatoren is rekening gehouden met diverse criteria: zo moeten ze inzicht bieden in veranderende omstandigheden, moeten er frequent nieuwe cijfers beschikbaar komen en zijn er bij voorkeur data voor lagere schaalniveaus. Op basis van de uitkomsten van de monitor van de leefomgeving bekijken we of ons omgevingsbeleid aangevuld, aangepast of geactualiseerd moet worden. We betrekken hierbij niet alleen de kwalitatieve gegevens die uit de monitor naar voren komen. We gaan hierover ook in gesprek met onze medeoverheden en partners om zo ook de ervaringen in de praktijk mee te kunnen nemen. Zodra er nieuw beleid ontwikkeld wordt, vindt er ook participatie plaats.

Monitor brede welvaart

In de Monitor van de leefomgeving vindt indirect monitoring van onze Rode Draden plaats. Met onze Rode Draden willen we de brede welvaart van onze provincie verbeteren. Die monitoring vullen we aan met de gegevens die komen uit de landelijke Monitor brede welvaart van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (zie Externe link: https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2022/20/monitor-brede-welvaart). Die monitor kijkt niet alleen naar onze brede welvaart ‘hier en nu’, maar ook naar de impact die dit heeft voor volgende generaties in Nederland (brede welvaart ‘later’) en op andere landen (brede welvaart ‘elders’). Daarnaast onderzoekt de monitor hoe brede welvaart verdeeld is onder bepaalde groepen in de samenleving, en geeft het een beeld van hoe schokbestendig de brede welvaart nu is en of we schokken in de toekomst op kunnen vangen. Deze landelijke Monitor brede welvaart geeft ons een goede mogelijkheid om de brede welvaart in onze provincie te vergelijken met die op andere plekken in het land. De Monitor van de leefomgeving en de Monitor brede welvaart geven samen een goed beeld van hoe het gesteld is met de brede welvaart binnen onze provincie, en of het nodig is om ons omgevingsbeleid aan te vullen, aan te passen of te actualiseren.

Proces monitor

Een laatste variant van monitoring passen we toe op ons interne proces van voorkantsamenwerking. Deze monitor is opgezet naar aanleiding van het onderzoek van Rekenkamer Oost (‘Schipperen en sturen in de ruimte, mei 2022) en daaruit voortkomende aanbevelingen. De monitor brengt voor dit proces in beeld welke thema’s het meeste naar voren komen in de voorkantsamenwerking en wat er vervolgens op besloten is. De analyse van deze gegevens geeft waardevolle informatie waar we ons beleid en proces nog verder kunnen verduidelijken of verbeteren.

Hoofdstuk 6 Kaderstelling voor beleid

Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een nadere uitwerking van onze visie (Hoofdstuk 2 Onze visie: Overijssel voor en met elkaar!), de Leidende Principes (Hoofdstuk 3 Leidende Principes en Redeneerlijn. Het hart van onze Omgevingsvisie!) en de Rode Draden (Hoofdstuk 4 Werken aan brede welvaart met Rode Draden). Daarin zijn de uitgangspunten van onze bestuursstijl en uitvoeringsstrategie (Hoofdstuk 5 Bestuursstijl, uitvoering, samenwerking en monitoring. Van Visie naar Praktijk) verwerkt.

Dit hoofdstuk is verdeeld in thematische paragrafen, waarin de kaderstelling voor het beleid is opgenomen. Het gaat hierbij om de volgende paragrafen:

6.1 Water, bodem en klimaatadaptatie

6.2 Klimaatmitigatie en energie(transitie)

6.3 Landbouw en voedselvoorziening

6.4 Natuur en landschap

6.5 Cultureel erfgoed

6.6 Verstedelijking

6.7 Wonen

6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek

6.9 Goede Bereikbaarheid

6.10 Vrije tijd, recreatie en toerisme (vrijetijdseconomie)

6.11 Milieu en gezondheid

6.12 Sociale Kwaliteit en (positieve) gezondheid

Elke paragraaf is hetzelfde opgebouwd:

  • Allereerst beschrijven we onze ambitie voor dit thema of clustering van thema’s.

  • Vervolgens geven we aan met welke andere thema’s deze paragraaf een relatie heeft. Het is belangrijk om de verschillende thematische paragrafen in samenhang met elkaar te lezen. Er is bewust gekozen om in de thematische paragrafen geen ambities, doelen en opgaven en strekking van beleid van andere thema’s op te nemen. Hierdoor zouden de teksten te veel dubbelingen bevatten en de kwaliteit van de leesbaarheid zou daardoor achteruit gaan.

  • Na de beschrijving van de relatie met andere thema’s beschrijven we de doelen en opgaven voor het thema of de clustering van de thema’s van de betreffende paragraaf. Dit doen we zowel op Europees, landelijk als provinciaal niveau.

  • We eindigen elke paragraaf met een omschrijving van de strekking van ons beleid. Deze strekking moet in veel gevallen nog nader uitgewerkt worden. Dit doen we in onze Omgevingsverordening, met beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s, in (deel)visies, met gebiedsprocessen, projecten of initiatieven vanuit de samenleving.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Visiekaart voor Overijssel

Toelichtende tekst

Deze kaart geeft een overzicht van de ruimtelijke thema’s die belangrijk zijn in de verschillende delen van Overijssel. Het is een optelsom van de afzonderlijke thema’s en maakt inzichtelijk hoe deze elkaar raken en aanvullen. Dit geeft een richtinggevend totaalbeeld over de ontwikkeling van Overijssel die de Provincie voor ogen heeft. In hoofdstuk 2 van de Ontwerp Omgevingsvisie wordt dit per onderdeel toegelicht en in hoofdstuk 6 worden de ambities, doelen, opgaven en de strekking van het beleid per thema uitgewerkt.

Op de kaart staan onder andere de verschillende thema’s:

Gebiedstypen: dit geeft de natuurlijke omstandigheden aan en is richtinggevend voor wat waar kan. Energie: De voorkeursgebieden voor clustering van windenergie Natuur: De verschillende onderdelen van onze beleidsvoorstellen natuur. Hoe donkerder de kleur groen, hoe juridisch ‘harder’ de doelen. Het werken aan de Basiskwaliteit Natuur geldt in de hele provincie, vandaar de provinciegrens in de legenda. Landbouw: De omstandigheden in de verschillende gebieden zijn mede bepalend voor de opgaven en kansen voor de landbouw. In sommige gebieden gelden generieke opgaven en kansen en in andere gebieden zijn het gebiedsspecifieke opgaven en kansen. De Koekoekspolder is ons glastuinbouwconcentratiegebied. Verstedelijking en mobiliteit: We gaan uit van 3 sterke Dagelijkse Stedelijke Systemen en binnen zo’n regio hebben verschillende kernen een andere positie (grote stad, streekcentrum, goed OV bereikbare kern). Het bebouwde gebied staat voor verschillende verduurzamingsopgaven en het is belangrijk dat deze in samenhang worden opgepakt. Een aantal spoor- en wegcorridors en de Nationale Vaarwegen verbinden Overijssel met de rest van Nederland en met Europa. Aan deze corridors zijn 5 locaties ingericht voor grootschalige bedrijvigheid.

Ontwerp Omgevingsvisie

April 2025

Op deze visiekaart staan de volgende gebieden: Zandgrond; Veenweide; IJssel, Vecht en Delta; Voorkeursgebied voor wind; Natura 2000; Vogel- en of Habitatrichtlijngebied buiten NNN; Bestaande natuur, land; Bestaande natuur, water; Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave binnen Natura 2000; uitwerkingsgebied ontwikkelopgave buiten Natura 2000 ; Groenblauwe verbindingen; Basiskwaliteit natuur op orde; Leefgebied weidevogels; Landbouwgebied met generieke opgaven en kansen; Landbouwgebied met gebiedsspecifieke opgaven en kansen voor water, klimaat en natuur; Glastuinbouw; Dagelijks Stedelijk Systeem regio Zwolle; Dagelijks Stedelijk Systeem regio Stedendriehoek; Dagelijks Stedelijk Systeem regio Twente; Grote stad (bovenregionale verstedelijking); Streekcentrum; Verstedelijking in samenhang; Internationale en nationale weg- en spoorcorridor; Gouden driehoek; Regionaal verbindend weg- en spoornetwerk; Vaarnetwerk voor beroepsvaart; Bestaand aanbod voor grootschalige bedrijvigheid

6.1 Water, bodem en klimaatadaptatie

Ambitie

We willen een klimaatrobuust water- en bodemsysteem door beter aan te sluiten bij natuurlijke kenmerken en processen. Hierdoor zijn we beter bestand tegen weersextremen zoals droogte, piekbuien, piekafvoeren en hittegolven.We willen vervuiling en uitputting van onze natuurlijke bronnen, zoals onze zoetwatervoorraad en bodems, tegengaan.

Zo willen we:

  • Goed beschermd zijn tegen wateroverlast en overstromingen.

  • Voldoende zoetwater beschikbaar hebben voor landbouw, natuur, industrie en drinkwater.

  • Schoon water.

  • Gezonde en vitale bodems.

  • Een klimaatrobuuste leefomgeving en ruimtelijke inrichting, zowel boven als beneden maaiveld.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Klimaatmitigatie, Landbouw en voedselvoorziening, Natuur en landschap, Verstedelijking, Wonen, Economie, Mobiliteit, Vrijetijdseconomie, Milieu, Gezondheid, Duurzaamheid.

Doelen en opgaven

Europese en Rijksdoelen en opgaven:

  • In 2027 moet het oppervlaktewater van goede ecologische en chemische kwaliteit zijn en grondwater moet in een goede chemische en kwantitatieve toestand verkeren. Achteruitgang in fysisch-chemische en ecologische toestand is niet toegestaan (Kaderrichtlijn Water).

  • Er moeten voldoende schone bronnen beschikbaar zijn zodat drinkwaterbedrijven drinkwater van goede kwaliteit kunnen produceren volgens de Drinkwaterwet waarbij de zuiveringsopgave niet mag toenemen (Kaderrichtlijn Water).

  • Primaire waterkeringen langs het hoofdwatersysteem voldoen uiterlijk in 2050 aan de Omgevingswaarden uit de Omgevingswet. Overstromingsrisico’s worden in beeld gebracht en er wordt een Overstromingsrisicobeheerplan opgesteld, waarin meerlaagsveiligheid centraal staat (Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s / EU-ROR).

  • Het zwemwater in Overijssel voldoet aan de normen en eisen (Europese Zwemwaterrichtlijn 2006, Omgevingswet, Besluit Kwaliteit Leefomgeving).

  • Voorkomen en verminderen van bodemverontreiniging en het effect hiervan op grondwater (Kaderrichtlijn Water, de EU bodemstrategie en Omgevingswet).

  • Het duurzaam en efficiënt inrichten van de leefomgeving zowel boven als onder maaiveld vraagt om 3D/4D regie en ordening, om zowel energie als grondwaterwinning en ondergrondse infrastructuur te faciliteren (Nota Ruimte).

  • Het in 2030 beheersen van de bekende bodemverontreinigingen die vallen onder de spoedopgave en het oppakken van buitenproportionele opgaven (o.a. PFAS) (Bestuurlijke afspraken Bodem).

  • Nederland moet in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust zijn. Dit houdt onder andere in dat wateroverlast en droogte (zo veel mogelijk) voorkomen moet worden (Deltaprogramma, Nationale Adaptatie Strategie, Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, Nationaal Waterprogramma, Ruimte voor de Rivier 2.0).

  • Water en bodem sturend in de ruimtelijke ordening (Kamerbrief Water en bodem sturend, 25‑11‑2022 en 22‑10‑2024).

  • Klimaatbestendig maken van de zoetwatervoorziening (Deltaprogramma).

  • Voorzien in voldoende bronnen om ook in de toekomst aan de drinkwatervraag te kunnen voldoen (Beleidsnota Drinkwater).

Provinciale doelen en opgaven:

  • Een robuust en veerkrachtig water- en bodemsysteem waarmee, door water vast te houden, vertraagd af te voeren en te bergen, de zoetwatervoorraad op orde is.

  • Waterkwaliteit (ecologie en chemie) verbeteren tot ten minste het niveau dat afgesproken is in de EU Kaderrichtlijn Water; uiterlijk eind 2027. Leefgebieden voor waterdieren en -planten en drinkwaterbronnen verbeteren tot ten minste het niveau dat afgesproken is in de EU Kaderrichtlijn Water.

  • Voldoende schone bronnen beschikbaar stellen zodat drinkwaterbedrijven drinkwater van goede kwaliteit kunnen produceren volgens de nationale verplichtingen.

  • Blijven inzetten op besparing en onnodig gebruik van drinkwater.

  • Het (achterliggend) gebied beschermen tegen onaanvaardbare maatschappelijke overstromingsschade vanuit het hoofd- en regionale watersysteem. Regionale keringen voldoen uiterlijk in 2050 aan de in de Omgevingsverordening vastgelegde norm.

  • Het voorkomen, dan wel beperken van ontoelaatbare wateroverlast door overstroming (inundatie) vanuit oppervlaktewater of door extreme neerslag. In de Omgevingsverordening zijn omgevingswaarden voor wateroverlast gekoppeld aan functies, en zijn watergebiedsreserveringen vastgelegd.

  • Het saneren dan wel beheersen van risico’s van bekende bodemverontreinigingen met asbest en bekende spoedlocaties in 2030. Aanvullend het beperken van de risico’s van PFAS in het water- en bodemsysteem.

  • Het in 2050 duurzaam en efficiënt geordend en ingericht hebben van de ondergrond met een goede balans tussen beschermen en benutten. Het toepassen van zorgvuldige 3D-ordening en streven naar meervoudig ruimtegebruik is hiervan onderdeel.

  • Inzetten op de vier pijlers van het provinciale ontgrondingenbeleid:

    1) balans tussen beschermen en benutten,

    2) waardecreatie bij ruimtelijke ingrepen,

    3) integratie van ontgrondingenbeleid binnenhet bredere kader van ruimtelijke ontwikkeling en

    4) borgen vanduurzaamheid en circulariteit.

  • Toewerken naar een gezonde en vitale bodem in 2050. Zorgen voor een gestage verbetering van de fysische, biologische en chemische bodemkwaliteit.

  • Ruimtelijke ontwikkelingen passen zich aan de gegeven omstandigheden ter plekke aan.

  • Het water- en bodemsysteem is in 2050 klimaatrobuust.

Strekking van het beleid

Veilig water:

  • Primaire en regionale waterkeringen voldoen uiterlijk 2050 aan de gestelde normen of omgevingswaarden.

  • Water opvangen en vertragen waardoor piekafvoeren over beken en rivieren minder extreem zijn.

  • Gebieden aanwijzen die geschikt zijn om piekberging van waterafvoer op te vangen.

  • Beschermen van vitale en kwetsbare functies door de locatiekeuze en/of het ontwerp aan te passen.

  • De omgevingswaarden voor wateroverlast in de verordening doorontwikkelen, zodat deze meer in lijn zijn met de locatie van de functie in het water en bodemsysteem.

Voldoende water:

  • Hemelwater beter vasthouden en laten infiltreren naar de ondergrond. Daarbij moet wegzijging en afvloeiing van kwalitatief goed gebiedseigen water vertraagd worden. Hiervoor wordt verkend welke gebieden nodig zijn om dit tegen te gaan.

  • Zoet water zorgvuldig en hoogwaardig gebruiken, daarbij moet meer grip gekregen worden op onttrekkingen.

  • Nattere omstandigheden, zeker in het voorjaar, in lagere delen van gebieden meer accepteren.

  • Het uitgangspunt 'functie volgt peil’ volgen: gebruik en functies moeten zich aanpassen aan grondwaterstanden, niet andersom. Mogelijkheden voor vernatting zijn afhankelijk van de locatie specifieke omstandigheden op het gebied vanwaterhuishouding, bodemkenmerken en het landschap. In het veenweidegebied wordt hiermee de cyclus van grondwaterstanddaling, veenoxidatie en bodemdaling doorbroken.

Schoon water:

  • Tegengaan van verontreinigingen aan de bron (o.a. industrie, landbouw, rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s), overstorten, medicijngebruik).

  • Verbeteren van de waterkwaliteit van zowel oppervlakte- als grondwater en dit oppakken als een gezamenlijke opgave van Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten met een mix van generieke en gebiedsgerichte maatregelen.

  • Herstellen van het beek- en watersysteem, waarmee de ecologische en landschappelijke kwaliteit versterkt wordt en het verbeteren van het waterbergend vermogen, waaronder het tegengaan van droogval.

  • Behouden van waardevolle kleine wateren zoals bronnen, vennen en bovenlopen van beken. Hierbij wordt gestreefd naar systeemherstel met verbeteringen van de kwaliteiten in en om het water.

  • Het zoveel mogelijk tegengaan van de noodzaak voor aanvoer van gebiedsvreemd water. Hiermee wordt het negatieve effect op de waterkwaliteit (vergrijzing) tegengegaan.

Gezonde en vitale bodem:

  • Gebruik van de bodem en ondergrond moet duurzaam, veilig en efficiënt zijn.

  • Inzetten op duurzaam bodembeheer met de bodem als startpunt voor gezonde en veerkrachtige bodemecosystemen, een duurzame agrarische bedrijfsvoering en stedelijke ontwikkeling met inachtneming van de specifieke eigenschappen van de bodem.

  • Tegengaan van verdichting, verstoring, afdekking en vervuiling van bodems.

  • Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden ook de (on)mogelijkheden en effecten op en van de bodem en ondergrond integraal meegewogen (3D-benadering).

  • Het hanteren van de ladder als het gaat om prioriteitstelling van het gebruik van de ondergrond:

    1. Drinkwater,

    2. Energietransitie,

    3. Tijdelijk gebruik,

    4. Permanent gebruik,

    5 Verboden activiteiten (o.a. schaliegas en opslag kernafval).

  • Duurzaam ontgronden en grondstoffen zoveel mogelijk circulair benutten. Dit betekent het spaarzaam omgaan met het winnen van primaire grond- en delfstoffen. Als voor maatschappelijk opgave winning noodzakelijk is dan zoveel mogelijk duurzaam, met ruimtelijke waarde creatie en in samenhang met de fysieke leefomgeving.

Klimaatrobuuste verstedelijking:

  • Ontwikkelingen laten aansluiten bij de kenmerken van het water- en bodemsysteem. Kwetsbare plekken zoals beekdalen, zones langs keringen, diepste plekken van gebieden en polders, gebieden met een slappe ondergrond en buitendijkse gebieden worden zoveel mogelijk vermeden. Op deze locaties vragen het realiseren van nieuwe ontwikkelingen een zwaardere inspanning om klimaatadaptief te zijn. Hierbij positioneren we de waterschappen centraal in de planvorming om de weging van het waterbelang in te brengen op basis van hun kennis van het bodem- en watersysteem.

  • Gemeenten en initiatiefnemers vragen om bij renovatie of herbouw van bestaande bebouwing en infrastructuur op kwetsbare plekken de locatie of het ontwerp te heroverwegen. Is deze functie op deze plek naar de toekomst toe nog wel te handhaven? Klimaatadaptief bouwen wordt de standaard.

Drinkwater:

  • Inzetten op drinkwaterbesparing bij particulieren, bij bedrijven en in de agrarische sector.

  • Drinkwater meenemen als duidelijke randvoorwaarde voor de verstedelijkingstrategieën en in de afspraken hierover met het Rijk.

  • Zoeken naar nieuw aanbod in de lage delen waar effecten beperkt of goed te mitigeren zijn:

    • Daarbij zoeken naar een diversificatie van bronnen om de afhankelijkheid van grondwater te verkleinen en risico’s te spreiden.

    • Transport van drinkwater van West- naar Oost-Overijssel wordt daarbij noodzakelijk; dit zal om grote infrastructurele investeringen zoals grote waterleidingen vragen.

    • Op lange termijn zorgen voor voldoende drinkwater in een klimaatbestendig en robuust water- en bodemsysteem waarbij omgevingseffecten afwezig of zo minimaal mogelijk zijn.

Zwemwater:

  • Toezien op, en informatie geven over, de kwaliteit van goed en veilig zwemwater.

Gebiedsgerichte uitwerking:

  • Het water- en bodemsysteem gebruiken als sturend uitgangspunt. Hierdoor ontstaat een hoofdverdeling van onze provincie in viertype gebieden:zandgronden, IJssel Vecht en Delta, veenweidegebieden en bebouwd gebied.

  • Voor al deze gebieden geldt een verschillende opgave en verschillende (on)mogelijkheden voor gebruik en functies. Het betreft een indeling op hoofdlijnen, binnen de gebiedstypen is nog een grote verscheidenheid aan landschappen aanwezig.

  • Op langere termijn speelt bij de zandgronden de onzekerheid dat wateraanvoer in gebieden waar dat nu nog mogelijk is in de toekomst niet meer gegarandeerd is. In 2026 is de minister van Infrastructuur en Waterstaat van plan om te besluiten over de waterverdeling van de Rijntakken. Dit heeft invloed op de mogelijkheid om water aan te voeren uit de IJssel en het IJsselmeer.

  • De overgang van het ene gebiedstype naar het andere is vaak niet een harde rechte lijn, maar een geleidelijke overgangszone. Toch helpt deze hoofdindeling in gebiedstypen in het structureren van wat water en bodem sturend in de praktijk betekent. Deze gebiedstypen bieden houvast bij het maken van locatiekeuzes aan de hand van de redeneerlijn. Deze Redeneerlijn is opgenomen in hoofdstuk 3 van deze Omgevingsvisie.

6.2 Klimaatmitigatie en energie(transitie)

Ambitie

We dragen bij aan het tegengaan van klimaatverandering door in te zetten op:

  • Het beperken van de uitstoot van broeikasgassen.

  • Vastlegging van koolstof in landbouw en landgebruik.

  • Het besparen van energie.

  • Het verbeteren van energienetwerken.

  • Het opwekken van duurzame energie.

  • Het beperken van uitstoot in mobiliteit.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Landbouw en voedselvoorziening, Natuur en Landschap, Verstedelijking, Wonen, Werken / Economie, Mobiliteit, Gezondheid, Duurzaamheid.

Doelen en opgaven

Europese en Rijksdoelen en opgaven:

  • Klimaatneutraliteit in 2050, ten minste 55% reductie (ten opzichte van 1990) in de netto-uitstoot van broeikasgassen in 2030 (Europese Klimaatwet).

  • In 2050 klimaatneutraliteit voor Nederland. In 2030 is de broeikasgasuitstoot met 55% gereduceerd ten opzichte van 1990. Voor alle sectoren (industrie, mobiliteit, elektriciteit, bebouwde gebied, landbouw en landgebruik) gelden er taakstellingen met een afgesproken maatregelenpakket. Deze doelen zijn in het Klimaatakkoord (2019) en Klimaatplan 2021-2030 uitgewerkt (Nederlandse Klimaatwet).

  • Provincies hebben zich gecommitteerd om broeikasgasemissies in veenweidegebieden te verminderen met 1 Mton CO2 eq. in 2030,en nadrukkelijk ook verder te kijken naar verdere reductie op langere termijn 2050 (Klimaatakkoord).

  • Inspanningsverplichting om bij te dragen aan het Europese doel om tot drie miljard extra bomen in Europa aan te planten (Natuurherstelverordening, dit is nog niet doorvertaald naar Nederlandse recht). Provincies hebben zich gecommitteerd om 0,4-0,8 Mton CO2 eq. in 2030 vast te leggen in bomen, bossen en andere natuur. Als onderdeel hiervan hebben Rijk en provincies de landelijke bossenstrategie opgesteld. Deze landelijke Bossenstrategie kent de volgende doelen: het areaal bos uitbreiden met 39.000 hectare (10%) in 2030, bestaande bossen revitaliseren, uitbreiding van natuurbos met 10% in 2030, uitbreiding van het aantal bomen (tot 5% houtige landschapselementen en ondersteuning van de lange termijn ambitie (na 2030) om 25.000 hectare agroforestry te realiseren) (Europese Natuurherstelverordening, Klimaatakkoord (Landelijke Bossenstrategie)).

  • Vastleggen van 0,5 Mton CO2 eq. in 2030 in landbouwbodems door een toename van het organische stofgehalte en een verminderde vorming van lachgas in deze bodems. Voor de sectoren bedrijven en industrie, bebouwde omgeving, landbouw, landgebruik en mobiliteit CO2 zijn andere reductiedoelstellingen opgenomen (Klimaatakkoord).

  • Op nationaal niveau het reduceren van 30 procent van de nationale methaanemissie tussen 2020 en 2030. Tot 2030 is de opgave voor de landbouw een extra broeikasgasemissiereductie methaan van 5 Mton CO2 eq waarvan minimaal een reductie van 3,8 Mton CO2 eq methaanemissie (Klimaatakkoord, Beleidsprogramma Klimaat, Methaanstrategie 2020).

  • In Nederland voor 2030 49TWh duurzame elektriciteit opwekken op zee en 35 TWh op land. In Nederland worden in 30 RES-regio’s Regionale Energie Strategieën (RESsen) gemaakt die opgeteld de doelstelling van 35 TWh gaan invullen. Omdat al in 2030 35 TWh moet worden opgewekt, zal daartoe gebruik worden gemaakt vanbestaande bewezen technieken: energie uit wind en zon (Klimaatakkoord, Regionale Energie Strategieën).

Provinciale doelen en opgaven:

  • Voor landbouw en landgebruik gelden de volgende provinciale doelen en opgaven. Voorwaarde hiervoor is de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen. We zetten ons richting het Rijk en Europa dan ook in voor noodzakelijke structurele financiering:

    • Verminderen van broeikasemissies uit veenweiden met 0,10 Mton CO2-equivalent.

    • Het vastleggen van koolstof in bomen, bos en natuur door bosuitbreiding van 3.900 hectare, revitalisering bestaande bossen op een nog nader te bepalen aantal hectares, toename van het aantal landschapselementen tot 10% in 2050 (waarvan 5% houtige elementen), kwaliteitsverbetering (9000 ha) en realisatie van nieuwe groenblauwe dooradering (4500 ha) tot 2030, realisatie van houtige elementen, en uitbreiding met 10% natuurbos.

    • Vastleggen van koolstof in landbouwbodems.

    • Verminderen broeikasgasemissie vanuit de veehouderij en mestaanwending in de akkerbouw.

  • Op het gebied van de energietransitie gelden de volgende provinciale doelen en opgaven:

    • Besparen van energie en energie efficiëntie: bedrijven en industrie stoten in 2030 nog maximaal 1,2 Mton CO2 uit, het bebouwde gebied maximaal 1,05 Mton.

    • Besparen van energie, vergroten van energie-efficiëntie, opwekken van duurzame elektriciteit in 2030 van 3,3 TWh met grootschalig zon en wind, in streefverhouding 40/60.

    • In 2030 wordt de helft van alle beschikbare mest vergist, wat zo’n 100 mln. m3 aardgas kan vervangen. Dit staat gelijk aan het aardgasverbruik van ongeveer 70.000 huishoudens.

  • Op het gebied van mobiliteitstransitie werken we aan een transitie naar duurzamere mobiliteit met als doel om een flinke besparing op de uitstoot van CO2 te bereiken (maximale rest-emissie 2030 Overijssel van 1,48 Mton). Hierbij zetten we in op minder mobiliteit, andere mobiliteit en schonere mobiliteit. Onderdeel hiervan is inzet op nabijheid en het STOMP principe (Stappen, Trappen, Openbaar vervoer, Mobiliteitsdiensten, Privéauto). Zie verder 6.9 Goede Bereikbaarheid.

Strekking van het beleid

Broeikasgasemissies veenweiden:

  • Verminderen van de broeikasgasemissies uit veenweiden in het veenweidegebied Noordwest Overijssel om zo voor 2030 te voldoen aan de klimaatopgave. Dit gebeurt door het opstellen en uitvoeren van een gebiedsprogramma. Om deze emissies te reduceren en bodemdaling tegen te gaan, ligt de focus op het aanpassen van de waterhuishouding op basis van op maatwerk gebaseerde vernatting van delen van het gebied. Gebiedsgericht vernatting is een bewezen methode om broeikasgasemissies te verminderen en bodemdaling tegen te gaan. Randvoorwaarde daarbij is het vasthouden van gebiedseigen water. Overige maatregelen om veen te behouden zijn in de onderzoeksfase en kunnen ingezet worden wanneer ze bewezen effectief zijn. In pilots wordt hiermee geëxperimenteerd.

Koolstof vastleggen in landgebruik:

  • Vastleggen van koolstof door aanpassingen in landgebruik. Inzetten op:

    • Het uitbreiden van het areaal bos, waar mogelijk gecombineerd met andere doelstellingen.

    • Het revitaliseren van bossen door omgevingsfactoren en beheer te verbeteren.

    • Het uitbreiden van houtige landschapselementen als onderdeel van groenblauwe dooradering.

    • Het benutten van kansen om door vernatting van natuur uitstoot van broeikasgassen te verminderen.

Broeikasgasemissies vanuit de landbouw:

  • Verminderen van broeikasgasemissies vanuit de landbouw als gevolg van verteringsprocessen in dieren en mest. Binnen de mogelijkheden inzetten op het stimuleren en kennis delen over maatregelen.

Besparen van energie en inzetten op energie-efficiëntie en waar mogelijk energiegebruik verminderen:

  • Door het stimuleren van energiebesparing bijvoorbeeld bij bedrijven, scholen en verenigingen. En inzetten op minder, andere, schonere en efficiëntere keuzes voor mobiliteit, het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van (rest)energie en nabijheid/concentratie van functies.

Energienetwerken en energie-infrastructuur:

  • Verbeteren van de energienetwerken en energie-infrastructuur, zodat gekomen wordt, nu en in de toekomst, tot een betaalbaar, betrouwbaar, veilig, duurzaam en rechtvaardig energiesysteem. Uiteraard betrouwbaar en veilig. Een systeem waarin lokale kansen om van duurzame energie te profiteren worden benut en waarin rekening gehouden wordt met de beschikbare ruimte in Overijssel en de impact op het landschap. Ontwikkelingen van de regionale energie-infrastructuur zodanig prioriteren en programmeren, dat deze zo goed mogelijk aansluiten op de maatschappelijk gewenste ontwikkelingen (onder andere woningbouw en bedrijvigheid, verduurzaming mobiliteit en industrie). Inzetten op het slimmer en efficiënter benutten van de huidige netcapaciteit. Daarnaast bouwen aan het energiesysteem van de toekomst aan de hand van de volgende keuzes:

    • Variatie in de energiemix.

    • Zelfvoorzienend voor alle energiedragers, behalve voor waterstof.

    • Clusteren vraag- en aanbod van energie waar nodig.

    • Inzetten van zowel centrale als decentrale oplossingen.



      Deze keuzes zijn in de Externe link: energievisie nader uitgewerkt. Op basis van deze energievisie werken we samen met gemeenten en netbeheerders aan de uitwerking van die keuzes.

  • Als provincie hebben we een regierol op ons genomen voor de energie-infrastructuur op regionale schaal. Ruimtelijke ontwikkelingen en de mogelijke uitbreidingen van het energiesysteem worden samen met gemeenten en netbeheerders op elkaar afgestemd in een proces genaamd “integraal programmeren".

  • Veel van onze maatschappelijke opgaven zijn afhankelijk van het tijdig realiseren van energie-infrastructuur (o.a. onderstations, buisleidingen, batterijsystemen, smart energy hubs) waarbij nut en noodzaak vaak in samenhang met het nationale en het lokale energiesysteem wordt bepaald. In de Redeneerlijn heeft energie-infrastructuur daarom een plek gekregen waarbij deze relaties naar onze eigen opgave en die van andere overheidslagen is meegenomen.

Opwekken van duurzame energie:

  • Met onze partners werken aan het opwekken van duurzame energie. Dit doen we door samen te zoeken naar locaties voor duurzame elektriciteitsproductie op land en duurzame warmtebronnen. Hierbij wordt gekeken naar verschillende mogelijkheden voor het opwekken van energie.

  • Windenergie: inzetten op clustering, waarbij binnen de voorkeursgebieden geen eisen gesteld worden aan de omvang van de windturbineopstellingen. Buiten de voorkeursgebieden zijn alleen clusters van minimaal 4 windturbines toegestaan. Een uitzondering hiervoor is voor bedrijventerreinen. Erfmolens vallen niet onder de clustereis. Verder gelden er in bepaalde gebieden beperkingen voor het oprichten van windturbines, zoals in het NNN, de Nationale Landschappen en beperkingsgebieden. Dit alles is vastgelegd in de Omgevingsverordening en het provinciaal Programma Energietransitie. Bij het realiseren van windturbines wordt getoetst aan de Catalogus Gebiedskenmerken en is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) van toepassing.

  • Zonne-energie: inzetten op het zoveel mogelijk combineren van het opwekken van zonne-energie met andere functies. De voorkeur gaat uit naar in eerste instantie het plaatsen van zonnepanelen op daken in bebouwd gebied, te bebouwen gebieden of bruikbare restruimte. In de groene omgeving zijn zelfstandige opstellingen van zonnepanelen beperkt toegestaan. Dit is vastgelegd in de Omgevingsverordening. Bij het realiseren van zelfstandige opstellingen van zonnepanelen wordt getoetst aan de Catalogus Gebiedskenmerken en is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) van toepassing.

  • Bio-energie: biomassa kan worden ingezet voor energieopwekking als hoogwaardige toepassing van biomassa als materiaal of grondstof niet meer mogelijk is, en als op termijn geen alternatieven beschikbaar zijn of deze niet kosten efficiënt zijn. Ingezet wordt op innovatie om technologieën te ontwikkelen die biomassa kunnen vervangen en biomassa efficiënter en hoogwaardiger kunnen inzetten. Kleinschalige mestvergisting (monovergisting) op het eigen erf bij agrarische bedrijven is mogelijk. Vergisting op regionale schaal kan onder voorwaarden, waarbij vooral een goede ontsluiting belangrijk is en een ruimtelijke inpassing op basis van de Catalogus Gebiedskenmerken. Grootschalige industriële bio-energie-installaties moeten zich primair vestigen in bestaand bebouwd gebied op bedrijventerreinen van categorie 3 of hoger en op locaties gekoppeld aan grootschalige afvalverwerking en rioolwaterzuiveringen. Ook andere productielocaties zijn mogelijk,mits de installaties milieu-hygiënisch en ruimtelijk goed inpasbaar zijn.

  • Bodemenergie: bij het toepassen van nieuwe bodemenergiesystemen ernaar streven dat dit zo optimaal mogelijk op elkaar afgestemd is met een maximale efficiency. (Kleinschalige) collectieve systemen hebben voorrang boven individuele systemen. Daarnaast wordt ingezet op warmte-koude-opslag (WKO), geothermie en Hoge Temperatuur Opslag (HTO). Het benutten van WKO-systemen en geothermie wordt gestimuleerd, daar waar het mogelijk is. Wel geldt in bepaalde gebieden nader beleid, dit is opgenomen in de Omgevingsverordening. Op het gebied van HTO worden de mogelijkheden geïnventariseerd en onderzocht.

  • Schaliegas en steenkoolgas: er wordt geen ruimte geboden voor de opsporing en het winnen van deze gassen.

  • Waterstof zien we als belangrijke energiedrager voor onze industrie en logistiek. Belangrijk is daarbij dat er perspectief komt voor ondernemers op aanbod. Ingezet wordt daarbij op lokale productie voor lokale toepassingen. Aanvullend wordt ingezet op de komst van een drietal aftakkingen van de landelijke backbone waarmee een robuuste aanvoer van grotere volumes waterstof mogelijk wordt. Het streven is om hiervoor een deel van de bestaande gashoofdinfrastructuur te hergebruiken.

  • Tot slot worden de mogelijkheden van kernenergie in Overijssel onderzocht. Daarbij wordt aangesloten bij diverse studies en doen we waar nodig zelf onderzoek, bijvoorbeeld naar geschikte locaties. Of en de mate waarin kernenergie – in de vorm van (micro-)SMR’s – een rol gaat spelen in Overijssel wordt bepaald in een herijking van onze energievisie (voorzien in 2028).

6.3 Landbouw en voedselvoorziening

Ambitie

Het vinden van een goede balans tussen voedselproductie en een gezonde leefomgeving, waarbij we inzetten op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik met bescherming van goede landbouwgrond als uitgangspunt. In aanvulling op deze Omgevingsvisie stellen we een landbouwvisie op die zich specifieker richt op het toekomstperspectief van de landbouw in Overijssel.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Water, Bodem, Klimaatadaptatie, Klimaatmitigatie, Natuur, Landschap, Verstedelijking, Wonen, Werken / Economie, Milieu, Sociale kwaliteit, Duurzaamheid, Gezondheid.

Doelen en opgaven

Europese en Rijksdoelen en opgaven:

  • Een toekomstbestendige en innovatieve landbouw in balans met natuur, milieu en klimaat (o.a. Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, Klimaatakkoord en Nationaal Beleidsprogramma klimaat, Kaderrichtlijn Water, Nitraatrichtlijn, Biodiversiteitsstrategie, Toekomstvisie Gewasbescherming 2030).

  • Betaalbaar, veilig voedsel van hoge kwaliteit (Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid);

  • Een evenwichtige verhouding tussen bedrijfsareaal, de voederproductie en mestafzet in de veehouderij gericht op vermindering van waterverontreiniging door nitraten (7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn).

  • Stimuleren van plantaardige teelten en groene grondstoffen (Nationale Eiwitstrategie, de Bean Deal, Nationale aanpak biobased bouwen, Woondeals, Grondstoffenakkoord).

  • Sluiten van regionale kringlopen en impuls op biologische landbouw. (Farm to Fork Strategie, Programma Circulaire Economie).

  • Herstel van de biodiversiteit in landbouwecosystemen, zoals opgenomen in de Europese Natuurherstelwet (artikel 11). Overige Europese kaders voor water, klimaat en natuur worden uitgewerkt onder de bijbehorende thema’s.

Provinciale doelen en opgaven:

  • We werken aan voedselvoorziening en voedselzekerheid. Dat betekent: gezond en goed voedsel is er voor iedereen. In Overijssel willen we hieraan bijdragen, in de eerste plaats voor Nederland maar ook voor buurlanden zoals Duitsland, België, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk.

  • We streven naar een toekomstbestendige landbouwsector die in balans is met haar omgeving:

    • Een innovatieve en concurrerende agro & foodsector die duurzaam is en zoveel mogelijk circulair werkt.

    • Landbouw met robuuste verdienmodellen, afgestemd op gebiedsspecifieke opgaven en kansen.

Strekking van het beleid

Algemeen:

  • We zetten in op zuinig met ruimte omgaan en het behoud van voldoende grond voor de landbouw.

  • We bieden duidelijkheid over ontwikkelingsmogelijkheden door onderscheid te maken in twee type grondgebonden landbouwgebieden:

    • Landbouwgebieden met generieke opgaven en kansen. Dit zijn gebieden die vanuit de aanwezige omgevingscondities goed geschikt zijn voor landbouw. In deze gebieden beschermen we de ruimte voor landbouw en gaan we zuinig om met andere ruimtevragers. Deze zorgvuldige benadering krijgt een duidelijke plek bij planologische afwegingen.

    • Landbouwgebieden met gebiedsspecifieke opgaven en kansen voor natuur, klimaat en water. In deze gebieden spelen meerdere opgaven tegelijk. Naast voedselproductie zien we hier kansen voor multifunctionele landbouw en verbreding, bijvoorbeeld richting natuurbeheer, recreatie of zorg. Binnen deze gebieden is vaak sprake van een stapeling van opgaven, waardoor aanvullende maatregelen nodig kunnen zijn, zoals emissiereductie of ingrepen in de waterhuishouding. Deze gebieden liggen rondom Natura 2000-gebieden, beekdalen, drinkwaterwinningen of in veenweidegebieden. Voorwaarde voor ontwikkeling is dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. We pleiten daarom bij het Rijk en Europa voor structurele financiering van langjarige ecosysteemdiensten, agrarisch natuurbeheer en een efficiënte inzet van ruimte, onder meer door het benutten van koppelkansen en innovatie.



      De indeling van landbouwgebieden is gebaseerd op de lokale omstandigheden, die in samenwerking met Wageningen Universiteit (WUR) in kaart zijn gebracht. Daarbij kun je denken aan het water- en bodemsysteem of aan de nabijheid van kwetsbare gebieden. Deze benadering helpt de landbouw beter in te spelen op gebiedsspecifieke kansen en opgaven. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om toekomstige bedrijfsontwikkelingen in te schatten, aan de hand van de opgaven en wettelijke verplichtingen in het gebied, zoals de nabijheid van Natura 2000-gebieden of beekdalen.

Alle landbouwgronden:

  • We zetten in op technische en sociale innovatie vanuit een stimulerende en faciliterende rol via programma’s Agro&Food en Circulaire Economie en Natuur voor Elkaar.

  • We sturen op ruimtelijke kwaliteit, groenblauwe dooradering en stimulering van basiskwaliteit natuur in de groene omgeving onderandere met behulp van de Catalogus Gebiedskenmerken en de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO).

  • Samen met gemeenten werken we aan een passend planologisch perspectief voor de transformatie van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB's) met bijbehorende erven en gronden, met aandacht voor omliggende bedrijven en maatwerk per gebied.

  • De kwaliteitsimpuls Agro & Food (KAF) wordt aangepast. Waar deze eerst gericht was op uitbreiding van bedrijven, verschuift de aandacht nu naar het stimuleren van extensivering, verbreding van verdienmodellen en nieuwe functies.

  • We streven naar structurele financiering van het Rijk en Europa voor langjarige ecosysteemdiensten, agrarisch natuurbeheer en efficiënt gebruik van ruimte en middelen, door bijvoorbeeld koppelkansen en innovatie te benutten.

Landbouwgebieden met generieke opgaven en kansen:

  • Deze gebieden worden zorgvuldig beschermd.

  • We streven naar een toekomstbestendige landbouwstructuur.

  • Herontwikkeling van VAB’s met bijbehorende erven en gronden is mogelijk, zolang het past bij omliggende agrarische bedrijven en agrarische bedrijven uit de omgeving niet worden beperkt.

  • Er is ruimte voor verschillende vormen van landbouw.

Landbouwgebieden met gebiedsspecifieke opgaven en kansen voor water, klimaat en natuur:

  • We sturen op multifunctioneel en multidimensionaal ruimtegebruik met behoud van ruimtelijke kwaliteit. We stimuleren nieuwe verdienmodellen die aansluiten op de gebiedsspecifieke opgaven.

Glastuinbouw in Koekoekspolder:

  • Glastuinbouw wordt geconcentreerd in het glastuinbouwgebied Koekoekspolder. Vanwege de ligging in het Nationaal Landschap IJsseldelta en de veenweideproblematiek is uitbreiding buiten dit gebied niet mogelijk. De glastuinbouw in de Koekoekspolder is van economisch belang. Om ondernemers duidelijkheid te bieden op de lange termijn, wordt samen met hen een toekomstperspectief verkend.

  • Buiten de Koekoekspolder staan we geen nieuwvestiging van glastuinbouw toe. Wel is ondersteunende glastuinbouw van ondergeschikte aard toegestaan, zoals het broeien van bollen of het opkweken van plantmateriaal. Bestaande, bestemde glastuinbouwbedrijven buiten het concentratiegebied behouden hun uitbreidingsmogelijkheden.

6.4 Natuur en landschap

Ambitie

Wij willen de natuur en biodiversiteit in Overijssel duurzaam beschermen, beleven en benutten. Daarbij streven we ernaar natuur en landschap dichter bij mensen te brengen. Dit willen we bereiken zowel binnen als buiten natuurgebieden, in het landelijk gebied én in de bebouwde omgeving.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Water, Bodem, Klimaat, Landbouw en voedselvoorziening, Verstedelijking, Wonen, Werken / Economie, Vrijetijdseconomie, Ruimtelijke kwaliteit, Sociale kwaliteit, Gezondheid, Duurzaamheid.

Doelen en opgaven

Europese en Rijksdoelen en opgaven:

  • De Europese Natuurherstelverordening. Deze verordening vloeit voort uit de Europese Biodiversiteitsstrategie en hangt samen met de Global Biodiversity Framework. In Nederland wordt dit nog vertaald in het nog op te stellen nationaal Natuurherstelplan. De verordening richt zich op een bredere aanpak van biodiversiteitsherstel , niet alleen in Natura 2000-gebieden maar ook buiten natuurgebieden, in steden, langs rivieren en in landbouwgebieden. De verordening vervangt geen bestaande regelingen, maar is bedoeld als aanvulling op de reeds bestaande natuurwetgeving (Vogel- en Habitatrichtlijn, EU-biodiversiteitsstrategie, etc.) en geeft specifieke doelen voor 2030, 2040 en 2050.

  • Verbeteren van de kwaliteit van natuur en biodiversiteit binnen de Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Dat betekent dat we moeten zorgen voor goede ruimtelijke en milieucondities voor natuurtypen, planten en dieren. Binnen deNatura 2000-gebieden moeten de habitattypen en soorten in ‘Gunstige Staat van Instandhouding’ worden gebracht of gehouden. Relevante kaders hierbij zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn, Omgevingswet, Klimaatakkoord, het Aanvalsplan Landschap en het Natuurpact. Deze geven ons nadere (wettelijke en interbestuurlijke) kaders voor verdere uitwerking:

    • Het treffen van alle nodige maatregelen om de populatie van de bedoelde soorten op niveau te houden of te brengen (Vogel- en Habitatrichtlijn).

    • Het verbod op verslechtering voor natuurlijke habitats en leefgebieden binnen Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijn).

    • Bijdrage aan het landelijke doel om in 2030 30% van het verschil te overbruggen tussen de huidige en gunstige staat van instandhouding voor alle Vogel- en Habitattypen en soorten in 2030, met uiteindelijk 100% doelrealisatie op lange termijn (Vogel- en Habitatrichtlijn, vertaling in nationaal Natuurherstelplan).

    • Stikstofreductie: in 2025 mag 40% van het stikstofgevoelige areaal in Natura 2000 niet meer overbelast zijn; 50% in 2030 en 74% in 2035 (Omgevingswet, Programma Natuur als onderdeel van de structurele stikstof aanpak).

    • Behoud en versterking van de kwaliteit van het NNN buiten Natura 2000 (Natuurpact).

    • Vergroten van maatschappelijke betrokkenheid bij natuur, herstel van biodiversiteit en versterken van de relatie tussen economie en natuur (Natuurpact).

  • Buiten de natuurgebieden de condities voor wilde plant- en diersoorten op orde brengen (Vogel- en Habitatrichtlijn):

    • Wettelijke opgave om leefgebieden en verblijfplaatsen van Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten in stedelijk en agrarisch gebied te verbeteren.

    • Realisatie van 10% groenblauwe dooradering in de groene omgeving in 2050 (Klimaatakkoord, landelijke Bossenstrategie, Aanvalsplan Landschap).

    • Stimuleren van een goede basiskwaliteit van de natuur, binnen én buiten natuurgebieden het stimuleren van maatschappelijke betrokkenheid bij natuur, versterken van de relatie tussen economie en natuur en het bevorderen van de transitie naar een natuurinclusieve samenleving (Nationale Agenda Natuurinclusief, Natuurpact).

  • Beleidsprogramma Nationale Parken 2024-2030: Dit programma onderstreept het belang en de rol van de Nationale Parken. Verschillende partners dragen vanuit hun rol verantwoordelijkheid of betrokkenheid bij aan de ontwikkeling en versterking van Nationale Parken tot robuuste, kwalitatief hoogstaande natuur- en landschapsgebieden.

Provinciale doelen en opgaven:

Onze provinciale doelen en opgaven zijn uitwerkingen van de Europese en Rijksdoelen. Hierover zijn interbestuurlijke afspraken gemaakt:

  • Inwoners van Overijssel voelen zich meer verbonden met de natuur dichtbij en weten wat zij zelf kunnen doen om de natuur een handje te helpen (Programma Natuur voor Elkaar).

  • Er is meer groen toegevoegd in alle steden en dorpen in Overijssel en kwaliteit van groen in de groene omgeving is toegenomen. Daarmee is de kwaliteit van onze natuur toegenomen; groen dat bijdraagt aan meer biodiversiteit, klimaatopgaven, sociale cohesie en gezondheid (Programma Natuur voor Elkaar).

  • We hebben een wettelijke verantwoordelijkheid op basis van de Omgevingswet om soorten te beschermen ongeacht waar ze voorkomen. Dit betreft ook een wettelijke inspanningsverplichting om de van nature in Nederland in voorkomende dier- en plantensoorten te beschermen, de gunstige staat van instandhouding van Vogel- en Habitatrichtlijn soorten te bereiken, ook op landbouwgrond en stedelijk gebied. Hiervoor zijn 114 aandachtsoorten benoemd waarvoor extra maatregelen worden uitgevoerd.

  • De condities voor natuur binnen de natuurgebieden (Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000) op orde brengen:

    • Bijdragen aan 30% biodiversiteitsherstel in 2030, in lijn met de Vogel – en Habitatrichtlijn in 2030 (Europese biodiversiteitsstrategie en nationaal Natuurherstelplan). Uitbreiden van het Natuurnetwerk in Overijssel in overeenstemming met afspraken Natuurpact; 8199 hectare nieuwe natuur (peildatum 31 december 2023).

    • Realiseren van instandhoudingsdoelen Natura 2000 in alle 24 Natura 2000-gebieden in Overijssel. Op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn het voorkomen van verslechtering en, op termijn, bereiken van de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden. Vanuit de provincie dragen we hier, in aanvulling op generieke maatregelen vanuit het Rijk, aan bij via gebiedsspecifieke en gebiedsgerichte maatregelen.

    • Verminderen van gewasbeschermingsmiddelen in lijn met de toekomstvisie gewasbescherming 2030 en provinciaal traject gewasbeschermingsmiddelen.

    • Uitbreiding met 1.800 hectare nieuwe natuur (indicatief tot 2030) voor habitats en leefgebieden voor de soorten beschermd onder de Vogel- en Habitatrichtlijn.

  • De omstandigheden voor wilde plant- en diersoorten buiten de natuurgebieden op orde brengen. De maatregelen komen voort uit het water- en bodemsysteem en de verschillende landschapstypen en hun kenmerkende soorten:

    • Het realiseren van extra agrarische natuur voor Vogel- en Habitatrichtlijn soorten (indicatief 15.300 ha voor 2030) en daarmee de versterking van de leefgebieden in de groene omgeving voor 2030.

    • Het verbeteren van de kwaliteit van bestaande groenblauwe dooradering (circa 9000 hectare) en het realiseren van nieuwe groenblauwe dooradering (circa 4500 hectare voor 2030) ten behoeve van de verbinding tussen natuurgebieden en versterking van het landschap.



      Daarnaast op de lange termijn

    • 4500 hectare realiseren (2050) om toe te werken naar 10% groenblauwe dooradering buiten bestaande natuur. 3900 ha bosuitbreiding in 2030 (volgens de Bossenstrategie) en daarnaast revitalisering van bestaande bossen ten behoeve van klimaat en natuur.

    • Het stimuleren van kruidenrijke bermen en slootkanten.

    • Het uitvoeren van maatregelen voor aandachtsoorten in de groene omgeving.

  • We voeren onze wettelijke taken uit op het gebied van faunabeheer, faunaknelpunten en invasieve exoten.

  • Behouden en versterken van de kernkwaliteiten van onze landschappen en landgoederen (Omgevingsvisie).



    Voorwaarde om deze doelen en opgaven te halen is de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen. We zetten ons daarvoor in richting het Rijk en Europa.

Strekking van het beleid

  • We werken aan de instandhouding van wettelijk beschermde soorten. Daarbij maken we onderscheid tussen actief en passief soortenbeleid.

  • We beschermen en versterken de kwaliteit van de natuur in bestaande natuurgebieden door:

    • Ruimtelijke begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland inclusief het nog te realiseren resterende areaal.

    • Financiële ondersteuning voor beheermaatregelen.

    • Uitvoering van herstel- en beheermaatregelen in Natura 2000 gebieden met beheerplannen en Ontwikkelopgave.

    • Extra benodigde maatregelen worden uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma.

    • Initiatieven die niet passen binnen de doelstelling van het NNN zijn alleen mogelijk bij groot openbaar belang waar niet op een andere manier aan voldaan kan worden. Hierbij geldt dat de kwaliteit, samenhang en het areaal van het NNN er niet op achteruit mogen gaan. Negatieve effecten moeten worden gemitigeerd of gecompenseerd.

  • We versterken en beschermen natuurwaarden buiten de natuurgebieden:

    • We werken aan de instandhouding en herstel van Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten in de gebieden met meervoudige opgaven in de groene omgeving.

    • We realiseren verbindingen tussen natuurgebieden. Deze zorgen ervoor dat dieren en planten zich kunnen verplaatsen tussen verschillende leefgebieden. Het NNN, KRW waterlichamen en waardevolle kleine wateren (bovenlopen, vennen en bronnen) maken deel uit van deze groenblauwe verbindingen.

    • We zetten in op behoud en versterking van de groenblauwe dooradering, een fijnmazig netwerk van kleine landschapselementen in het agrarisch cultuurlandschap zoals houtwallen, bosjes, sloten en poelen. We werken aan voldoende en kwalitatief goede leefgebieden voor weidevogels, akkervogels en overige agrarische natuur (zoals groenblauwe dooradering) door meer beheercontracten af te sluiten binnen de (agrarische) leefgebieden. Agrarisch natuurbeheer is hiervoor een belangrijk instrument. Er is extra inzet voor specifiek weidevogelsoorten conform het Actieplan weide- en akkervogels.

    • We stimuleren de versterking van de basiskwaliteit natuur: dit is gericht op het verbeteren van omstandigheden voor algemeen voorkomende soorten (flora en fauna) op plekken waar natuur niet de leidende functie is.

  • We werken aan het dichterbij brengen van natuur en landschap bij mensen. Dit doen we via het programma Natuur voor Elkaar, ons opdrachtgeverschap en bij de uitvoering van opgaven.

  • We streven naar een zo goed mogelijk evenwicht tussen de belangen van dieren, bewoners en ondernemers. Hierbij letten we speciaal op de belangen voor gezondheid en veiligheid.

  • We werken aan schadepreventie, beheer van dierpopulaties en opheffen van faunaknelpunten.

  • We bestrijden invasieve exoten met prioriteit voor soorten die de humane of veterinaire gezondheid bedreigen en soorten die zich zeer snel kunnen verspreiden.

  • In (gebieds)programma's hebben we aandacht voor concrete natuuropgaven en brede biodiversiteit, vaak in combinatie met klimaatadaptatie. Een voorbeeld is het samenwerkingsprogramma Zoetwatervoorziening Oost-Nederland. We verkennen actief hoe natuur kan bijdragen aan andere provinciale opgaven.

  • We zetten ons in voor behoud en versterking van kernkwaliteiten van natuur en landschap via ruimtelijk beleid. Hiervoor zetten we onze instrumenten als de Catalogus Gebiedskenmerken en Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) in waarbij we ook ecologische kwaliteit toevoegen. Dit geldt voor alle landschappen,waaronderIJsseldelta en Noordoost Twente, Nationale Parken en landgoederen.

  • We werken aan een gebiedsgerichte KGO waarin we de positie van de groenblauwe dooradering en de relatie ten opzichte van overige opgaven en doelen – waaronder biodiversiteit – meenemen.

  • We willen landgoederen behouden en versterken. Op basis van een ontwikkelvisie van een landgoed kunnen er afspraken gemaakt worden over rode en groene investeringen binnen het landgoed. Vooral als deze bijdragen aan de grote opgaven waar de provincie mee te maken heeft. We verkennen de mogelijkheden om, waar passend, nieuwe (boeren)landgoederen te ontwikkelen. Daarbij zien we mogelijkheden voor ketenoptimalisatie (biobased), en het stimuleren van de omschakeling naar een duurzame en toekomstbestendige bedrijfsvoering, waaronder nieuwe teelten.

6.5 Cultureel erfgoed

Ambitie

We nemen cultureel erfgoed als vertrekpunt. We willen ons kenmerkende en typisch Overijsselse cultureel erfgoed behouden, versterken en gebruiken als inspiratiebron en drager van identiteit voor gebiedseigen ontwikkelingen. Daarnaast kunnen we leren van het verleden, hoe bijvoorbeeld onze voorouders al leefden met het principe van het water- en bodemsysteem sturend te laten zijn. Deze lessen uit het verleden kunnen een inspiratiebron zijn voor de opgaven waar we nu voor staan. Het is van belang om de kennis uit het verleden voor de opgaven van nu te benutten.

Bij de inpassing van de nationale en provinciale opgaven worden erfgoed en ruimtelijke kwaliteit als vertrekpunt genomen, en als integraal onderdeel van de transformatie behouden of versterkt. Op die manier draagt cultureel erfgoed bij aan een gebiedseigen toekomst van Overijssel, waarin onze inwoners zich thuis voelen en bezoekers onze provincie of gebieden binnen onze provincie blijven herkennen als typisch Overijssel. Dit geldt niet alleen voor het cultureel erfgoed boven de grond, maar ook ondergronds. We vinden het belangrijk om dit cultureel erfgoed – Het verhaal van Overijssel - door te kunnen geven aan volgende generaties. Cultureel erfgoed verbindt mensen, het biedt houvast en handvatten om nieuwe ontwikkelen gebiedseigen vorm te geven met respect voor het bestaande.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Ruimtelijke kwaliteit, Verstedelijking, Vrijetijdseconomie, Landschap, Sociale kwaliteit.

Doelen en opgaven

Mondiale doelen en opgaven:

  • Het beschermen en bewaren van erfgoed dat van unieke en universele waarde is voor de mensheid voor toekomstige generaties (Unesco Werelderfgoed-verdrag).

  • Het beschermen van immaterieel erfgoed en vergroten van het bewustzijn van het belang van immaterieel erfgoed (Unesco Verdrag ter bescherming van immaterieel erfgoed).

Europese en Rijksdoelen en opgaven:

  • Zorgvuldig omgaan met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving, waaronder bescherming van archeologische en gebouwde monumenten, stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen (Omgevingswet en Erfgoedwet).

  • Beschermen van archeologische waarden, melden van archeologische vondsten en archeologische vondsten opslaan, beheren en beschikbaar te stellen voor onderzoek en bruikleen (Erfgoedwet).

  • Beschermen van cultureel erfgoed: Rijksmonumenten (Erfgoedwet).

  • Voortbouwen op wat er is/cultureel erfgoed: erfgoed verbinden aan de hedendaagse transitieopgaven en gebruiken als vertrekpunt (Contourennotitie Nota Ruimte 2023, Nationale Omgevingsvisie).

  • Inspannen en samenwerken om het Nedersaksisch te behouden en het gebruik ervan te bevorderen (Convenant Nedersaksisch).

  • De mens en de samenleving (erfgoedgemeenschappen) in hun relatie met erfgoed centraal stellen. De drie belangrijkste doelen in het verdrag zijn het stimuleren van meedoen en meebeslissen in de erfgoedpraktijk, erfgoed inzetten voor sociaal-maatschappelijke doelen en openstaan voor andere erfgoedopvattingen (Verdrag van Faro 2024).

Provinciale doelen en opgaven:

  • Beschermen en beleven van cultuurhistorische waarden, waaronder aardkundige en archeologische waarden.

  • Ontwikkelen van cultuurhistorische waarden en inspiratie bieden ten behoeve van gebiedseigen oplossingen (cultuur- en erfgoed beleid 2025-2028).

Strekking van het beleid

  • Beschermen en behouden van cultureel erfgoed in lijn met gemeentelijk beleid, provinciaal beleid en rijksbeleid (zoals (rijks)monumenten, archeologische waarden en aardkundige waarden).

  • Ontwikkelen van cultureel erfgoed, zoals het stimuleren van het herbestemmen en het hergebruik van cultureel erfgoed. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt bij de planontwikkeling een onderbouwing gegeven hoe met het aanwezige erfgoed rekening wordt gehouden en hoe dit positief kan worden benut en versterkt.

  • Bij ruimtelijke initiatieven vindt de toets plaats met de Catalogus Gebiedskenmerken en de Cultuurhistorische Waardenkaart (waarop onder andere 20 karakteristieke cultuurlandschappen staan). Voor hulp en advies over cultureel erfgoed kunnen gemeenten en particulieren terecht bij Steunpunt Cultureel Erfgoed Overijssel.

  • De materiële en immateriële waarden vertellen het ‘Verhaal van Overijssel’ en dragen bij aan de aantrekkelijke provincie om in te wonen, te werken, te leven en te recreëren. De Catalogus Gebiedskenmerken en de Cultuurhistorische Waardenkaart leveren input om nieuwe ontwikkelingen gebiedseigen vorm te geven.

  • ‘Beleefbaar’ maken van het ‘Verhaal van Overijssel’ en input leveren om de typerende Overijsselse kenmerken te behouden en te ontwikkelen.

6.6 Verstedelijking

Ambitie

Er blijft onverminderd vraag naar ruimte voor wonen, werken en voorzieningen. De ontwikkeling in de woon- en leefomgeving van onze inwoners raakt logischerwijze ook aan de behoefte aan mobiliteit, ontspanning en recreatie, energie, groen en biodiversiteit, cultureel erfgoed en klimaat. Daarom pakken we deze opgaven niet los van elkaar, maar in samenhang van het Dagelijkse Stedelijke Systeem (DSS) op. Dit geldt niet alleen in de steden, maar in alle kernen in de provincie. Wij maken daarbij zuinig, zorgvuldig en meervoudig gebruik van onze ruimte en kijken daarvoor in eerste instantie naar bestaand bebouwd gebied. We kiezen voor geconcentreerde groei van steden én van de goed bereikbare middelgrote kernen en de dorpen, met functies in nabijheid van elkaar. We streven hierbij naar een leefbare en sociaal en economisch waardevolle leefomgeving. Voor de vraag naar wonen, werken en voorzieningen is er daarnaast ook ruimte nodig buiten het bestaande bebouwde gebied. Dat doen we zorgvuldig in afweging met andere functies en ruimtelijke kenmerken van het gebied en zoveel mogelijk aansluitend aan bebouwd gebied en op basis van een lokale of regionale visie op verstedelijking.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Werken / Economie, Wonen, Mobiliteit, Water, Bodem, Klimaat, Energie, Duurzaamheid, Natuur, Landbouw, Gezondheid, Ruimtelijke kwaliteit.

Doelen en opgaven

Bij de verstedelijkingsopgave pakken we de verschillende sectorale opgaven (zoals wonen, werken, voorzieningen, mobiliteit, klimaatadaptatie, groen / biodiversiteit) in samenhang op. We benaderen de opgave als één verstedelijkingsopgave. Daarmee benadrukken we het belang van een samenhangende benadering. Voor de specifieke doelen en opgaven van de sectorale opgaven van wonen, economie en mobiliteit, verwijzen we naar de paragrafen ‘Wonen’, ‘Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek’, ‘Mobiliteit en luchtvaart’, ‘Vrije tijd, recreatie en toerisme’.

Strekking van het beleid

  • Verstedelijking beschouwen we als een samenhangende opgave. Sectorale opgaven houden rekening met de opgaven in andere sectoren. De principes van nabijheid en de mobiliteitstransitie, vragen dat er samenhang is tussen het programmeren van woningbouwlocaties, voorzieningen en werklocaties en dat goed gekeken wordt naar de bereikbaarheid. Dit werken we samen met Rijk en regio verder uit in drie verstedelijkingsstrategieën voor de drie Dagelijkse Stedelijke Systemen (Stedendriehoek, Twente en Zwolle). Hierbij kijken we ook naar de relatie tussen stad en land en de verhouding tussen de verschillende kernen in het Dagelijks Stedelijk Systeem.

  • Hierbij hanteren we de onderstaande basisuitgangspunten:

    • Aanvullende bovenregionale groei vangen we op in de grote steden Deventer, Zwolle, Enschede, Hengelo en Almelo.

    • Het verdient de voorkeur om te ontwikkelen in de steden en nabij andere goed bereikbare en multimodale knooppunten (zoals de stationsomgevingen uit het programma stationsomgevingen in de regio Zwolle).

    • Voor kernen is altijd ruimte om te bouwen voor de lokale behoefte.

    • Onder voorwaarden kan in de regionale afspraken afgesproken worden dat een kern meer kan bouwen dan de lokale behoefte (zie 6.7 Wonen).

    • Ontwikkelen van de zones direct aangrenzend aan het bebouwde gebied (aan de randen van steden en dorpen) tot zowel poort van de stad, als toegang vanuit de stad naarde groene omgeving.

    • We streven naar zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Mede aan de hand van het Leidende Principe ‘duurzaam omgaan met ruimte en voorraden’.

    • Nieuwbouwontwikkelingen helpen om de opgaven in het bestaande bebouwde gebied in te vullen en te versterken.

    • We streven naar multifunctioneel en multidimensionaal ruimtegebruik op gebieds- en gebouwniveau. We willen meer functiemenging in binnensteden, wijken, buurten, centrumschil, dorpen en bedrijventerreinen.

  • We zetten in de context van de verstedelijkingsstrategieën in op regionale afspraken voor het invullen van de opgaven in wonen,werken, mobiliteit en voorzieningen. We bepalen regelmatig inoverleg met onze partners wat de regionale opgaven zijn en maken met de regio’s afspraken hoe en waar we die invullen. Bijvoorbeeld de afspraken voor wonen en bedrijvigheid.

  • Bij het uitwerken van de verstedelijkingsstrategieën en regionale afspraken, zoals de afspraken voor wonen en bedrijvigheid, vragen we gemeenten naar hun ruimtelijke visie, waarin aandacht is voor de samenhang tussen de opgaven en de wijze waarop de planning van functies bijdraagt aan zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Deze uitwerking kan als basis dienen voor de onderbouwing van de in onze Omgevingsverordening opgenomen Overijsselse principes voor duurzame verstedelijking op planniveau.

6.7 Wonen

Ambitie

Onze ambitie is dat er voor iedereen een passende woning is in de provincie. Dit betekent dat er fors woningen bijgebouwd moeten worden. Daarbij kijken we niet alleen naar de hoeveelheid te bouwen woningen, maar ook naar de juiste doelgroepen in het licht van demografische veranderingen en betaalbaarheid. Bij nieuwbouw willen we kansen benutten om slim te combineren en andere doelen zoals energie-, klimaat- en natuurinclusief bouwen mee te nemen. We zijn zuinig op de beschikbare ruimte en streven naar gebieden met functiemenging en nabijheid van werken, voorzieningen, openbaar vervoer en de groene omgeving voor sport en ontspanning. We zetten hierbij in op het zuinig, zorgvuldig en meervoudig gebruiken van onze ruimte.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Verstedelijking, Werken / Economie, Mobiliteit, Water, Bodem, Klimaat, Energie, Duurzaamheid, Natuur, Landbouw, Gezondheid, Ruimtelijke kwaliteit.

Doelen en opgaven

Europese en Rijksdoelen en opgaven:

  • Tot 2030 zijn in heel Nederland 980.000 nieuwe woningen nodig om de huidige wooncrisis te bezweren. Hiervan moet tweederde betaalbaar zijn (Nationale Bouw- en Woonagenda).

  • Voor de periode daarna zijn bij de voorziene groei van de bevolking nog eens een miljoen extra woningen nodig (contourennotitie Nota Ruimte).

  • De overheid neemt een regierol op hoeveel, waar en voor wie we bouwen. Het gaat onder andere om het bouwen van voldoende betaalbare woningen, met kortere procedures meer vaart makenmet de bouw van woningen, en zorgen voor een eerlijke verdelingwaarbij urgent woningenzoekenden een betere kans krijgen op een passende woning (wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting).

Provinciale doelen en opgaven:

  • De Rijksopgave rond woningbouw heeft geleid tot een tweetal interbestuurlijke woonafspraken voor de regio’s West-Overijssel en Twente (Interbestuurlijke afspraken tussen Rijk-Provincie-Gemeenten). We werken met het Rijk en regiopartners aan de uitvoering van deze afspraken en maken periodiek nieuwe of aanvullende afspraken.

  • De opgave en ambitie voor de periode na 2030 (Rijks-, provinciaal én regionaal) leidt via verstedelijkingsstrategieën tot nieuwe interbestuurlijke afspraken (ambitie rijk-provincie-gemeenten).

  • Naast de kwantitatieve opgave werken we aan een kwalitatieve opgave rondom wonen. Dit gaat om betaalbaarheid, wonen voor iedere doelgroep en zaken als verduurzaming, bereikbaarheid en klimaatadaptatie (interbestuurlijke afspraak rijk-provincie-gemeenten).

  • We hebben als provincie een wettelijke taak voor het houden van toezicht op de huisvesting van statushouders.

Strekking van het beleid

Overijsselse Woonaanpak:

  • We maken periodiek met het Rijk en regiopartners afspraken over de kwalitatieve en kwantitatieve verdeling en realisatie van de woningbouw.

  • We werken vanuit de Overijsselse aanpak samen met gemeenten, markt en corporaties aan het realiseren van de doelen en de gemaakte afspraken.

  • We werken de kaders uit deze Omgevingsvisie uit in een programma Woningbouw / Volkshuisvestelijk programma.

  • Conform de interbestuurlijke afspraken hanteren Overijsselse overheden en partners bij het realiseren van nieuwbouwwoningen de principes van 30% sociale huurwoningen, 40% betaalbare en middenhuur en 30% duurdere koop- en huurwoningen. Deze afspraak geldt op gemeenteniveau. Dit betekent dat gemeenten dit een plek geven in hun totale woningbouwprogrammering, ook in relatie tot de bestaande woningvoorraad. Per project kan een afweging worden gemaakt welk programma passend is. We leggen dit periodiek vast in de woonafspraken met gemeenten.

  • Woningbouw draagt bij aan de regionale opgave rond de huisvesting van ouderen, starters en andere aandachtsgroepen op de woningmarkt.

  • Woningbouwplannen dragen bij aan een toekomstbestendige woningvoorraad.

  • Woningbouw draagt bij aan een gedifferentieerd aanbod aan woonmilieus en leefmilieus.

  • Uitgangspunt bij alle woningbouwplannen is dat de kwaliteit van de woonomgeving voorop staat. Hierbij is de bestaande situatie het vertrekpunt.

  • Nieuwbouwontwikkelingen helpen om de opgaven in het bestaande bebouwde gebied in te vullen.

  • Om sneller meer woningen te kunnen realiseren en te zorgen voor doorstroming, stimuleren we industriële concepten en kunnen er ook flexwoningen gebouwd worden. Flexwonen is meer dan tijdelijk gebruik van locaties. Transformaties van bestaande gebouwen, bestaande voorraad anders gebruiken, inzet van bestaande gebouwen voor een tijdelijke woonfunctie vallen hier bijvoorbeeld ook onder. Inzet van dit beleid is dat dit een tijdelijke oplossing is, waarbij ingezet blijft worden op de bouw van volwaardige woningen.

Duurzame verstedelijking:

De principes van nabijheid en de mobiliteitstransitie vragen dat er samenhang is tussen het programmeren van woningbouwlocaties en nieuwe werklocaties, en dat goed gekeken wordt naar de bereikbaarheid van beide. Zoals beschreven in Paragraaf 6.6 Verstedelijking ligt de basis hiervoor in de verstedelijkingsstrategieën voor de drie Dagelijkse Stedelijke Systemen (Stedendriehoek, Twente en Zwolle). Deze verstedelijkingsstrategieën vormen ook de context van de sectorale afspraken voor bijvoorbeeld wonen en bedrijven.

  • Bij het maken van de verstedelijkingsstrategieën hanteren we de basisuitgangspunten zoals genoemd in paragraaf 6.6 Verstedelijking.

  • We zetten in de context van de verstedelijkingsstrategieën in op sectorale regionale afspraken voor bijvoorbeeld wonen en bedrijvigheid. We bepalen regelmatig samen met onze medeoverheden en partners wat de regionale opgaven zijn en maken met de regio’s afspraken hoe en waar we die invullen. Hierbij kijken we ook naar de balans tussen wonen, werken, voorzieningen en mobiliteit.

  • Voor het ontwikkelen van woningbouwplannen zijn belangrijke uitgangspunten dat:

    • zowel qua ov/publieke mobiliteit als qua ontsluiting via de weg voorzien is; én

    • het plan voldoet aan het beleidsuitgangspunt water en bodem sturend; én

    • er voldoende drinkwater en netcapaciteit beschikbaar is; én

    • er niet onevenredig beslag gelegd wordt op voor landbouw geschikte gronden.

  • Onder voorwaarden kan in de verstedelijkingsstrategieën en de sectorale afspraken voor bijvoorbeeld wonen en bedrijvigheid worden afgesproken zodat een kern meer kan bouwen dan de lokale behoefte, mits:

    • het in de regionale functie een toegevoegde waarde heeft (kwantitatief of kwalitatief).

    • het is een pre als gemeenten hebben nagedacht over de woningbouwprogrammering in de kleine kernen.

  • Woningbouw in de groene omgeving (zoals Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB’s)) is ook onderdeel van de interbestuurlijke woonafspraken. Dit kan, mits:

    • de landbouwfunctie het toestaat.

    • De woningbouw in de groene omgeving bijdraagt aan behoud en versterking van landschap, natuur, cultuurhistorie en andere opgaven in de groene omgeving.

  • Bij nieuwe ontwikkelingen wordt in het ontwerp rekening gehouden met het klimaat, bijvoorbeeld volgens de Maatlat groeneklimaatadaptieve gebouwde omgeving (Externe link: Maatlat groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving - Klimaatadaptatie (klimaatadaptatienederland.nl)).

6.8 Ondernemen, werken, voorzieningen en logistiek

Ambitie

Kansen voor alle inwoners op passend werk met mogelijkheden om zich te ontwikkelen. Inzet op een economische groei die bijdraagt aan bestaanszekerheid, een hoger welvaartsniveau en daarmee aan de brede welvaart van onze inwoners.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Verstedelijking, Wonen, Mobiliteit, Water, Bodem, Klimaat, Energie, Duurzaamheid, Natuur, Landbouw, Recreatie en Vrije tijd, Gezondheid, Ruimtelijke kwaliteit.

Doelen en opgaven

Europese en Rijksdoelen en opgaven:

  • “Bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van zorg der overheid’’ (artikel 19 van de Grondwet).

  • Een volledig circulaire economie in 2050 en een halvering van het primaire grondstoffenverbruik door het bedrijfsleven in 2030 (Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030).

  • In 2050 is ruimtegebruik van 3 procent van ons land nodig voor economie, werk en ondernemen (Nationaal programma Ruimte voor Economie -Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2023).

  • Werken als gezamenlijke overheden en marktpartijen aan een transitie naar duurzamere bedrijvigheid met als doel om een flinke besparing op de uitstoot van CO2 te bereiken (maximale restemissie Overijssel in 2030 van 1,20 Mton) (Nationale Klimaatakkoord 2019).

  • Het creëren van meer Ruimte voor Defensie (voorlopige Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie).

Provinciale doelen en opgaven:

  • Voldoende en toekomstbestendige werklocaties (totale behoefte van ca. 1000 hectare tot 2040) en winkelomgevingen die bijdragen aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat en prettige leefomgeving binnen en buiten stad en dorp.

  • Voor circulaire economie blijven we ons als provincie binnen onze eigen kaders en verantwoordelijkheid bijdragen aan inzetten voor de landelijke doelstellingen.

  • Voldoende ontwikkelingskansen voor circulariteit, digitalisering, innovatie, onderwijs en arbeidsmarkt.

  • Specifiek aandacht voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) inclusief familiebedrijven, de motoren van onze economie.

  • Specifieke aandacht voor de logistiek als belangrijke factor in onze economie.

Strekking van het beleid

Ruimte voor economie:

  • Vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik willen we behoud van het bestaande areaal werklocaties en huidige milieucategorieën. Het uitgangspunt is inbreiding gaat voor uitbreiding bij de ontwikkeling van nieuw aanbod bedrijventerrein:

    • Door beter benutten en herontwikkeling ontstaat extra bedrijfsruimte op bestaande werklocaties.

    • Als na onderzoek blijkt dat inbreiding niet mogelijk is, dan is uitbreiding van nieuw bedrijventerrein in overeenstemming met de programmeringsafspraken mogelijk.

    • Dit betekent dat uitbreiding voor eigen behoefte (lokaal/regionaal mkb) mogelijk is mits kwantitatief en kwalitatief onderbouwd conform de programmeringsafspraken.

    • Op bestaande en nieuwe locaties vragen we in de planontwikkeling inzet op intensief ruimtegebruik (meerlaags bouwen en functiestapeling), duurzame energie, klimaatadaptatie (water/bodem), circulaire economie, duurzame ruimtelijke inpassing (groene omlijsting) en landschappelijke kwaliteit.

    • We sturen op behoud van bedrijventerreinen met hogere milieucategorieën (3, 4, 5) omdat dit type bedrijventerrein nodig is voor ruimte voor circulaire economie en energietransitie.oVoor milieucategorie 1,2 bedrijven zien we kansen voor functiemenging van wonen en werken op binnenstedelijke woon-werklocaties.

    • De Herstructureringsmaatschappij Overijssel (HMO) werkt aan de herstructurering en vitalisering van bedrijventerreinen en werklocaties om leegstand te voorkomen.

  • In de bedrijventerreinprogrammering zetten we in op balans invraag en aanbod met kwantitatieve en kwalitatieve afspraken (zie voor nadere uitwerking de Programmeringsafspraken Bedrijventerreinen regio’s West Overijssel en Twente 2023-2027):

    • Adaptief programmeren; de gemeenten dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het evenwicht in vraag en aanbod en spelen flexibel in op veranderende marktomstandigheden en nieuwe initiatieven.

    • De programmeringsafspraken zijn gebaseerd op beleidsneutrale ramingen. Dit betekent dat de extra benodigde ruimte als gevolg van onder andere de energie-, voedsel- en circulaire transitie én de extra ambities uit de verstedelijkingsstrategieën nog niet kwantitatief bekend is en daarmee nog niet in de ramingen zit.

    • Kwaliteitsambities: streven naar toekomstbestendige bedrijventerreinen op de thema’s bodem en water, circulair bouwen, gezonde en groene leefomgeving, duurzame energie, zorgvuldig en intensief ruimtegebruik, organisatiegraad, huisvestiging arbeidsmigranten, vrachtwagenparkeren entegengaan van congestie.Met deze aspecten zetten we in op een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen.

  • Voor iedere DSS-regio (Stedendriehoek, Twente, Zwolle) zijn de ruimtelijk economische bouwstenen (REB) het kader voor het regionaal economisch profiel van de bedrijventerreinen voor de toekomst (met name voor de terreinen met grote kavels) en innovatieomgevingen. Ook vormen deze REB’s input voor de verstedelijkingsstrategieën en het Ruimtelijk Voorstel.

Toekomstbestendige werklocaties:

Bedrijventerreinen:

  • Op de ruim 300 bedrijventerreinen zijn circa 13.200 bedrijven gevestigd (12,7% van de vestigingen); zij vertegenwoordigen 35% van de werkgelegenheid (Nederland 30%). Het ruimtebeslag van de Overijsselse bedrijventerreinen is 2% (landelijk 2,5%). Op deze bedrijventerreinen gaat het vooral om mkb bedrijvigheid. Bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen:

    • Werken we mee aan grootschalige nieuwe bedrijventerreinen voor kavelgrootte > 3 ha als de regionale meerwaarde (zie Landelijke Handreiking (regionale) meerwaarde - Externe link: https://www.ipo.nl/media/2vtgtqfn/handreiking-regionale-meerwaarde_stec-groep.pdf) is aangetoond (ja, mits).

    • Werken we niet mee aan nieuwe bedrijventerreinen voor datacentra > 5 ha, tenzij de regionale meerwaarde is aangetoond (nee, tenzij).

    • Hanteren we ‘clustering’ als uitgangspunt voor nieuwe regionale bedrijventerreinen in bebouwd gebied gelegen aan de corridors A1/A35 en A28.

    • Werken we mee aan nieuwe bedrijventerreinen voor regionale en lokale ruimtevraag voor kavelgrootte < 3 ha als de actuele marktvraag is aangetoond en herontwikkeling van bestaande locaties is uitgesloten.

    • Voegen we aanbod haventerrein toe op basis van de toenemende vraag naar watergebonden kavels door herontwikkeling en beter benutten van de bestaande havens, juiste bedrijf op de juiste plek.

Topwerklocaties:

  • Topwerklocaties zijn werklocaties met bijzondere vestigingscondities voor bedrijven die zich richten op een (inter)nationaal verzorgingsgebied en een stuwende functie hebben voor de regionale economie. We zetten in op de (door)ontwikkeling van enkele onderscheidende topwerklocaties waar een bijzonder ondernemersklimaat geboden wordt door de koppeling van topsectorbedrijven en/of universiteit/kennisinstelling (Triple Helix).

Kantoren:

  • De werklocaties voor kantoren bieden een gevarieerd aanbod van zelfstandige kantoren, passend bij de huidige marktvraag. Aangezien er al een ruime voorraad aan kantoren beschikbaar is, ligt de focus op het optimaal benutten van deze bestaande locaties. Indien er vanuit de huidige voorraad niet volledig in specifieke behoeften kan worden voorzien, wordt er wel actief gekeken naar de mogelijkheid om nieuwe kantoren en kantoorconcepten te ontwikkelen. Dit alleen mits er elders capaciteit wordt verminderd of getransformeerd. Zo wordt een evenwichtige en toekomstgerichte groei van de kantorenmarkt gestimuleerd.

Stationsomgevingen/ innovatieclusters:

  • De binnenstedelijke stationsomgevingen zien we als dynamische werklocaties waar verschillende functies samen komen. Vaak is dit een gebied met een aantrekkelijke werk- en leefomgeving voor innovatieve en creatieve startups en scale-ups die zorgen voor economische groei. Dankzij de slimme samenwerking tussen ondernemers, onderwijs en onderzoek leidt kennisuitwisseling hier tot nieuwe technologische ontwikkeling en ontstaan innovatieclusters. Met name in de stationsomgevingen van de grote steden Enschede, Zwolle, Deventer, Almelo en Hengelo zien we ruimte voor publieks- en arbeidsintensieve bedrijven, onderwijs en voorzieningen.

Detailhandel en voorzieningen:

  • Binnensteden vormen het hart van Overijsselse steden en regionale centra. Bundeling van detailhandelsvoorzieningen in kernwinkelgebieden (binnensteden en buurt- en wijkwinkelcentra) zorgt voor aantrekkelijke winkelomgevingen en is belangrijk voor de aantrekkingskracht van binnensteden als woon/werklocaties en recreatieve bestemmingen.

  • Bij specifiek grootschalige detailhandel gaat het om winkels met zeer groot vloeroppervlak. Die ruimte is nodig voor het grote assortiment dat om veel ruimte vraagt en niet voor de omvang van de goederen, zoals bij volumineuze detailhandel. Het soort goederen in de grootschalige detailhandel past op zichzelf heel goed binnen een kernwinkelgebied. Het is daarom alleen bij hoge uitzondering dat de provincie meewerkt aan de vestiging van dit type detailhandel op perifere locaties. Op perifere locaties kan grootschalige detailhandel een ongewenste concurrentie opleveren voor de kernwinkelgebieden. Door de forse omvang van de winkel is grootschalige detailhandel echter niet altijd goed in te passen in een kernwinkelgebied. Bij uitzondering kan dit type grootschalige detailhandel worden toegestaan buiten het kernwinkelgebied, maar dan alleen bij grote kernen. Het aanbod van grootschalige detailhandel is namelijk gericht op een (boven)regionaal verzorgingsgebied. Regionale voorzieningen horen op grond van het principe van concentratie thuis in kernen met een bovenregionale verzorgingsfunctie. De binnensteden van grote kernen kunnen meestal de concurrentie van grootschalige detailhandel op een perifere locatie wel hebben.

  • We stimuleren (tijdelijk) zorgvuldig gebruik met passende toekomstbestendige functies van vrijkomende winkelpanden en leegstaand cultureel erfgoed in binnensteden en centra van dorpskernen.

  • We stimuleren functiemenging op (binnenstedelijke) werklocaties door (creatieve) bedrijvigheid samen te laten gaan met horeca, sporten, cultuur, ontmoeting, vrijetijdsbesteding en onderwijs.

Circulaire economie, digitalisering en innovatie, mkb, familiebedrijven en onderwijs en arbeidsmarkt:

  • We werken aan de transitie naar een circulaire economie in Overijssel. Dit doen we langs de lijnen van de Regionale Transitieagenda’s (RTA’s) voor Kunststof, Textiel, Bouw, Infra, Maakindustrie en Biomassa & Voedsel die we in 2019 met de 3-O netwerken hebben gemaakt.

  • In huidige prognoses voor bedrijventerreinen is de additionele ruimtevraag voor de circulaire economie nog niet opgenomen. In overleg met onze partners verkennen we deze ruimtevraag naar een circulaire economie (productie, logistiek, opslagruimte) en sturen we op (toekomstig) ruimtebeslag.

  • Onze Overijsselse economie bestaat voor het overgrote deel uit mkb dat zorgt voor 60% van de werkgelegenheid in onze provincie. We ondersteunen het mkb om te innoveren (digitaal, duurzaam etc.).

  • Overijssel telt 28.300 familiebedrijven (CBS, 2022), 63% van het totaal aantal bedrijven. We willen deze familiebedrijven met kennis en subsidies helpen met vraagstukken rondom familie (opvolging etc.).

  • In het kader van ons arbeidsmarktbeleid zetten we erop in dat onze provincie beschikt over voldoende deskundige vakmensen en kenniswerkers voor de grote transitieopgaven en in de vitale sectoren techniek, zorg en onderwijs. Randvoorwaarde voor voldoende deskundige vakmensen en kenniswerkers is dat we een goede, gezonde leefomgeving en een aantrekkelijk woon- en werkklimaat hebben.

Logistiek:

  • Logistiek is de versterkende factor voor de regionale economie. Onmisbaar in een ecosysteem waarin productie, opslag,goederenvervoer en afzetmarkt eengeoliede keten vormen. Met de netwerkorganisatie Logistics Overijssel richten we ons op voldoende ruimte & bereikbaarheid, international business, duurzaamheid & circulaire economie en kennis, onderwijs & arbeidsmarkt. In de uitvoering van onze visie en werkplan werken we samen met Port of Zwolle, Port of Twente en Port of Deventer.

  • Voor een goed vestigingsklimaat van logistieke bedrijven of productiebedrijven positioneren we deze op locaties waar een goede ontsluiting voor hun goederenvervoer via de internationale verbindingen en waterwegen is te realiseren. Bijvoorbeeld op XL Business Park Twente, Hessenpoort in Zwolle of bedrijvenpark A1 in Deventer.

  • We zien met name in onze havens kansen voor de transitie naar een circulaire economie. De toenemende vraag naar havengebruik, op- en overslag via water, vraagt sturing op huisvesting van watergebonden bedrijvigheid aan het water. We gaan zuinig om met de voorraad van watergebonden kavels door deze te behouden voor watergebonden bedrijven.

Defensie:

  • Vanuit het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) brengt het Rijk de (ruimte)behoefte in kaart. In overleg met het Rijk zetten wij in opkoppelkansen in onze provincie, zowel economisch als ruimtelijk. Bij de ruimtelijke afweging nemen we expliciet de belangen van het bestaande gebruik en andere (toekomstige) ruimtewensen mee. De insteek is om investeringen van het Rijk te koppelen aan provinciale opgaven op het gebied van ruimte, werkgelegenheid, onderwijs, multimodaal vervoer en natuur. Bij de vaststelling van de voorlopige Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie door het Rijk zijn ook de voorkeurslocaties voorzien.

6.9 Goede Bereikbaarheid

Ambitie

We hebben de ambitie de bereikbaarheid te verbeteren voor al onze inwoners - ongeacht leeftijd, inkomen of lichamelijke beperking - zodat bereikbaarheid geen beperking vormt om deel te nemen aan de maatschappij. Deze ambitie geldt ook voor logistiek en goederen, essentieel voor onze economische ontwikkeling.Tegelijkertijd willen we met betere bereikbaarheid ruimte bieden aan leefbare steden en dorpen, de verstedelijkingsopgave en bijdragen aan duurzame economische ontwikkeling, de energietransitie, de gezondheid van onze inwoners en natuur en sociale verbondenheid.Voorop staat dat onze bereikbaarheid veilig georganiseerd moet zijn, voor zowel de gebruiker, medeweggebruiker als omstander. Dat doen we door de autoafhankelijkheid te verkleinen en door het stimuleren van de mobiliteitstransitie. Daarbij zetten we in op bereikbaarheid met nabijheid en op minder, andere en schonere mobiliteit.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Verstedelijking, Werken en Economie, Duurzaamheid, Gezondheid, Energie, Klimaat, Natuur, Sociale kwaliteit.

Doelen en opgaven

Europese en Rijksdoelen en opgaven:

  • Goede bereikbaarheid is afhankelijk van veel variabelen en keuzes en daarom niet in één getal uit te drukken. We ontwikkelen daarom in afstemming met de rijksoverheid een “streefwaarde bereikbaarheid”, een kwalitatieve en kwantitatieve maatstaf voor goede bereikbaarheid, op basis waarvan we investeringen in de bereikbaarheid onderbouwen. Hierbij zoeken we afstemming met het ‘bereikbaarheidspeil’, zoals dit door het Rijk wordt gedefinieerd.

  • In het nationale klimaatakkoord (2019) hebben we als gezamenlijke overheden en marktpartijen afgesproken te werken aan een transitie naar duurzamere mobiliteit met als doel een flinke besparing op de uitstoot van CO2 (maximale rest-emissie 2030 Overijssel van 1,48 Mton). In het klimaatakkoord wordt daartoe de “trias mobilica” gehanteerd, bestaande uit de elementen minder mobiliteit, andere mobiliteit en schonere mobiliteit. Ook binnen Europa is er vanuit de “Green Deal” veel aandacht voor duurzame mobiliteit (Klimaatakkoord, Green Deal).

  • Op het gebied van verkeersveiligheid is landelijk afgesproken te streven naar nul slachtoffers. Dat betekent dat veel aandacht gegeven moet worden aan de verkeersveiligheid binnen de mobiliteitstransitie naar betere bereikbaarheid en duurzaamheid. Het is een bestuurlijke afweging om keuzes te maken over de balans tussen bereikbaarheid, duurzaamheid en verkeersveiligheid. Hierbij is ons uitgangspunt dat de aanpassing moet bijdragen aan het verlagen van risicofactoren op het gebied van verkeersveiligheid (Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030).

Provinciale doelen en opgaven:

  • De provinciale doelen en opgaven zijn afgeleid van de Europese en nationale doelen en opgaven, vertaald naar de provinciale schaal. We hanteren hiervoor de provinciale doelen (in deze volgorde): Verkeersveiligheid, Goede bereikbaarheid en Duurzaamheid.

  • In goede afstemming met rijksoverheid en gemeenten is de provincie verantwoordelijk voor de regionale mobiliteit. Daarbij spelen twee belangrijke opgaven:

    • Provinciale infrastructuur: De provincie is wettelijk verantwoordelijk voor de instandhouding van de provinciale (vaar)weginfrastructuur inclusief alle daarbij behorende kunstwerken en objecten. Het Beheerplan Infrastructurele Kapitaalgoederen (BIK) legt alle werkzaamheden vast die nodig zijn om de infrastructuur op het gewenste kwaliteitsniveau in stand te houden. Deze werkzaamheden worden bepaald aan de hand van technische toestand en geldende wet- en regelgeving. Het BIK wordt vastgelegd in provinciale besluiten.Voor Rijkswegen en het spoor ligt deze verantwoordelijkheid bij het Rijk. De knelpunten in Overijssel liggen ten dele op provinciale infrastructuur en grotendeels op Rijksinfrastructuur, ook bij maximaal inzetten op de mobiliteitstransitie. De capaciteit van de hoofdinfrastructuur (weg en spoor) staat onder druk, vooral rondom de steden en op de corridor Zwolle-Twente. Daar zijn deels (inter)bestuurlijke afspraken met de rijksoverheid over gemaakt (bijvoorbeeld N35), en deels zijn we nog in gesprek met het Rijk (bijvoorbeeld elektrificatie van onze nog resterende diesel-spoorlijnen). We zijn bereid te investeren in Rijksinfrastructuur, aangezien dit cruciaal is voor de Overijsselse bereikbaarheid.

    • Regionaal openbaar vervoer (ov): De provincie is wettelijk verantwoordelijk voor het regionale ov (bus en trein). De eisen die aan het regionale ov worden gesteld zijn in een Nota van Uitgangspunten en concessies vastgelegd in provinciale besluiten. De bereikbaarheid van het platteland willen we verbeteren door enerzijds snel en verbindend ov, zowel trein als bus. Anderzijds door voorzieningen geclusterd terug te brengen naar het platteland op goed bereikbare plekken (hubs). Waarbij verschillende vormen van vervoer (privaat, particulier en publiek) goed op elkaar aansluiten. Bij publiek vervoer zorgen we voor passende oplossingen: lijnbussen op plekken en tijden met veel reizigers, kleinere flexibele mobiliteitsdiensten op plekken en tijden met weinig reizigers.

Strekking van het beleid

Verkeersveiligheid:

  • Om onze (inter)nationale ambities en doelen –een structurele daling van het jaarlijks aantal verkeersslachtoffers te realiseren, zijn diverse maatregelen nodig. Naast infrastructurele en technologische maatregelen om de verkeersveiligheid teverbeteren,zijn ook gedragsverandering en bewustwording van belang. Ook kan het STOMP-principe hier een bijdrage aan leveren.

  • Een zelfstandig programma om de verkeersveiligheid te verbeteren werkt onvoldoende om tot een structurele daling van het aantal verkeersslachtoffers te komen. Verkeersveiligheid moet nog beter worden meegenomen in alle facetten van ons beleid en dat van onze medeoverheden. Uitgangspunt is dat we ontwikkelingen in de netwerken en ruimtelijke ordening aangrijpen om de verkeers-veiligheid te verbeteren, en eventueel nieuwe risico’s te verkleinen of te voorkomen.

Goede bereikbaarheid:

  • Goede bereikbaarheid is afhankelijk van veel variabelen en keuzes en daarom niet in één getal uit te drukken. We ontwikkelen daarom, in aansluiting op de rijksoverheid, een “streefwaarde bereikbaarheid”, een kwalitatieve en kwantitatieve maatstaf voor goede bereikbaarheid. Deze norm kan overigens ook uit meerdere “subnormen” bestaan o.a. afhankelijk van het type bestemming/voorziening, het gebiedstype, de vervoerswijze en/of het type reiziger. De streefwaarde helpt ons bij het maken en onderbouwen van keuzes.

  • We verbeteren bereikbaarheid allereerst door goede ruimtelijke ordening, waardoor afstanden tussen wonen, voorzieningen en werken worden verkort. De verstedelijkingsopgave benutten we hierbij.

  • Door op een andere manier gebruik te maken van mobiliteit, verbeteren we bereikbaarheid. Hiervoor hanteren we het STOMP-principe (zie ook onder duurzame mobiliteit). Dit komt ook ten goede aan de leefbaarheid van onze provincie.

  • Voor een goede bereikbaarheid is het noodzakelijk om de basis van de de infrastructuur de basis op orde te houden/brengen, waarmee de betrouwbaarheid, doorstroming en snelheid worden verbeterd. Dit betekent dat de diverse infrastructurele netwerken goed op elkaar moeten aansluiten en eventuele ontbrekende verbindingen en knelpunten moeten worden opgelost. Dit geldt zowel voor weg, water als spoor en in internationale, nationale, regionale en lokale netwerken. Het onderhoud moet op orde zijn en de capaciteitvoldoende om de verkeersbewegingen (zowel personen- als goederenvervoer) te kunnen faciliteren. Daarnaast gaat het ook om het beter benutten van wat we al hebben, onder andere door het spreiden van verkeersbewegingen in tijd en locatie.

  • Om een goede bereikbaarheid te waarborgen is het cruciaal om het lokale en regionale wegverkeer in het Dagelijkse Stedelijke Systeem zoveel mogelijk te scheiden van het (inter)nationale verkeer op de hoofdinfrastructuur/corridors. De capaciteitsproblemen ontstaan immers vooral rondom de steden. Het provinciale en stedelijke hoofdwegennet en het nog vorm te geven publieke mobiliteitssysteem vormen een systeem waarbij publieke mobiliteit de ruggengraat is in het DSS en die geïntegreerd is met private en zakelijke mobiliteit. Aanvullend op deze netwerken is maatwerk mogelijk om de “first en last mile” (“eerste en laatste kilometer”) van en naar deze verbindende netwerken te optimaliseren voor de reiziger.

Duurzame mobiliteit:

  • Duurzame mobiliteit richt zich op schonere mobiliteit (zero emissie), maar ook op minder en ander gebruik van mobiliteit. Een uitgangspunt hierbij is het STOMP-principe. Dat houdt in dat de voorkeursvolgorde van personenverplaatsingen is: Stappen, Trappen, OV, Mobiliteitsdiensten, Privéauto. Om actieve mobiliteit (fietsen en lopen) mogelijk te maken is nabijheid van voorzieningen/bestemmingen cruciaal. Daar waar regulier lijngebonden ov geen haalbare oplossing is, kan in samenspraak met betrokkenen gezocht worden naar betere mobiliteitsoplossingen. Gemeenten kiezen steeds vaker voor leefbare centra, waardoor ruimte voor autoparkeren vaak wordt ingewisseld voor fietsparkeren, groen en andere functies. Wij ondersteunen gemeenten met de realisatie van (ook logistieke) hubs rondom centra en wijken, in stadsranden en op grotere afstand van de steden en werken mee aan goede vormen van alternatief vervoer. Daarbij zetten we in op het clusteren van tank-en elektrische laadinfrastructuur, waar mogelijk in combinatie met beveiligde truckparkings.

Goederenvervoer:

  • We willen minder situaties met veel vrachtverkeer over lokale en minder geschikte regionale wegen, vanwege de leefbaarheid, geluidshinder en verkeersveiligheid. Wij stimuleren de verandering van vervoerswijze, de zogenoemde ‘modal shift’, van weg naar water en spoor en daar waar mogelijk naar buisleidingen.

  • We zetten in op blijvende bevaarbaarheid van de IJssel, het Twentekanaal en kanaal Almelo-De Haandrik. De bevaarbaarheid staat op de lange termijn onder druk vanwege klimaatverandering.

  • Voor het nu al drukke spoornet geldt dat wij oog hebben voor en rekening houden met tegenstrijdige belangen, zoals de capaciteitsvraag en -ambitie van personenvervoer, woningbouwambities in spoorzones en de veiligheid en leefbaarheid van onze inwoners langs het spoor, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van een railterminal. Dit heeft een sterke relatie met de Goederencorridor Noordoost Europa (GNOE).

  • De capaciteitsvraag van goederenvervoer over de weg richt zich op de hoofdwegen. Voor vrachtwagenparkeren langs de hoofdwegen zoeken we locaties bij voorkeur nabij economische centra, waar voldoende voorzieningen en veiligheid gewaarborgd kunnen worden.

  • Door het maken van logistieke hubs rondom de stad willen we goederenstromen bundelen en zo bijdragen aan zero-emissie in de binnensteden. Van hieruit is distributie met emissieloze voertuigen mogelijk.

Luchtvaartlocaties:

  • We willen bestaande luchtvaartlocaties optimaal benutten. We onderscheiden twee categorieën voor terreinen voor het opstijgen en landen van luchtvaartuigen (vliegtuigen, helikopters, zweefvliegtuigen, paramotorvliegers):

    • Terreinen met structureel gebruik (meer dan 12 dagen per jaar); Dit betreft met name ziekenhuizen en Vliegveld Twente;

      Regels hiervoor leggen we vast met luchthavenbesluiten en luchthavenregelingen. Voor het Vliegveld Twente hebben we ook de gebiedsvisie Technology Base Twente vastgesteld (bijlage 7). Nieuwe helikopterlandingsplaatsen bij ziekenhuizen en andere hulpverleningsinstellingen zijn mogelijk. Bij bedrijventerreinen zijn ze mogelijk als de economische meerwaarde is aangetoond en er geen sprake is van onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving. Overige helikopterlandingsplaatsen staan we niet toe.

    • Incidentele locaties (12 dagen of minder per jaar); Deze zijn onder voorwaarden mogelijk mits het goed samengaat met belangen uit de omgeving rondom bijvoorbeeld natuur. Hiervoor is een TUG-ontheffing nodig. Aanvragen om een TUG-ontheffing worden getoetst op grond van de Wet Luchtvaart en aan de beleidsregel Tijdelijk en Uitzonderlijk Gebruik (TUG)-ontheffingen.

6.10 Vrije tijd, recreatie en toerisme (vrijetijdseconomie)

Ambitie

Het behouden en versterken van de vrijetijdseconomie binnen onze provincie. We zetten daarbij in op kwaliteit, nieuwe producten, voldoende ruimte voor de sector en spreiding van gasten (inwoners en bezoekers) in ruimte en tijd. Als randvoorwaarden hierbij gelden: een goede bereikbaarheid, voldoende faciliteiten voor wandelen en fietsen en een gastvrije sector. We willen dat recreatie en toerisme integraal in diverse gebiedsontwikkelingen en -processen wordt meegenomen, omdat dit van meerwaarde is voor de recreatiebehoefte van de eigen inwoners en de toeristische gasten die we jaarlijks in Overijssel ontvangen.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Werken en Economie, Verstedelijking, Mobiliteit, Water, Bodem, Klimaat, Energie, Cultureel erfgoed, Natuur, Landbouw, Sociale kwaliteit, Ruimtelijke kwaliteit, Gezondheid.

Doelen en opgaven

Europese en Rijksdoelen en opgaven:

  • Het scheppen van voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding (Grondwet artikel 22 lid 3).

  • Het Nationaal Bureau voor Toerisme en Congressen voorspelt dat er in 2030 ongeveer 29 miljoen inkomende verblijfbezoekers zijn. Dat is een groei van maar liefst 60%. Zet de groei van de afgelopen jaren exponentieel door, dan kan dit aantal in 2030 oplopen tot maar liefst 42 miljoen. Dit is exclusief het binnenlands toerisme. Het spreiden van bezoekers en inwoners in ruimte en tijd is daarmee een nationale opgave (Actieagenda Perspectief 2030 – Bestemming Nederland – NBTC, 2019).

  • Op nationaal niveau is in de afgelopen eeuw de groene recreatieruimte (parken en plantsoenen, dagrecreatieve terreinen, bossen, natte en droge natuurlijke terreinen) met 80% afgenomen. Dit terwijl de bevolking exponentieel gegroeid is en ook verder zal groeien de komende jaren tot aan 2050. De landelijke opgave voor extra groene recreatieruimte in 2050 bedraagt 62.800 hectare. Dit vraagt om meer natuurgebied, meer recreatiegebied en routes en meer groen en recreatieruimte in bebouwd gebied (Externe link: Meer ruimte voor recreatie – Verkenning nationaal toekomstig recreatietekort – ANWB, 2023).

Provinciale doelen en opgaven

Strekking van het beleid

Vrijetijdslandschappen (de bedrijfsomgeving):

  • Er is geen uniforme definitie voor het begrip Vrijetijdslandschappen. Het zijn karaktervolle plekken om te wonen, te werken en om vrije tijd door te brengen. Er komen verschillende functies samen die elkaar versterken; natuur, landschap, (agrarische) cultuur, erfgoed, wonen, werken en recreëren. Er gaat geen planologisch regime uit van dergelijke landschappen. De omgevingskwaliteit is er hoog. Het zijn plekken die mensen een rijkheid aan belevingen bieden, waar bezoekers van heinde en verre naar toe komen en voor terug komen, en die tegelijkertijd voorzien in de behoeften van de toenemende recreatiebehoefte van bewoners en gebruikers. Ook is er ruimte voor ondernemersinitiatieven, voor concepten die elkaar aanvullen en voor projecten die leiden tot een optimale belevingskwaliteit en bedrijfsmatige vitaliteit. De balans tussen toerisme, recreatie en leefbaarheid (bestemmingsmanagement) staat centraal in deze omgevingen.

  • We zetten waar mogelijk in op het integraal meenemen van recreatie en toerisme in de diverse gebiedsontwikkelingen en -processen die de komende jaren op het programma staan. Zo werken we aan vrijetijdslandschappen. Deze extra ruimte voor recreatie en toerisme is nodig gelet op de verwachte groei in het aantal inwoners en bezoekers aan onze provincie.

  • We gebruiken de zes ontwikkelprincipes uit de ruimtescan (zie Externe link: https://storymaps.arcgis.com/collections/441ded75ba7d4bfba3948e62ab860690) door Bureau Buiten als vertrekpunt om deze integratie te borgen. Deze ontwikkelprincipes zijn: spreiding en geleiding, slimme mobiliteit, ondernemerschap, groenblauwe verbindingen, erfgoed en korte ketens.

  • We zetten in op het spreiden van bezoekers en inwoners in ruimte en tijd zodat de lusten en lasten van vrije tijd, recreatie en toerisme in balans zijn. Dit doen we samen met regionale partners waarin ruimte is voor maatwerk binnen een sub-regionale aanpak.

  • Routestructuren voor varen, wandelen, fietsen en ruiters zijn van groot belang voor de recreatiebehoefte van eigen inwoners en die van inkomende gasten. Vanaf 2013 ligt het beheer en onderhoud van routestructuren bij gemeenten. Wel bekijken we hoe het thema routestructuren kan integreren met opgaven voor infrastructuur, wonen en de groene omgeving.

Ontwikkeling van de vrijetijdssector

  • We zetten in op een groene, digitale en toegankelijke ontwikkeling van de vrijetijdssector.

  • We zien, onder bepaalde voorwaarden, kansen voor een recreatieve/toeristische invulling van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met bijbehorende erven en gronden.

Nieuw aanbod voor nieuwe gasten

  • We ontwikkelen in overleg met partners nieuw aanbod voor nieuwe gasten door met partners arrangementen en producten in het bebouwde gebied en de groene omgeving te ontwikkelen.

6.11 Milieu en gezondheid

Ambitie

Onze ambitie is dat onze inwoners, ondernemers en bezoekers kunnen wonen, werken, recreëren en leven in een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. De kwaliteit van het milieu is daarbij een belangrijke factor.

We hechten grote waarde aan een gezonde en veilige fysieke leefomgeving voor onze inwoners en bezoekers. We willen de milieukwaliteit verbeteren en gezondheidswinst realiseren. Een gezonde, schone en veilige leefomgeving is geen luxe; het is een noodzaak voor het welbevinden en het is daarnaast een fundament onder een duurzame economie en een biodiverse natuur die tegen een stootje kan.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Water, Bodem, Klimaat, Energie, Verstedelijking, Mobiliteit, Werken / Economie, Natuur, Landschap, Landbouw, Duurzaamheid.

Doelen en opgaven

Europese en Rijksdoelen en opgaven:

  • Meewerken aan het behalen van de doelen die zijn gericht op klimaat- en milieudoelstellingen uit de Green Deal, de transitie naar een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte, schone en circulaire economie, het terugdringen van de vervuiling en het herstel van de biodiversiteit (EU Milieuactieprogramma MAP 8 2021-2030).

  • Realiseren van een goede leefomgeving. Het waarborgen en bevorderen van een veilige, schone en gezonde fysieke leefomgeving. Het realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie. En het bevorderen van een duurzameontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen vande fysieke leefomgeving. (Nationale Omgevingsvisie).

  • De Europese Unie (EU) heeft grenswaarden en streefwaarden voor stoffen in de lucht vastgesteld. EU-lidstaten mogen de grenswaarden niet overschrijden (Normen luchtkwaliteit | Luchtkwaliteit | Rijksoverheid.nl - Externe link: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/luchtkwaliteit/normen-luchtkwaliteit).

  • Het realiseren van een gezondheidswinst van minimaal 50 procent in 2030 ten opzichte van 2016 (Nationale Schone Lucht Akkoord / SLA).

  • De verbetering van de luchtkwaliteit moet zorgen voor 55% minder sterfgevallen als gevolg van luchtverontreiniging en verontreiniging die een bedreiging voor de biodiversiteit vormt, moet met 25% worden teruggebracht (Europese Zero Pollution Action Plan).

  • De blootstelling aan omgevingslawaai voorkomen of verminderen (Europese Richtlijn omgevingslawaai (Richtlijn 2002/49/EN)).

  • Andere regels op het gebied van geluidhinder en omgevingslawaai richten zich op de bronnen van geluidshinder; zo zijn er onder andere geluidslimieten voor motorvoertuigen (Verordening Nr.540/2014 van het Europees Parlement en de Raad) en voor materieel gebruik buitenshuis, zoals betonbrekers en trilhamers (Richtlijn 2000/14/EG).

  • Chronische hinder door verkeerslawaai moet met 30% verminderd worden in 2030 (Zero Pollution Action Plan).

  • De EU-wetgeving over chemische stoffen moet waarborgen dat chemische stoffen worden geproduceerd en gebruikt op een wijze waarmee eventuele significante nadelige effecten op de menselijke gezondheid en het milieu zo veel mogelijk worden beperkt. Als onderdeel van de EU-doelstelling om de verontreiniging terug te brengen naar nul heeft de Europese Commissie op 14 oktober 2020 de strategie voor duurzame chemische stoffen gepubliceerd. De strategie is erop gericht de bescherming van burgers en het milieu te verbeteren en de innovatie voor veilige en duurzame chemische stoffen te bevorderen(Strategie voor duurzame chemische stoffen – ECHA).

  • Op basis van Europese doelstellingen moeten Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) en pZZS (potentieel ZZS) in 2030 zijn gehalveerd t.o.v. 2023.

  • De Kaderrichtlijn afvalstoffen (KRA; 2008/98/EG), de Richtlijn Verpakkingsafval en de Richtlijn Storten vormen de basis van de EU-wetgeving op het gebied van afvalstoffen. Lidstaten zijn verplicht deze richtlijnen uit te werken in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). Voor het verminderen van schadelijke milieueffecten is ook een goede nazorg van stortplaatsen van belang (Kaderrichtlijn afvalstoffen, Richtlijn Verpakkingsafval, Richtlijn Storten).

  • In 2030 moet de afvalproductie aanzienlijk verminderd zijn; de hoeveelheid stedelijk afval moet met 50% worden teruggedrongen (Zero Pollution Action Plan).

  • Verbetering van waterkwaliteit door tot 50% minder afval op zee en 30% minder microplastic in het milieu. Voor de kwaliteit van de bodem gaat het om een verbetering van het verlies van nutriënten en gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen met 50% terug te dringen (Zero Pollution Action Plan).

  • In 2030 50% minder niet-hernieuwbare grondstoffen gebruiken en het in 2050 hebben van een volledig circulaire economie (Nationale Grondstoffenakkoord).

Provinciale doelen en opgaven:

Er is een groeiend besef dat de leefomgeving invloed heeft op de gezondheid. De maatschappelijke zorgen hierover en de vraag om ingrijpen door de overheid nemen toe. De bestaande wettelijke normen staan onder druk en er is meer aandacht voor opstapeling van (bronnen) van milieuhinder. Nationaal en internationaal is er sprake van aanscherping van doelen en eisen. Daarom blijven wij als provincie investeren in een gezonde en veilige leefomgeving. We zetten in op het op orde hebben van de (basis)milieucondities, waarbij negatieve milieueffecten en -kosten niet afgeschoven worden op toekomstige generaties of andere gebieden. Voor de lange termijn richten we ons op de in Europees verband afgesproken ambitie om in 2050 alle milieuverontreinigingen voor lucht, bodem en water te hebben teruggebracht tot een niveau dat niet schadelijk is voor mens en natuur.

Strekking van het beleid

Om de milieukwaliteit te verbeteren en gezondheidswinst voor onze inwoners te realiseren zetten we in op een aantal prioritaire thema's waar we als provincie de meeste gezondheidswinst kunnen halen en waar we ook daadwerkelijk impact kunnen hebben:

  • De luchtkwaliteit in Overijssel voldoet in 2030 aan de luchtkwaliteitseisen. We streven naar het voldoen aan ten minste de WHO-advieswaarde (2021) voor fijn stof en stikstof(oxide). Overeenkomstig het SLA realiseren we (daarmee) minimaal 50% gezondheidswinst t.o.v. 2016.

  • Het voorkomen van verdere toename van de geluidbelasting, tegengaan van overlast door cumulatie van bronnen en een daling van het aantal geluidgehinderden in Overijssel.

  • Omgevingsveiligheid/ externe veiligheid: voorkomen van nieuwe saneringssituaties door gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast het reguleren van externe veiligheidsrisico's van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg door ons provinciaal routering netwerk gevaarlijke stoffen aan te sluiten op het landelijke basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Dit landelijke basisnet routes voor snelwegen, autowegen, spoor en wateren wordt door het Rijk aangewezen. Zorgen voor bescherming van vitale functies en voorzieningen (zoals zorgcentra en energiecentrales).

  • Chemische stoffen: de risico’s van het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen beperken door toepassing van veilige inrichtingen en nieuwe, zich snel ontwikkelende, technologieën.

  • Het (beter) in beeld krijgen van de milieueffecten van alle bronnen in Overijssel, gericht op lucht, water en bodem. Dit in relatie tot de toegenomen zorg voor de gezondheid van omwonenden bij (agrarisch) ondernemen en de Kaderrichtlijn Water.

  • Het op het gebied van geur voorkomen van normopvulling, waarbij we oog hebben voor cumulatie en gevoelige bestemmingen.

  • Een coördinerende aanpak op het milieuthema afval, richting bedrijventerreinen of specifiek risicovolle bedrijven/branches. Als bijdrage aan de Circulaire Economie richten we ons op het voorkomen, verminderen en recyclen van afval, kennisdelen en toepassing in het VTH-instrumentarium (vergunningverlening, toezicht en handhaving).

  • Het voorkomen van verdere lichthinder, verstoring en gezondheidsschade als gevolg van lichthinder. Naast schade voor de gezondheid van mensen, is er ook natuurschade door overmatige verlichting. De sociale veiligheid dient bij het voorkomen van lichthinder vanzelfsprekend gewaarborgd te blijven.

De gezondheidseffecten en onze afwegingen daarbij maken we expliciet(er) in onze beleidsbeslissingen. We bezien de effecten van onze besluitvorming op cumulatie per milieuthema en tussen milieuthema’s/in gebieden.

Waar nodig vanuit gezondheidsbelang, beoordelen we de toepassing van het voorzorgsbeginsel. Dit kan per milieuthema verschillen. Via milieueffectrapportages en monitoring bewaken we de effecten t.o.v. de milieureferentiesituatie.

In onze aanpak dragen we zorg voor samenwerking/integratie met andere programma's en partijen. En we stellen de inwoner centraal in onze beleidsontwikkeling en –uitvoering. We werken volgens het principes van gezamenlijk feitenonderzoek en bezien de mogelijkheden voor doelsturing. We versterken de (organisatie) van de uitvoering.

6.12 Sociale Kwaliteit en (positieve) gezondheid

Ambitie

Onze ambitie is een inclusieve samenleving: een samenleving zonder fysieke of sociale beperkingen, waarin iedereen mee kan doen en iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn. Om dit te bereiken werken we aan de hand van twee ambities:

  • Inwoners van Overijssel zijn een leven lang gezond en vitaal, kunnen zichzelf zijn en meedoen in een inclusieve samenleving.

  • We versterken het zelforganiserend vermogen van inwoners van Overijssel met duurzame voorzieningen en verbindingen.

Relatie met andere thema’s (niet limitatief)

Verstedelijking, Wonen, Werken / Economie, Ruimtelijke kwaliteit, Vrijetijdseconomie, Natuur en Landschap, Gezondheid.

Doelen en opgaven

Europese en Rijksdoelen en opgaven:

  • Mensen met een handicap moeten met een beperking volwaardig mee kunnen doen aan onze samenleving (Verenigde Naties - Verdrag handicap).

  • Ieder mens heeft recht op ‘het genieten van de hoogst haalbare standaard van lichamelijke en geestelijke gezondheid’ (Verenigde Naties - Resolutie 2022).

  • Het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit (Omgevingswet).

  • Prioritaire sterke en gezonde steden en regio’s. Het doel is om de leefomgeving zo in te richten dat deze een actieve, gezonde leefstijl en maatschappelijke participatie bevordert (Nationale Omgevingsvisie).

Provinciale doelen en opgaven:

  • Overijsselaars bewegen een leven lang.

  • Iedereen doet mee.

  • Verbetering van gezondheid voor iedereen.

  • Een sterk zelforganiserend vermogen.

  • Duurzame eigentijdse voorzieningen en diensten.

  • Versterking maatschappelijke initiatieven en inzet vrijwilligers.

Strekking van het beleid

  • Ondersteunen van initiatieven die bijdragen aan een inclusieve, sociale en vitale samenleving. Een toegankelijke openbare ruimte is dan van groot belang. Daartoe wordt een inspiratieboek opgesteld.

  • Stimuleren van een beweegvriendelijke omgeving die uitnodigt tot bewegen en sporten. Daarnaast stimuleren van het uitnodigend, veilig en toegankelijk inrichten van de ruimte.

  • Positieve gezondheid is een benadering binnen de gezondheidszorg die niet de ziekte, maar een betekenisvol leven van mensen centraal stelt. We participeren via de regio-aanpak positieve gezondheid in vier regio's (Twente, Salland, Vechtdal en IJsseland) in overleg met gemeenten, GGD, zorgpartners en zorgverzekeraars. Samen met hen doen we onderzoek, delen we kennis over positieve gezondheid en ondersteunen we projecten op het gebied van preventie, positieve gezondheid en urgente zorgthema's. Door de fysieke ruimte en leefomgeving van inwoners gezonder in te richten kan gezondheidswinst worden geboekt en zo levert de omgeving een bijdrage aan de (positieve) gezondheid van inwoners. Daartoe wordt een inspiratieboek opgesteld.

  • Bij sociale ontmoetingsplekken in dorpen en wijken ontmoeten mensen elkaar en kunnen ze van elkaar leren. Om elkaar te kunnen ontmoeten is ruimte nodig. We ondersteunen bij het komen tot eigentijdse sociale ontmoetingsplekken. Het gaat hierbij om lokale dorpshuizen, Kulturhusen en multifunctionele accommodaties. We stimuleren om bij ruimtelijke ontwikkelingenaandacht te hebben voor ruimte voor ontmoeting, door middel van een nog op te stellen inspiratieboek met tips, praktijkvoorbeelden, inspiratie en handvatten.

  • Vrijwilligers en initiatiefnemers zijn de basis voor een vitale en aantrekkelijke leefomgeving.

    • Met ons beleid voor sociale kwaliteit stimuleren en ondersteunen we maatschappelijke initiatieven.

    • Met ons beleid op het gebied van sociale kwaliteit zetten we in op het waarderen en ontzorgen van vrijwilligers. We sluiten in onze aanpak aan bij de lokale netwerken, omdat vrijwilligerswerk vaak een lokale aangelegenheid is.

De Omgevingsvisie van Henk Nowee en Henk Gort

De leefomgeving

‘Hoe ik mijn dagen als gepensioneerd systeembeheerder invul? Ik mag graag wandelen en fietsen. Ik ben lid van Fotocollectief Dinkelshoot. En doordeweeks ben ik bijna elke dag in het repaircafé te vinden, want techniek en automatisering blijven mij boeien. Ik kan nog wel meer zaken op gaan pakken, maar eerlijk gezegd ben ik bang dat dat te veel van het goede wordt.’ Aan het woord is Henk Nowee (68 jaar) uit Losser. Henk heeft een goede reden om niet nóg meer hobby’s of vrijwilligerswerk op zich te nemen, want vijf jaar geleden liep hij na een dienstverband van 16 jaar bij Ten Hag Makelaars tegen een burn-out aan waardoor hij eerder dan gepland met pensioen is gegaan. ‘Als ervaren en enthousiaste medewerker kreeg ik steeds meer taken toegeschoven en dat leidde tot die klassieke burn-out. Gelukkig zit ik nu weer goed in mijn vel en ik geniet van mijn leven.’



Rondleiding door Oldenzaal

Datzelfde geldt voor Henk Gort (71 jaar) uit Oldenzaal. Henk is inmiddels alweer 10 jaar met pensioen, aangezien hij in 2014 gebruik kon maken van een plaatsmakersregeling bij powermanagementbedrijf Eaton, waar hij maar liefst 44 jaar heeft gewerkt. ‘Eerlijk gezegd was ik op dat moment ook wel aan mijn pensioen toe. Toch was het best even lastig om na mijn pensionering een nieuwe invulling aan mijn dagen te geven. Ik maak graag muziek en bespeel al jaren de bariton in de Bonkenbargkapel en de Koninklijke Muziekvereniging Semper Crescendo. Daarnaast was ik de afgelopen negen jaar vrijwilliger bij woonzorgcentrum Gereia, maar daar ben ik in januari mee gestopt. Ik wilde weer eens wat anders gaan doen en daarom heb ik me aangemeld als stadsgids en basiliekwacht. Hiervoor moet ik nog worden opgeleid, zodat ik rondleidingen door het centrum van Oldenzaal en de Plechelmusbasiliek kan geven. Als geboren en getogen inwoner ben ik trots op deze stad en ik wil anderen graag laten zien wat Oldenzaal allemaal te bieden heeft.’



afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Foto van Henk Gort



Eeuwenoude gebouwen verdwijnen

Tot verdriet van Henk Gort is het aantal eeuwenoude gebouwen in Oldenzaal de afgelopen decennia wel sterk afgenomen. ‘Dat vind ik echt jammer. Want hoe ouder ik word, hoe meer ik de oude panden en hun historie ga waarderen. Ik begrijp dat het lastig kan zijn om een nieuwe bestemming aan zo’n groot gebouw te geven, maar om nou alles plat te gooien... In de loop van de jaren hebben bijvoorbeeld twee kloosters plaatsgemaakt voor woningbouw. Op de plek waar de grote huishoudschool stond, zijn en worden koopwoningen van tenminste zes ton gebouwd. En de pastorie tegenover de Sint Plechelmusbasiliek moest in 1978 plaatsmaken voor een kantoor van ABN AMRO.’ Inmiddels is dit bankkantoor vier jaar geleden op zijn beurt omgebouwd tot veertien huurappartementen. In een van deze appartementen wonen Henk en zijn vrouw met veel plezier. ‘Ik woon in de schaduw van de basiliek die al rond 1150 is gebouwd. Als Oldenzaler vind ik dat best bijzonder.’



Verpaupering van het dorp

Net als Oldenzaal, heeft ook het dorp Losser haar eigen “gebouwen-probleem”. Want meer en meer sfeerbepalende panden staan leeg en wachten al jaren op een nieuwe bestemming, zo vertelt Henk Nowee. ‘Een goed voorbeeld is café en zalencentrum De Vereniging, dat naast de kerk staat en tijdens de jaarwisseling in 1996 is afgebrand. Op die plek is nog steeds niets nieuws gekomen. De voormalige elektrozaak in het centrum is al jaren leeg en staat op instorten. Hotel Marktzicht wonen nu volgens mij Oekraïners en de supermarkt naast de oude toren is ook al vier jaar dicht. In al deze gevallen worden de betrokken partijen het niet eens over de nieuwe bestemming. Daardoor zijn er diverse plekken in Losser waar niets gebeurt en dat zorgt voor verpaupering. Deze stilstand houdt de vooruitgang tegen en dat heeft impact op de dynamiek in het dorp. Ik begrijp dan ook heel goed dat de jeugd wegtrekt, aangezien de middenstand steeds minder aanwezig is en er steeds meer lege panden zijn.’



Leegstaande boerderijen

Tijdens zijn wekelijkse fietstocht met zijn neef ziet Henk Gort dat ook de streek rondom Losser en Oldenzaal verpaupert. ‘Samen fietsen we veel door de bossen in de omgeving en het valt mij op dat er steeds meer kolossale boerderijen aan de rand van Natura 2000-gebieden langdurig leegstaan. Bijvoorbeeld richting de grens met Duitsland en bij de Tankenberg. De eigenaren van deze boerderijen zijn jaren terug uitgekocht en sindsdien worden de panden niet meer gebruikt, behalve dan dat er soms asielzoekers voor een korte periode worden opgevangen. Naast de leegstand van deze boerderijen vind ik het jammer dat steeds meer agrariërs verdwijnen, want ze horen in en bij onze streek.’



De kracht van het repaircafé

Zelf moeten Henk Nowee en Henk Gort er niet aan denken om uit Losser of Oldenzaal te verhuizen, want ze wonen er met veel plezier. Bovendien maken ze op hun eigen manier deel uit van de plaatselijke gemeenschap. Zo is Henk Nowee al jaren vrijwilliger bij het repaircafé, waar mensen hun defecte elektrische apparaat kunnen laten repareren. ‘We leven in een wegwerpmaatschappij. Kapotte apparaten worden veel te makkelijk weggegooid, terwijl ze vaak relatief eenvoudig gemaakt kunnen worden. Wekelijks worden er 20 tot 30 apparaten bij ons ingeleverd, van stofzuigers en strijkijzers, tot radio’s, monitoren en koffiebonenmaalmachines. Eigenlijk dus alle apparaten waar een stekker aan zit. Het lukt ons in 70 procent van de gevallen om zo’n apparaat een tweede leven te geven. En als dit echt niet mogelijk is, halen we het apparaat helemaal uit elkaar en bieden we de gesorteerde onderdelen als grondstoffen aan bij diverse bedrijven in de buurt.’



Bijdragen aan duurzaamheid

Henk Nowee vindt het niet alleen leuk om zijn kennis en kunde in te zetten om apparaten te repareren. Het geeft hem ook een goed gevoel dat hij op deze manier bijdraagt aan een duurzamere wereld. ‘In mijn ogen moeten er echt stappen gezet worden. Mede daarom hebben mijn vrouw en ik vier jaar geleden 15 zonnepanelen laten installeren, overal HR++-glas geplaatst en de muren en de kruipruimte in onze twee-onder-een-kapwoning laten isoleren. De overheidssubsidie van bijna 33 procent was wat dat betreft een stimulerende steun in de rug.’ Ook Henk Gort zou vanuit de duurzaamheidsgedachte graag zien dat de verhuurder van zijn appartement zonnepanelen, een warmtepomp of betere isolatie zou laten realiseren. ‘Maar helaas wil hij daar niet aan. Terwijl dergelijke maatregelen zowel bijdragen aan het milieu als aan de portemonnee. Wat dat betreft zou de overheid ook op dit gebied wel wat meer mogen doorpakken.’



afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Foto van Henk Nowee



Losser niet gasloos in 2030

Het toeval wil dat Henk Nowee tot voor kort deelnaam aan de werkgroep “Gasloos Losser in 2030”. ‘Vanuit de gemeente Losser kwam het initiatief om Losser in 2030 aardgasvrij te maken’, aldus Henk Nowee. ‘Onze werkgroep deed volop onderzoek naar de mogelijkheden, maar helaas kregen we totaal geen ondersteuning toen puntje bij paaltje kwam. Uit het onderzoek bleek namelijk dat de woningen in Losser alleen gasloos konden worden als de woningeigenaren zelf tussen de 35 en 45 duizend euro aan eigen spaargeld zouden investeren. Maar veel Lossenaren zijn senioren die zo’n groot bedrag niet voor dit gasloze doel willen ophoesten, als ze het geld überhaupt al hebben. En omdat de gemeente dus geen financiële ondersteuning bood, is de werkgroep inmiddels opgeheven en blijven we de komende jaren gewoon gas gebruiken in onze woningen.'



Sneller slagen maken

Ook Henk Gort heeft het idee dat de overheid op het van duurzaamheid, de energietransitie en klimaatverandering vaak te traag opereert. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de ontwikkelingen op het gebied van waterstof. Naar mijn mening moeten we daar als land volop in investeren, omdat waterstof in de toekomst heel veel gaat opleveren. Hetzelfde geldt voor de waterhuishouding in Nederland, ook omdat er steeds meer regen valt en we steeds vaker te maken krijgen met lange periodes van droogte.’ Henk Nowee knikt instemmend. ‘Een paar jaar geleden maakte ik vanuit Losser een rondvaart met een luchtballon. Vanuit de lucht zag je precies waar de grens tussen Nederland en Duitsland lag, want vanaf de grens stonden er talloze windmolens in ons buurland. Duitsland is daarin gewoon veel vooruitstrevender. Hoewel ik het natuurlijk ook kan begrijpen wanneer mensen in opstand komen als zo’n enorm vehikel in de buurt van hun huis komt te staan.’ En daar is Henk Gort het dan weer mee eens. ‘Inspraak maakt een belangrijk onderdeel uit van onze democratie. Maar met het oog op de opgaven zullen we uiteindelijk toch moeten kiezen of we links- of rechtsaf willen gaan.’

Bijlage I Overzicht Informatieobjecten

Bijlage 2 - Omgevingseffectrapportage – Beoordeling perspectieven

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf3111d3e1-c788-4c57-bae7-d65b197c4c9a/nld@2025‑05‑23;48

Bijlage 3 - Deelrapport Natuur, actualisatie najaar 2023

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf8a8e9896-1b06-44d3-913b-c7df766e001f/nld@2025‑05‑23;48

Bijlage 4 - Beleidsmatrix NOO

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf2c5c7a7f-447c-4587-af1d-687b9e5e33f5/nld@2025‑05‑23;48

Bijlage 5 - Beleidsmatrix RWP

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf0732a9d4-b61f-46e6-83ca-2d1cfdc3ae31/nld@2025‑05‑23;48

Bijlage 5 - Totstandkoming en participatie

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf4378ab36-72b9-4843-b570-e765a98ba79d/nld@2025‑05‑23;48

D_NL.IMRO.9923.GebiedsvisieTecBT-va01

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdfc4d7c846-66f9-4a98-9c3f-a5d2a6048993/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Economie

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdfe19972b6-cb01-4e53-a33e-1b68bd148c0a/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Energietransitie

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdfe851b6c7-463a-443e-8a4d-3be1dc2cbf6a/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Klimaatadaptatie

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf16ed2917-6f0d-4719-9f06-8ba0a8fabd3e/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Landschap en openbare ruimte

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdfc818c8dd-4995-4068-8405-8a599638d0c6/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Milieukwaliteit en Gezond

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdfd695a449-f5f3-4c71-bb00-d586d9a02416/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Mobiliteit

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdfc4d85129-53ca-410b-bfbb-e1ec0b0f36fe/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Natuur

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf6ae30fa0-8ff2-442f-87aa-5b08433716e0/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Natuurlijke hulpbronnen

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf69afe276-c470-40b2-83e4-d4c8fc6def87/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Natuurlijke systemen

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf4dc09569-acad-427f-ba52-b3450506cfb3/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Veiligheidsrisicos

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf1863468c-4fc1-40da-bb5e-37173a577008/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Welzijn

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf9480286d-5edf-4d23-8b66-ecfef870d3dd/nld@2025‑05‑23;48

Deelrapport - Wonen en woonomgeving

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf5583a1c9-402f-4104-ba46-0460faf0ee4e/nld@2025‑05‑23;48

Hoofdrapport OER

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdf825dd31d-68b0-4417-a199-fd31b2e86aa1/nld@2025‑05‑23;48

Visualisatie redeneerlijn

/join/id/regdata/pv23/2025/21pdff24b296b-0022-43e2-86e1-8c6a9f42a907/nld@2025‑05‑23;48

bebouwd gebied

/join/id/regdata/pv23/2025/gio0983a0e7-3641-4a22-b280-5e9fa76e2e87/nld@2025‑05‑23;16

bestaand aanbod voor grootschalige bedrijvigheid

/join/id/regdata/pv23/2025/gioe88c70cd-f1e1-4ed7-bc72-3d366ba44b51/nld@2025‑05‑23;53

bestaande natuur, land

/join/id/regdata/pv23/2025/gio8491ecf4-2d73-4d5f-b1f7-a6d1764d8041/nld@2025‑05‑23;31

bestaande natuur, water

/join/id/regdata/pv23/2025/giobdcfc231-186a-4647-91d7-87c926789503/nld@2025‑05‑23;30

dagelijks stedelijk systeem regio stedendriehoek

/join/id/regdata/pv23/2025/gio0a69fa0c-ea1d-4323-84d6-3c321846aa06/nld@2025‑05‑23;75

dagelijks stedelijk systeem regio twente

/join/id/regdata/pv23/2025/gio6527b963-3a47-491d-b370-4e6b65068f11/nld@2025‑05‑23;76

dagelijks stedelijk systeem regio zwolle

/join/id/regdata/pv23/2025/gio12a5c3d9-6622-434d-9506-7dc4ddd26a9b/nld@2025‑05‑23;74

deelgebied aanvalsplan grutto

/join/id/regdata/pv23/2025/gioc98749a2-8e7c-4541-b679-3e2c22cc702a/nld@2025‑05‑23;55

glastuinbouw

/join/id/regdata/pv23/2025/gioa2584e9e-018b-469d-80ad-3d95da7ae492/nld@2025‑05‑23;26

gouden driehoek

/join/id/regdata/pv23/2025/gioaaaf55b0-c33a-4649-86d2-42d1a84a8a4d/nld@2025‑05‑23;43

groenblauwe verbindingen

/join/id/regdata/pv23/2025/gio4a2c8e02-0787-4503-9379-ecb913a90d89/nld@2025‑05‑23;61

grote stad (bovenregionale verstedelijking)

/join/id/regdata/pv23/2025/gioaff8b125-794f-4981-8ae5-edb407ccd048/nld@2025‑05‑23;38

ijssel, vecht en delta

/join/id/regdata/pv23/2025/giod3758cb4-2bd1-4801-a570-9dc3b171190e/nld@2025‑05‑23;17

internationale en nationale weg- en spoorcorridor

/join/id/regdata/pv23/2025/giof023a682-8976-47c1-ae5e-f5c4172f1ced/nld@2025‑05‑23;46

landbouwgebied met gebiedsspecifieke opgaven en kansen voor water, klimaat en natuur

/join/id/regdata/pv23/2025/gio224f5886-4967-47d7-b652-97310feae068/nld@2025‑05‑23;25

landbouwgebied met generieke opgaven en kansen

/join/id/regdata/pv23/2025/gio30509502-9162-4c4b-ab7c-8beac5193b3c/nld@2025‑05‑23;24

leefgebied weidevogels

/join/id/regdata/pv23/2025/gio8d79ddfd-c476-4e0f-99fd-7dea0102d297/nld@2025‑05‑23;28

natura 2000

/join/id/regdata/pv23/2025/gioe1a6d58a-8c6f-49f4-a456-5204fe30d688/nld@2025‑05‑23;57

natura 2000 binnen nnn

/join/id/regdata/pv23/2025/gioaa627c2d-a434-478c-ab0c-0c65437ddf06/nld@2025‑05‑23;70

natura 2000 buiten nnn

/join/id/regdata/pv23/2025/gioc137bb93-067b-46f0-958e-877145efb783/nld@2025‑05‑23;69

natuur netwerk nederland

/join/id/regdata/pv23/2025/giofca20abc-349e-4989-b2dd-62d48a55c313/nld@2025‑05‑23;8

natuurinclusieve steden en dorpen

/join/id/regdata/pv23/2025/gio6cd5f43a-c777-4141-aee6-f2e17b15dc5a/nld@2025‑05‑23;67

regionaal verbindend weg- en spoornetwerk

/join/id/regdata/pv23/2025/gio55f59bf3-102e-4a28-8162-abf46e52c573/nld@2025‑05‑23;42

streekcentrum

/join/id/regdata/pv23/2025/gio42dd574e-9197-47a4-9b9b-a5e2bc818da6/nld@2025‑05‑23;39

uitwerkingsgebied ontwikkelopgave binnen natura 2000

/join/id/regdata/pv23/2025/gio667e681c-04f6-4e38-92e8-54173f129ccb/nld@2025‑05‑23;71

uitwerkingsgebied ontwikkelopgave buiten natura 2000

/join/id/regdata/pv23/2025/gio4dc60cd5-a976-4490-9900-42c1997ebd4b/nld@2025‑05‑23;72

vaarnetwerk voor beroepsvaart

/join/id/regdata/pv23/2025/gio90e178b0-963f-4581-8d52-e315e3701f75/nld@2025‑05‑23;41

veenweide

/join/id/regdata/pv23/2025/gio2ed4a2fa-f38e-45eb-96db-f223f9b8cccd/nld@2025‑05‑23;18

verstedelijking in samenhang

/join/id/regdata/pv23/2025/gioe1181797-7535-41e5-ba50-a48a37c78f55/nld@2025‑05‑23;37

vogel- en of habitatrichtlijngebied buiten nnn

/join/id/regdata/pv23/2025/gioffcb962e-699b-4428-bb36-7320a036f6ab/nld@2025‑05‑23;59

voorkeursgebied voor wind

/join/id/regdata/pv23/2025/gio6cd70311-6f73-4347-8be6-318877f8f8a5/nld@2025‑05‑23;22

wateraanvoer mogelijk (situatie 2025)

/join/id/regdata/pv23/2025/giocc9de5e6-8a3e-4510-9c13-1856b59a91e8/nld@2025‑05‑23;35

zandgrond

/join/id/regdata/pv23/2025/giobd48beb3-4110-45a2-8392-34e2f5aa22cd/nld@2025‑05‑23;19

zon op dak

/join/id/regdata/pv23/2025/gioa000f670-cd66-4e99-88b8-0989ed8576b1/nld@2025‑05‑23;21

Bijlage 1: Begrippenlijst

  • Actieplan weide- en akkervogels: Is een provinciaal plan gericht op het versterken van weide- en akkervogels, waarin natuurbeheerders en boeren intensief samenwerken.

  • Agrarisch natuurbeheer: De maatregelen die landbouwers nemen om de kwaliteit van natuur en landschap te behouden of te verbeteren. Het omvat aangepaste bedrijfsvoering om natuur- en landschapswaarden te behouden of te creëren. Hieronder valt ook het agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer.

  • Agroforestry: Is een landgebruikssysteem waarbij bomen en struiken bewust worden geïntegreerd in landbouw- en veeteeltsystemen.

  • Basiskwaliteit natuur: Is een in Nederland voorgestelde minimale vereiste waaraan condities van een landschap moeten voldoen om een gewenst niveau van bij dat landschap passende biodiversiteit duurzaam te ontwikkelen en in stand te houden. Drie factoren zijn hierbij leidend: de milieucondities, de inrichting van het landschap en het beheer van het landschap.

  • Bedrijventerreinen met milieucategorie: Milieucategorie is een vakterm uit de planologie en milieukunde. Het is een indeling van de belasting die een (bedrijfs)activiteit kan leggen op het milieu. Deze indeling bestaat uit zes categorieën: 1 tot en met 6. Hoe hoger de klasse, hoe intensiever de belasting van het milieu.

  • Beleidsneutrale ramingen: Bij beleidsneutrale ramingen, of berekeningen, wordt uitgegaan van de bestaande economische situatie. Ambities of nieuwe investeringen zijn in de ramingen niet meegenomen.

  • Bereikbaarheid: Is omgekeerd evenredig aan de kosten in tijd, geld en/of moeite voor de verplaatsing die nodig is. De mate waarin een plaats of bestemming bereikbaar is voor personen, gemeten in tijd, kosten en moeite. Kan geredeneerd worden vanuit een bestemming (bijvoorbeeld de mate waarin een bestemming bereikbaar is voor personen) of persoon (bijvoorbeeld het aantal voorzieningen of banen dat bereikt kan worden in een bepaalde tijd, kosten en moeite). Nabijheid en mobiliteit zijn hierin belangrijke bepalende factoren.

  • Bereikbaarheidspeil: Een referentiekader ontwikkeld door de Rijksoverheid dat de acceptabele reistijden per vervoersvorm aangeeft voor de belangrijkste voorzieningen, om de prestaties van regio's te vergelijken.

  • (Bestaand) bebouwd gebied: De grond, binnen steden en dorpen, die benut wordt voor stedelijke functies op grond van een geldend omgevingsplan.

  • Betaalbare huur: De nieuwe woningbouwwet Betaalbare Huur kent drie categorieën woningen. Het lage huursegment, het middenhuursegment en het hoge huursegment. Woningen die volgens deze indeling in het lage en midden segment vallen vormen samen de categorie betaalbare huur.

  • Beweegvriendelijke omgeving: Een omgeving die mensen uitnodigt tot bewegen en sporten.

  • Biobased toepassingen: Verwijzen naar het gebruik van materialen die afkomstig zijn uit biologische bronnen, zoals planten en dieren, in verschillende producten en processen.

  • Biodiverse natuur: Natuur met een grote verscheidenheid aan planten en dieren die bestand is tegen veranderingen.

  • Biodiversiteit: De totale variatie van alle levende planten, dieren en micro-organismen.

  • Bossenstrategie: Is een beleidsplan dat is opgesteld door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in samenwerking met provincies en andere partners. Het doel van deze strategie is om de hoeveelheid en kwaliteit van bossen in Nederland te vergroten en te verbeteren.

  • Brede welvaart: Alles wat mensen van waarde vinden, naast materiele welvaart (inkomen en werkgelegenheid) ook gezondheid, onderwijs, milieu, leefomgeving, sociale cohesie, persoonlijke ontplooiing en veiligheid.

  • Catalogus Gebiedskenmerken: De bijlage van de Omgevingsverordening Overijssel waarin een beschrijving is opgenomen van alle gebiedstypen in Overijssel, waarbij is vastgelegd welke kwaliteiten en kenmerken van elke gebiedstype behouden, versterkt en ontwikkeld moeten vanuit de benadering van de natuurlijke laag, de laag van de agrarische cultuurlandschappen, de stedelijke laag en de laag van de beleving.

  • Chemische stoffen: Stoffen die risico's kunnen vormen voor gezondheid en milieu.

  • Circulaire economie: Een economisch systeem gericht op het hergebruik van materialen en het verminderen van afval.

  • Corridor: Verbindingszone, bijvoorbeeld een ecologische verbindingszone (ecologische corridor), of zone met spoor-, weg- en fietsverbindingen, of verstedelijkingszone/ economische ontwikkelingszone geënt op deze verbindingen.

  • Cultureel erfgoed: Dit verwijst naar de tastbare en niet-tastbare elementen van een cultuur die een bijzondere waarde hebben voor een gemeenschap en die van generatie op generatie worden doorgegeven. Het gaat hierbij om monumenten en historische objecten en ook over zaken die in de bodem zitten zoals archeologische sites. Bij niet tastbaar erfgoed denken we aan onze tradities, rituelen en verhalen.

  • Cultuurhistorische waardenkaart: Is een kaart waarop we bestaande en verdwenen landschapstypen en cultuurhistorische elementen in het landschap laten zien. Deze kaart toont de historische en culturele elementen die belangrijk zijn voor een bepaald gebied, zoals oude gebouwen, archeologische vindplaatsen, en historische landschapsstructuren.

  • Deelmobiliteit: Vervoersmiddelen die gedeeld worden door meerdere gebruikers, zoals deelauto's, deelfietsen en deelscooters. Kan zowel door overheden, marktpartijen als particulieren worden aangeboden.

  • Delta: Een landvorm die ontstaat waar een rivier uitmondt in een groter waterlichaam zoals een zee of een meer. Delta’s worden gekenmerkt door hun vertakte netwerk van riviertakken en sedimentafzettingen.

  • Dienstregeling: Voor eenieder kenbaar schema van reismogelijkheden waarin zijn aangeduid de halteplaatsen waartussen en de tijdstippen waarop openbaar vervoer wordt verricht, zo nodig onder de vermelding of de halteplaatsen of de tijdstippen door de reiziger kunnen worden beïnvloed.

  • Digitalisering: de overgang van fysieke informatie naar een digitale vorm.

  • Doelbereik: Het halen van een vooraf gesteld doel.•DSS / Dagelijks Stedelijk Systeem: Gebied rondom een grote stad of groep grote steden, waarbinnen inwoners wonen, werken, ondernemen, recreëren en gebruik maken van voorzieningen. Het gebied en de kernen daarbinnen fungeert als samenhangend systeem met invloed op economie en leefomgeving. Veel dagelijkse verplaatsingen vinden plaats binnen een Dagelijks Stedelijk Systeem.

  • Duurzaamheid: Ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Hierbij houden we rekening met milieu, economie en samenleving.

  • Duurzame economie: Een economie die rekening houdt met mens en milieu en gericht is op de behoeften van de huidige en toekomstige generaties.

  • Ecologie: De manier waarop planten en dieren samenleven.

  • Ecosysteemdiensten: De voordelen die mensen ontvangen van gezonde ecosystemen zoals voedsel, drinkwater, plaagbestrijding, recreatie, bestuiving van gewassen.

  • Emissiereducerende maatregelen: Zijn technieken en strategieën die worden toegepast om de uitstoot van schadelijke stoffen in de lucht, water of bodem te verminderen.

  • Emissies: Uitstoot van stoffen.

  • Energietransitie: De overgang van fossiele energie naar energie uit hernieuwbare bronnen.

  • Erfmolen: Kleine windturbines op het erf van een (agrarisch) bedrijf waarmee energie wordt opgewekt voor in hoofdzaak eigen gebruik.

  • Erftransformaties: Verwijzen naar het proces waarbij een bestaand agrarisch erf een nieuwe functie krijgt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer een boer stopt met zijn bedrijf of wanneer een erf niet meer volledig wordt gebruikt voor landbouw.

  • Extensivering van de landbouw: Verwijst naar een landbouwmethode waarbij minder intensief gebruik wordt gemaakt van de beschikbare grond. Dit betekent dat er meer ruimte per dier of gewas wordt gebruikt, en er minder kunstmest, bestrijdingsmiddelen en andere externe inputs worden ingezet.

  • Flexwoningen: Kleine flexibele woningen die door omvang en bouwmethode over het algemeen in relatief korte tijd te realiseren zijn.

  • Functie volgt peil: Landgebruik en functies passen zich aan de grondwaterstanden aan, niet andersom.

  • Functiestapeling / functiemenging: Is het combineren van verschillende functies binnen een gebouw of gebied.

  • Fysieke leefomgeving: De ruimte waarin mensen wonen, werken, recreëren en leven.

  • Gebiedseigen perspectief: Is een visie of plan dat specifiek is afgestemd op de unieke kenmerken en behoeften van een bepaald gebied.

  • Gebiedseigen water: Water dat niet van buiten een bepaald gebied wordt aangevoerd. De bron van dit water is meestal neerslag, en het bestaat uit een mengsel van regenwater, grondwater en kwelwater.

  • Gebiedsgerichte aanpak: Is gericht op een aanpak van de opgaven speciaal voor dat gebied.

  • Gebiedsvreemd water: Is water dat van buiten een bepaald gebied wordt aangevoerd, vaak om droogte te bestrijden. Dit water kan afkomstig zijn uit rivieren, kanalen, het IJsselmeer of opgepompt grondwater.

  • Geluidsbelasting: De mate van geluidsoverlast in een gebied.

  • Gemitigeerd: Het verzachten, verminderen of verzwakken van negatieve effecten.

  • Gezondheid: Fysieke en mentale gezondheid van de mens door een veilige, toegankelijke en milieuvriendelijke leefomgeving.

  • Gezondheidseffecten: De gevolgen van beslissingen op de gezondheid van inwoners.

  • Gezondheidswinst: Verbetering van de gezondheid van inwoners door een betere milieukwaliteit.

  • Groenblauwe dooradering / GBDA: Is het netwerk van half-natuurlijke landschapselementen die het landelijk gebied doorsnijden. 'Groene dooradering' zijn elementen met een 'droog karakter', zoals houtwallen, bomenrijen, dijken en wegbermen. ‘Blauwe dooradering’ zijn elementen met een 'nat' karakter, zoals sloten en beken.

  • Groenblauwe verbindingen: Dit zijn netwerken van natuurlijke elementen die natuurgebieden met elkaar verbinden. Ze zorgen ervoor dat dieren en planten zich kunnen verplaatsen tussen verschillende leefgebieden, wat essentieel is voor hun overleving en voortplanting. Deze verbindingen kunnen bestaan uit bossen, heggen, waterlopen, en andere natuurlijke structuren.

  • Groene omgeving: Dat deel van de fysieke leefomgeving waarvan de gronden niet vallen binnen (bestaand) bebouwd gebied.

  • Grondgebonden landbouw: Grondgebonden betekent dat een agrarisch bedrijf afhankelijk is van grond als productiemiddel. Wat we er ook mee bedoelen is dat er sprake is van een kringloop van mineralen. Gras en maïs worden aan het vee gevoerd en met de mest van het vee worden deze voedergewassen bemest.

  • Grootschalige detailhandel: Winkels met een zeer groot vloeroppervlak en groot assortiment. Vanwege de omvang van het assortiment hebben deze winkels een groot winkeloppervlak nodig.

  • Hemelwater: Verzamelnaam voor water dat uit de lucht valt, zoals regen, sneeuw, hagel en dauw.

  • Hergebruik van effluent: Het proces waarbij gezuiverd afvalwater (effluent) opnieuw wordt gebruikt voor verschillende doeleinden.

  • Hittestress: Een toestand waarbij mensen en dieren lichamelijke en mentale klachten ervaren door extreme hitte.

  • Houtopstanden: Houtopstanden verwijzen naar bomen, struiken, boomvormers, hakhout of wilgenhakhout.

  • Hub: Een plek waar mensen samenkomen. In het kader van bereikbaarheid, tevens een, liefst aangename, plek waar (maatschappelijke) voorzieningen worden geboden en tussen vervoersmiddelen kan worden overgestapt. Hubs komen in verschillende gradaties. Van deelmobiliteithubs, waar bijvoorbeeld deelfietsen kunnen worden geboden en intercitystations tot multifunctionele accomodaties (MFA's) en dorpshuizen.

  • IJssel, Vecht en Delta: Een type landschap in Nederland waar de rivieren Vecht en IJssel in het IJsselmeer stromen.

  • Inbreidingslocatie: Een locatie binnen bestaand stedelijk gebied die gebruikt gaat worden voor woningbouw of andere nieuwe functies.

  • Industriële concepten: Type woningbouw die meer fabrieksmatig gemaakt wordt waardoor een hoger bouwtempo gehaald kan worden.

  • Innovatieomgevingen: Een omgeving die stimuleert om nieuwe ontwikkelingen en nieuwe ideeën toe te passen.

  • Integraal: Compleet, Samenhangend. Kijken naar de samenhang tussen verschillende onderwerpen en het afwegen van verschillende belangen.

  • Intrekkingsgebieden: Gebieden die aangewezen zijn voor de bescherming van grondwater op basis van de tijd die een waterdruppel er over doet om vanaf de rand van het gebied tot aan een winput te komen waar grondwater wordt onttrokken voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water.

  • Intensieve exoten: Een plant, dier of micro-organisme dat oorspronkelijk niet in een bepaald gebied voorkomt, maar daar door menselijk handelen terecht is gekomen. Deze soorten kunnen zich snel verspreiden en schade veroorzaken aan de lokale natuur en economie.

  • Invloed van nutriënten: Nutriënten zijn essentiële voedingsstoffen voor planten, zoals stikstof en fosfor. Ze spelen een cruciale rol in de groei en ontwikkeling van planten, maar hun aanwezigheid in hoge concentraties kan negatieve gevolgen hebben voor het milieu en de waterkwaliteit. Zij hebben dan invloed op de bodem, het water en de leefomgeving.

  • Kader Richtlijn Water (KRW): Een Europese richtlijn die in 2000 is ingevoerd met als doel de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater in Europa te verbeteren en te beschermen.

  • Klimaatadaptief: Het vermogen om aanpassingen te maken die de gevolgen van klimaatverandering helpen opvangen.

  • Klimaatmitigatie: Maatregelen die zijn bedoeld om de omvang of snelheid van de opwarming van de aarde te beperken.

  • Klimaatrobuustheid: De mate waarin we de effecten van de verandering van het klimaat kunnen opvangen.

  • Laadinfrastructuur: Alle voorzieningen en infrastructuur die nodig zijn voor het opladen van elektrische voertuigen, inclusief laadpunten en laadstations.

  • Landbouwgebieden met gebiedsspecifieke opgaven en kansen: Landbouwgebied waar wij mogelijkheden zien voor voedselproductie waarbij naast landelijk geldende regels ook gebiedsspecifieke opgaven zijn op gebied van klimaat, water en natuur.

  • Landbouwgebieden met generieke opgaven: Landbouwgebied waar wij mogelijkheden zien voor voedselproductie die voldoet aan landelijk geldende regels.

  • Leidende Principes: Regels die richting geven aan ons handelen. Deze zijn sturend in de besluitvorming.

  • Lichthinder: Overlast en gezondheidsschade door overmatige verlichting.

  • Logistieke hotspot: Is een gebied dat zich onderscheidt door veelheid van logistieke activiteiten. Dit kan een bedrijventerrein, een overslagpunt of een specifieke regio zijn. Deze hotspots zijn vaak strategisch gelegen met goede infrastructuur en bereikbaarheid, waardoor ze aantrekkelijk zijn voor logistieke bedrijven.

  • Luchtvaartlocaties met incidenteel gebruik: Terreinen die af en toe gebruikt worden: 12 dagen of minder per jaar.

  • Luchtvaartlocaties met structureel gebruik: Terreinen die regelmatig gebruikt worden: meer dan 12 dagen per jaar.

  • Meerlaagsveiligheid: Concept dat wordt gebruikt om overstromingsrisico's te beheren door een combinatie van maatregelen in drie lagen: preventie, ruimtelijke ordening en crisisbeheersing.

  • Micro SMR’s: Kleine reactoren, innovatieve ontwerpen van kerncentrales.

  • Milieueffecten: De gevolgen van verschillende bronnen op lucht, water en bodem.

  • Milieukwaliteit: De kwaliteit van het water, de bodem en de lucht. Milieukwaliteit is een belangrijke factor voor een gezonde leefomgeving.

  • Milieureferentiesituatie: De toestand van het milieu die als basis dient voor het beschrijven en beoordelen van de gevolgen van een plan of project.

  • Mobiliteit: Het verplaatsen van personen of goederen in een bepaald gebied, of het vermogen hiertoe.

  • Mobiliteitsdiensten: Dit zijn diensten die gericht zijn op het faciliteren van de verplaatsing van personen en goederen. Mobiliteitsdiensten kunnen worden aangeboden door verschillende partijen, zoals de overheid, commerciële bedrijven of particuliere initiatieven. In de opsomming van het STOMP-principe wordt onder de 'M' van mobiliteitsdiensten o.a. verwezen naar deelauto's. Omdat deelauto's meerdere gebruikers kennen, kunnen ze gebruikt worden ter vervanging van meerdere privé-auto's en dragen daarmee bij aan zuinig ruimtegebruik.

  • Mobiliteitsnetwerken: Verschillende vervoersvormen die in samenhang bekeken worden.

  • Mton: Een metrieke ton is een eenheid van massa die gelijk is aan 1000 kilogram.

  • Multifunctionele landbouw: Ook wel verbrede landbouw of bedrijfsverbreding genoemd. Dit is een vorm van landbouwbedrijfsvoering waarin nevenactiviteiten een grote rol spelen zoals zorg, recreatie of maatschappelijke diensten.

  • Multimodale knooppunten: Locaties waar overstapmogelijkheden zijn voor meerdere vervoerswijzen, zoals te voet, fiets, auto en verschillende vormen van Openbaar vervoer, deelvervoer of publieke mobiliteit.

  • Nabijheid: De afstand tussen twee locaties. Belangrijke factor van bereikbaarheid.•Natura 2000 / N2000: Is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Overijssel heeft er maar liefst 24 van. Natuur die zo bijzonder en uniek is, dat we die graag willen beschermen.

  • Natuurinclusief: Natuurinclusiviteit wil zeggen dat er rekening wordt gehouden met de natuurwaarden en dat het inspelen op, en waar mogelijk versterken van natuur een vanzelfsprekend onderdeel uitmaakt van het doen en handelen. Natuurinclusiviteit draagt actief bij aan de kwaliteit van diezelfde natuurlijke omgeving.

  • Netcapaciteit: De maximale hoeveelheid elektriciteit die door het elektriciteitsnet kan worden vervoerd en verdeeld.

  • Niet-grondgebonden landbouw: Niet-grondgebonden landbouw zijn bedrijven die niet gebonden zijn aan land voor hun voedselvoorziening. Dit kan glastuinbouw zijn, gebouwgebonden teeltbedrijven of kwekerijen, maar bijvoorbeeld ook pluimveehouderij of varkenshouderij als die niet gebonden zijn aan land voor de voedselvoorziening.

  • Natuurnetwerk / NNN: Het Overijsselse deel van het Natuurnetwerk Nederland met daarin de Overijsselse natuurgebieden, waaronder ook de Natura 2000-gebieden.

  • Noaberschap: Buurtgenoten, in een gemeenschap, die elkaar bij staan met raad en daad waar dat nodig is.

  • Normopvulling: Het voldoen aan minimale normen, met aandacht voor cumulatie en gevoelige bestemmingen.

  • Nutsvoorzieningen: Een algemene voorziening zoals water, gas, elektriciteit, riolering.

  • Omgevingseffectrapportage (OER): De rapportage die laat zien welke gevolgen de visie heeft op de omgeving.

  • Omgevingsveiligheid/externe veiligheid: Het voorkomen van gevaarlijke situaties door gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen.

  • Omgevingsverordening: Provinciale verordening die alle regels van de provincie Overijssel bevat voor de fysieke leefomgeving.

  • Omgevingswaarden voor wateroverlast: Normen die door provincies worden vastgesteld in de verordening om de kans op overstromingen te beperken en de bergings- en afvoercapaciteit van regionale watersystemen te waarborgen.

  • Ontgrondingenbeleid: Beleid wat de activiteiten die leiden tot de verlaging van de bodem reguleert, zoals de winning van zand, grind of klei.

  • Openbaar vervoer: Voor eenieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig. Grotendeels rijdt openbaar vervoer volgens een dienstregeling op vaste routes. Een kleiner deel rijdt op afroep (vraagafhankelijk) en op flexibele routes (zoals FlexRRReis).

  • Ov concessie: Het recht om openbaar vervoer uit te voeren in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdsvak.

  • Parkeerbeleid: Regels en maatregelen die de beschikbaarheid en het gebruik van parkeerplaatsen reguleren. Parkeerbeleid wordt vastgesteld door gemeenten en is van invloed op het gebruik van verschillende vervoersvormen.

  • Participatie: Het actief deelnemen, hier bedoeld als het actief deelnemen aan de voorbereiding van provinciale besluitvorming.

  • Pfas: Zijn een groep synthetische chemicaliën die veel worden gebruikt vanwege hun water-, vet- en vuilafstotende eigenschappen. Ze worden vaak "forever chemicals" genoemd omdat ze zeer persistent zijn in het milieu en moeilijk afbreken.

  • Positieve gezondheid: Gezondheid die een betekenisvol leven van mensen centraal stelt.

  • Publieke mobiliteit: Een integraal vervoerssysteem van openbaar vervoer, doelgroepenvervoer én aanvullende vervoersvormen waarbij de overheid een verantwoording heeft of kan nemen met als doel om, naast particuliere en commerciële mogelijkheden, verplaatsingen voor inwoners mogelijk te maken.

  • Redeneerlijn: De Redeneerlijn maakt duidelijk hoe we de Leidende Principes toepassen en hoe wij prioriteren wanneer zij elkaar raken, en waar er ruimte is voor lokale bestuurlijke afwegingen. De Redeneerlijn is een hulpmiddel voor de afweging waar een ontwikkeling een plek kan krijgen en voor de evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

  • Reductiedoelstellingen: Reductiedoelstellingen zijn specifieke doelen die worden gesteld om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.

  • Regionale meerwaarde: De mate waarin een bedrijf van belang is voor de regio. Bijvoorbeeld op het gebied van werkgelegenheid of kennisinfrastructuur. De meerwaarde kan ook de maatschappelijke waarde voor de regio zijn of de waarde voor de regionale opgaven.

  • Rode Draden: Instrument om aan de hand van 4 niet-fysieke aspecten (ruimtelijke kwaliteit, sociale kwaliteit, gezondheid, duurzaamheid) te toetsen hoe beleidsbeslissingen en nieuwe initiatieven bijdragen aan de brede welvaart.

  • Ruilverkaveling: Ook wel kavelruil of herverkaveling genoemd, is een proces waarbij boeren onderling stukken grond herverdelen. Het doel is om de landbouwgrond efficiënter te gebruiken, waardoor iedereen er beter van wordt. Dit proces helpt om grotere, beter bewerkbare kavels te creëren, wat de landbouwproductie kan verhogen.

  • Ruimtelijk Economische Bouwsteen: Economische bouwstenen voor omgevingsvisies, verstedelijkingsstrategieën en herziening programmeringsafspraken bedrijventerreinen. De bouwstenen beschrijven het economisch profiel van de desbetreffende regio en de voorgestelde koers en inzet voor het bieden van voldoende ruimte voor grootschalige bedrijfsvestigingen en de doorontwikkeling van innovatie omgevingen.

  • Ruimtelijke kwaliteit: Het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte functioneel, aantrekkelijk en toekomstbestendig maakt en houdt voor wat voor mens, dier en plant belangrijk is.

  • Scale up: Is een bedrijf dat de start-up fase succesvol heeft doorlopen en zich in een fase van snelle groei bevindt. Dit betekent dat het bedrijf zijn bedrijfsmodel heeft bewezen en nu opschaalt om een bredere markt te bedienen.

  • Smart Energy Hub: Een slim lokaal energiesysteem. De energieopwek, het gebruik en de opslag wordt lokaal beheerd.

  • Sociale cohesie: Gaat over naar de mate waarin (groepen) mensen zich met elkaar en met allerlei organisaties verbonden voelen.

  • Sociale kwaliteit: Bevorderen van noaberschap, vitaliteit, inclusie en gezondheid van de mens in samenhang met de inrichting of vormgeving van de leefomgeving.

  • Start up: Een start-up is een jong bedrijf met een innovatieve werkwijze dat gebruik maakt van nieuwe technologie en gericht is op snelle groei.

  • STOMP-principe: Een mobiliteitsprincipe dat voorkeur geeft aan vervoersvormen met minder milieubelasting en minder ruimtegebruik, met de voorkeursvolgorde Stappen, Trappen, Openbaar vervoer, Mobiliteitsdiensten, Privé auto.

  • Stroomgebieden: Een gebied waar al het water dat valt, zoals regen of sneeuw, naar een gemeenschappelijk punt stroomt.

  • Systeem efficiëntie: De transitie naar een toekomstbestendige energie-infrastructuur: voldoende capaciteit, slim koppelen van vraag en aanbod en opslag van energie.

  • Thematische opgave: De opgave die hoort bij een bepaald onderwerp.

  • Toegankelijkheid: Dat iedereen zonder onderscheid en zonder hulp deze plaats kan bereiken, betreden, gebruiken en begrijpen. Is een onderdeel van bereikbaarheid.

  • Toekomstbestendige landbouw: Landbouwpraktijken die duurzaam zijn gericht op de lange termijn. Dit betekent dat deze economisch levensvatbaar zijn, ecologisch verantwoord en sociaal rechtvaardig.

  • Topwerklocaties: Zijn werklocaties met bijzondere vestigingscondities voor bedrijven die zich richten op een (inter)nationaal verzorgingsgebied en een stuwende functie hebben voor de regionale economie.

  • Transformatie: Een nieuwe invulling geven aan een gebied met bestaande functie(s).

  • Transformatie van bestaande gebouwen: Het geven van een nieuwe functie en invulling aan bestaand vastgoed.

  • TWh: Terrawattuur, Het jaarlijkse elektriciteitsgebruik van heel Nederland wordt uitgedrukt in terrawattuur, ofwel miljarden Kilowattuur, KWh.

  • Uitnodigingsplanologie: Is een benadering binnen de ruimtelijke ordening waarbij overheden zich uitnodigend en faciliterend opstellen tegenover initiatiefnemers. In plaats van vooraf strikt vast te leggen wat wel en niet mag, wordt er ruimte gelaten voor verschillende invullingen en ontwikkelingen.

  • Veenoxidatie: Is een proces waarbij veen, door een lage grondwaterstand, blootgesteld wordt aan zuurstof en waardoor het veen wordt afgebroken en de bodem daalt.

  • Veenweidegebieden: Een type landschap in Nederland dat bestaat uit weiden op veengrond.

  • Verbrede bedrijfsmodellen: Verwijzen naar bedrijfsstrategieën waarbij bedrijven hun activiteiten diversifiëren om meerdere inkomstenbronnen te creëren.

  • Verdichting: Het verhogen van het aantal woningen of andere stedelijke functies binnen bestaand bebouwd gebied.

  • Verdienvermogen: Verwijst naar het vermogen van een persoon of organisatie om inkomsten te genereren door middel van arbeid of andere economische activiteiten.

  • Verkeersveiligheid: De mate waarin iedereen veilig kan deelnemen aan het verkeer.

  • Verstedelijking: Samenhangende benadering van de invulling van opgaven in steden en dorpen. Bestaande uit de opgaven rond wonen, economie, mobiliteit, groen, energie, voorzieningen en leefbaarheid.

  • Verstedelijkingsstrategie: De gezamenlijke koers voor de langere termijn, die wordt bepaald door gemeenten, regio provincie(s), waterschappen en Rijk samen, als het gaat om de verstedelijkingsopgave binnen een Dagelijks Stedelijk Systeem.

  • Vervoersmodaliteit: Wijze van verplaatsen of vervoeren. Bijvoorbeeld fiets, auto, openbaar vervoer, schip of lopen.

  • Veterinaire gezondheid: Verwijst naar de gezondheid en het welzijn van dieren, zowel huisdieren als vee. Dit draagt bij aan de diergezondheid en de volksgezondheid door het bestrijden van dierziekten die op de mens kunnen worden overgedragen.

  • Vitale functies en voorzieningen: Belangrijke infrastructuren zoals zorgcentra en energiecentrales.

  • Volumineuze detailhandel: Winkels met een zeer groot vloeroppervlak. Vanwege de omvang van de goederen die zij verkoopt hebben deze winkels een groot winkeloppervlak nodig.

  • Voorkantsamenwerking: vooroverleg tussen gemeenten en provincie en waterschappen en provincie.

  • Voorzorgsbeginsel: Het uitgangspunt om voorzorgsmaatregelen te nemen bij mogelijke risico's voor gezondheid en milieu.

  • Vrijetijdslandschappen: Dit zijn karaktervolle plekken om te wonen, te werken en om vrije tijd door te brengen. Hier komen verschillende functies samen en versterken elkaar; natuur, landschap, (agrarische) cultuur, erfgoed, wonen, werken en recreëren. Er gaat geen planologisch regime uit van deze landschappen.

  • Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB's ): Bedrijfsruimten en bouwwerken (stallen, loodsen, kassen, silo’s e.d.) op een agrarisch bouwvlak die leeg (komen te) staan na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse.

  • VTH instrumentarium: Instrumenten voor vergunningverlening, toezicht en handhaving.

  • Warmtetransitie: De overgang van het energiegebruik in gebouwen; van aardgas naar een hernieuwbare alternatieve energiebronnen.

  • Water- en bodemsysteem: De water- en bodemlichamen in een bepaald gebied die met elkaar een samenhang hebben.

  • Waterbeschikbaarheid: De hoeveelheid water die beschikbaar is voor verschillende toepassingen.

  • Watergebiedreserveringen: Gebieden die door provincies zijn aangewezen waar specifieke beperkingen gelden ten behoeve van het waterbeheer.

  • Waterlichaam: Een aanzienlijke hoeveelheid water. Dit kan variëren van grote wateren zoals zeeën, meren of grondwatersystemen tot kleinere waterlichamen zoals sloten, kreken en poeltjes.

  • Weidevogelgebieden: Gebieden die geschikt zijn voor weidevogels.

  • WHO advieswaarden: Richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie voor luchtkwaliteit, zoals fijnstof en stikstof(oxide).

  • WMO-vervoer: Vervoer geregeld door gemeenten in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning voor mensen die niet zelfstandig kunnen reizen.

  • Woon-, werk- en leefmilieus: Verschillende vormen van bebouwing binnen de bebouwde omgeving die een samenhangend geheel vormen en een samenhangend karakter hebben in uitstraling en bij elkaar passende functies.

  • Zandgronden: Zijn bodems die uit zand bestaan en een korrelige structuur hebben waardoor water en lucht makkelijk door de bodem kunnen stromen.

  • Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS): Stoffen die schadelijk zijn voor gezondheid en milieu, waarvan het gebruik moet worden verminderd.

Bijlage 3 OF, WAAR en HOE

Visualisatie redeneerlijn.pdf

Bijlage 4 Gebiedseigen perspectieven voor vier windstreken

Vier windstreken

Onze visie voor Overijssel is niet in heel de provincie hetzelfde. Niet overal zijn de opgaven en doelen hetzelfde zijn, en ook zijn niet alle oplossingen op dezelfde manier mogelijk. Dit komt door het ter plaatse aanwezige water- en bodemsysteem, maar ook doordat elk gebied zijn eigen kwaliteiten, cultureel erfgoed en identiteit kent waarmee we rekening willen houden.

Voor de vier windstreken Salland, Noordwest Overijssel, Vechtdal en Twente is dit verhaal verder uitgewerkt en uitgeschreven in gebiedseigen perspectieven, bedoeld ter inspiratie. Daarbij is gebruik gemaakt van de input van onze partners tijdens de gebiedsdagen, inwonergesprekken en reacties op concept-stukken. We hebben daarbij aansluiting gezocht bij visies en initiatieven in de gebieden.

De perspectieven geven een beeld van hoe de regio eruit kan komen te zien. We gaan uit van identiteit en kwaliteiten, de gemeenschappen en de tradities van de verschillende windstreken, zodat we op een gebiedseigen manier en in samenhang invulling kunnen geven aan de opgaven die spelen. De uitgewerkte perspectieven zijn geen blauwdruk, maar inspirerend en uitnodigend. We gaan deze perspectieven graag met onze partners en inwoners samen realiseren.

Salland

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Illustratie gebiedseigen perspectief Salland

Tussen de Sallandse Heuvelrug en de IJssel en tussen het Vechtdal en de A1 ligt Salland. Een agrarische regio met bossen, weteringen, weilanden, landgoederen, gezellige dorpen, de Hanzestad Deventer en de IJssel met haar uiterwaarden. Hier kan je in het voorjaar genieten van bloemrijke graslanden langs de weteringen en ‘s zomers van paarse heide op de Sallandse Heuvelrug. In augustus Stoppelhaene vieren in Raalte, in het najaar wandelen door de kleurrijke bossen van de landgoederen rond Deventer en met een beetje geluk in de winter schaatsen op de uiterwaarden van de IJssel. Sallanders vormen hechte gemeenschappen die samen veel voor elkaar krijgen. De Kracht van Salland is daar een mooi voorbeeld van. Een netwerk van vrijwilligers en organisaties die samen werken aan nieuwe ontwikkelingen in het gebied.

Wij Sallanders

Salland kent veel parallellen met de Achterhoek en Twente, denk daarbij aan noaberschap, ‘niet lullen maar poetsen’, hun trots en pioniersgeest. Sallanders zijn initiatiefrijk en ondernemend, maar ook zuinig op hun cultuur en erfgoed, bescheiden en open. De dorpen hebben een eigen identiteit en kennen veel saamhorigheid en draagkracht waardoor zij veel voor elkaar krijgen. Zo zijn er in Broekland en Luttenberg veel initiatieven op het gebied van recreatie en zijn andere buurtschappen bekend om de strijd om het hoogste Paasvuur.

Uniek voor Salland is de wil om samen te veranderen, men is dat gewend. Zo wordt in de toekomstvisie De Kracht van Salland 2023- 2030 gesproken van modern noaberschap, waarbij oorspronkelijke Sallanders en nieuwe Sallanders, van jong tot oud, het (nieuwe) noaberschap samen vormgeven. Op basis van een open houding, leer je elkaar kennen en kun je elkaars verschillende talenten beter benutten.

Veelzijdig water- en bodemsysteem

Vanaf de Sallandse Heuvelrug stromen weteringen richting de IJssel. Daar buigen ze af naar het noorden en komen bij Zwolle uit in de stadsgracht en vervolgens in het Zwarte Water. De weteringen spelen een belangrijke rol in de waterhuishouding van Salland. Vroeger lagen hier grote doorstroommoerassen, waarin water bleef staan en overstromingen vanuit de IJssel en de Zuiderzee nog meer water aanvoerden. Daar kwam verandering in toen dijken werden aangelegd, weteringen werden gegraven en de Sallanders het gebied naar hun hand zetten. Zo konden ook de lage, natte gronden worden gebruikt voor de landbouw.

De weteringen vormen nu en in de toekomst een groenblauw netwerk waarin wateroverlast en overstromingen opgevangen en begeleid worden naar plaatsen waar het geen kwaad kan. Het schone water wordt hier vastgehouden voor droge tijden. Dit groenblauwe netwerk is gelijktijdig het ecologisch raamwerk waarlangs planten en dieren zich kunnen verplaatsen. De lagergelegen delen rondom de weteringen bieden kansen voor het aanleggen van groen, bos en recreatieve routes. Dit maakt het landschap aantrekkelijk en beleefbaar, verbetert de verbinding tussen stad en land en biedt recreatieve kansen.

De IJssel is met haar rivierduinen, oeverwallen, kronkelwaarden en komgebieden een bijzondere aardkundige verschijning. Het IJsseldal werd al in prehistorie bewoond, maar het zijn vooral de middeleeuwse Hanzesteden en boerderijen die nu nog steeds herinneren aan glorieuze handelstijden. De rivier heeft altijd een strategische functie gekend, zo blijkt uit de aanleg van verschillende IJssellinies door de eeuwen heen. De IJssel heeft twee gezichten, in de winter hoog water met overstroomde uiterwaarden en in de zomer (te) laag met foeragerende vogels, vee en recreanten. Door het veranderende klimaat worden de verschillen tussen hoog en laag water groter. De rivier is daarom een belangrijke buffer, zowel in natte als in droge tijden. Zo kan nu tijdens droge zomers nog water vanuit de IJssel ingelaten worden om bijvoorbeeld kwetsbare natuur en landbouw van water te voorzien. Deze mogelijkheid wordt in de toekomst steeds onzekerder. De IJssel is de blauwe slagader van de regio. De rivier verbindt, vermaakt en voedt de regio al eeuwenlang en is een belangrijke identiteitsdrager. De IJssel is een belangrijke verbinding voor de beroepsvaart, maar ook een aantrekkelijke recreatieve route tussen de Hanzesteden van Arnhem tot Kampen. De bevaarbaarheid tijdens drogere zomers en de waterkwaliteit zijn grote uitdagingen. Aan dat laatste werken twintig organisaties samen met als uitdagend vergezicht een Drinkbare IJssel.

De komende jaren wordt de dijk tussen Olst en Zwolle versterkt, zodat deze weer aan de veiligheidseisen voldoet. Bij Paddenpol wordt de dijk verlegd in plaats van versterkt, waardoor de rivier meer ruimte krijgt en de waterstand wordt verlaagd. Bij hoog water blijft het water langer staan, waardoor een natuurlijke waterbuffer ontstaat die in droge tijden water levert aan de natuur. Dit alles verbetert bovendien de waterkwaliteit en er ontstaat extra riviernatuur met natte graslanden.

Rijk boerenland

Salland is van oudsher een agrarische regio en de landbouw is vormend geweest voor het landschap, dat geldt ook voor de toekomst. Er is brede waardering voor het landschap en Sallanders zijn daar ook zuinig op. Het is belangrijk dat boeren een eerlijke prijs krijgen voor hun producten en de maatschappelijke diensten die zij leveren. Het credo is ‘Veur mekare en met mekare’ door in Salland niet af te wachten, maar de regie te pakken en gebiedsgericht aan de slag te gaan (uit De Kracht van Salland 2023-2030).

Raalte is het hart van agrarisch Salland waar onder meer The Green East, het agro & food innovatiecentrum van de regio, gevestigd is. Op de oostelijke zandgronden, rondom Raalte, is water vanuit de weteringen beschikbaar, hier is volop ruimte voor landbouw. Op deze gronden staat voedselproductie op de eerste plaats en daarom is het belangrijk dat de herontwikkeling van vrijkomende agrarische bebouwing de boeren niet belemmert. In de toekomst zal de waterbeschikbaarheid mogelijk wel afnemen, daarom zijn er op dit gebied wel oplossingen en innovaties nodig. We zoeken daarbij naar een goede balans tussen natuur en een toekomstperspectief voor de landbouw. Een mooi voorbeeld hiervan is het Naboerschap Haarle, waar een aantal Haarlese boerenfamilies de handen ineen hebben geslagen en samen een visie hebben opgesteld. Zij werken gezamenlijk aan financiële zekerheid voor de lange termijn, een positieve wisselwerking met de samenleving, keten- en marktpartijen en waarbij de omgeving en het landschap ecologisch in balans zijn.

In de toekomst verdienen boeren op de lager gelegen, nattere kleigronden, langs de IJssel, rond natuurgebieden en nabij Deventer en Zwolle hun geld niet alleen met het produceren van voedsel, waaronder streekproducten, maar ook met het bijdragen aan maatschappelijke doelen. Daarbij kun je denken aan het vasthouden van water, agrarisch natuurbeheer voor weidevogels, CO2 opslag in de bodem of door bosaanplant en het opwekken van duurzame energie. Daarnaast biedt de herontwikkeling van vrijkomende agrarische bebouwing nieuwe kansen en verdienmodellen. Verschillende initiatieven vanuit de samenleving werken hier anno 2025 al aan. Een mooi voorbeeld daarvan is Salland Loont, een netwerk dat de verduurzaming van het landelijk gebied verbindt met langjarige verdienmodellen voor boeren en grondeigenaren voor het leveren van maatschappelijke diensten.

Er wordt ook gekeken naar de teelt van nieuwe gewassen. Een mooi initiatief is Biobased (ver)bouwen Salland, waar boeren, verwerkers, bouwers en opdrachtgevers de handen ineen hebben geslagen om biobased bouwmaterialen te verbouwen op Sallandse gronden en te verwerken in Sallandse woningen. Zo kunnen de boeren een nieuw en duurzaam verdienmodel onderzoeken en de bouwsector kan bijdragen aan het verminderen van CO2-uitstoot bij de bouw en het vergroten van het gebruik van natuurlijke bouwmaterialen. Het eerste proefproject waarbij 10 hectare wordt verbouwd voor ongeveer 50 woningen is al gestart en de komende tijd wordt dit verder opgeschaald.

Groen, toegankelijk en gezond

De natuurgebieden van de Sallandse Heuvelrug, het Boetelerveld, de Lemelerberg, de IJssel met zijn uiterwaarden en de landgoederenzone rond Deventer vormen samen een robuust samenhangend natuurnetwerk met leefgebieden voor bedreigde soorten. Dit stevige groenblauwe netwerk is ook goed verbonden met de Veluwe, de Vecht, de Twentse natuurgebieden en de Schipbeek. Daarnaast vormen de weteringen en de landbouwgebieden met houtsingels, bosjes, bloemrijke slootkanten, wegbermen en akkerranden een fijnmazig en aantrekkelijk natuurnetwerk dat bijdraagt aan de biodiversiteit.

Dit aantrekkelijke ‘vrijetijdslandschap’ biedt recreatieve mogelijkheden met een uitgebreid wandel- en fietsnetwerk en extensieve en bijzondere verblijfsrecreatie. De Slinger van Salland zijn fietsroutes die door Salland slingeren waarbij je meer te weten komt over de geschiedenis en het landschap van Salland. Salland is bovendien de regio met de hoogste dichtheid aan landgoederen. Plekken met oude gebouwen, indrukwekkende verhalen, mooie tuinen en parken en wandel- en fietsmogelijkheden. Zo heb je Kasteel Nijenhuis met een dependance van Museum de Fundatie en een beeldentuin, Nieuw Rande met een hotel en restaurant Gaia bij Deventer en Havezate den Alerdinck en Landhuis De Colckhof bij Laag Zuthem.

De Sallanders zelf vinden dat de recreatieve kansen van het Overijssels Kanaal en de IJssel nog nauwelijks worden benut. De centrale ligging van beide watergangen tussen gebieden waar al veel toeristen komen (de nationale parken Veluwe en Sallandse Heuvelrug en de Hanzesteden Deventer en Zwolle), biedt immers volop mogelijkheden. De tweejaarlijks de IJsselbiënnale is hiervan een mooi voorbeeld. Belangrijk daarbij is dat de oevers toegankelijk worden gemaakt. In Olst mooier aan de IJssel en de Loswal in Wijhe is daar al een eerste begin mee gemaakt. Hierbij is het wel belangrijk om een goed evenwicht te vinden tussen rust en reuring.

Aantrekkelijk wonen op het Sallandse platteland / Sallaand, Sallaand, hier is mien stea

Voor Sallanders wordt leefbaarheid mede bepaald door de voorzieningen die er in de dorpen en op het platteland zijn. Van alle voorzieningen is de ontmoetingsfunctie (in welke aard dan ook) de belangrijkste voor een dorp of gemeenschap. Daarbij is een variatie van leeftijden, woonvormen en soorten woningen van belang, zodat je voor elkaar kunt zorgen en een diverse gemeenschap houdt. In de grotere dorpen, zoals Raalte, Wijhe, Olst en Diepenveen zijn voorzieningen, zoals winkels voor de dagelijkse boodschappen, basisonderwijs, bibliotheek en sportclubs, aanwezig. Voor bovenlokale voorzieningen, zoals een ziekenhuis, museum of poppodium, zijn de dorpen aangewezen op Deventer en Zwolle.

In de dorpen is ruimte om de eigen groei op te vangen. Grootste zorg daarbij is de beschikbaarheid van betaalbare woningen voor jongeren en goede mogelijkheden voor ouderen om in hun eigen leefomgeving te blijven wonen. Sallanders zien naast nieuwbouw en inbreiding ook kansen voor innovatieve woonoplossingen, bijvoorbeeld in (monumentale) panden die leeg komen te staan, zoals kerken en stallen. Door nieuwe woonvormen kan doorstroming op gang komen (uit de Kracht van Salland 2023-2030).

In de steden en dorpen draagt groenblauwe dooradering en natuurinclusief en duurzaam bouwen (met regionale biobased grondstoffen) bij aan een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving voor mens, dier en plant. Woningen en bedrijfspanden zijn goed geïsoleerd en hebben zonnepanelen op het dak liggen. Daarnaast zien we oplossingen met warmtepompen, warmte-koude-opslag en het gebruik van restwarmte. Zo wordt zwembad Het Tijenraam in Raalte opgewarmd met de restwarmte van de rioolzuivering en ook een deel van de Deventerse wijk Zandweerd wordt verwarmd met warmte die vrijkomt bij het zuiveren van water. Ook zien we initiatieven met tiny houses, zoals de Tuinen van Zandweerd van een woningbouwcorporatie in Deventer.

Robuuste groenblauwe bufferzones vertragen de waterafvoer, dragen bij aan de sponswerking van de bodem en bieden verkoeling in tijden van droogte en hitte. Bij piekbuien kunnen zij een deel van het gevallen water vasthouden en bergen. Drinkwaterwinningen kunnen robuuster gemaakt worden, de effecten op de omgeving kunnen beter worden gemitigeerd. Bovendien zijn ze belangrijk voor de verbinding tussen stad en land en de natuurwaarden in steden en dorpen. Woningen zijn klimaatbestendigrobuust gebouwd en maken gebruik van de overgangen van land en water: dit leidt tot interessante en gewilde woon- en leefmilieus. Olstergaard in Olst is zo’n bijzondere wijk met respect voor de natuur, het landschap en de cultuurhistorie. De wijk is samen met een deel van de toekomstige bewoners ontworpen. De openbare ruimte en de woningen zijn natuurinclusief en houden rekening met het veranderende klimaat, de woningen zijn energiezuinig en krijgen geen gasaansluiting. Bewoners en gemeente gebruiken zo veel mogelijk gerecyclede materialen, die bij verbouwing of sloop ook weer gedemonteerd kunnen worden.

Salland is goed ontsloten door een aantal spoorlijnen, meerdere provinciale wegen en de Rijkswegen A1 en N35. Deze laatste is een belangrijke route tussen Zwolle en Twente, maar is ook voor de ontsluiting van Salland belangrijk. De komende jaren werken we samen met Rijkswaterstaat aan de verkeersveiligheid en doorstroming op deze weg. Daarbij zetten we in op een rondweg bij Mariënheem. Daarnaast zetten we ons in voor de verdubbeling van het spoor tussen Olst en Deventer. Maar Salland pakt natuurlijk ook zelf al de handschoen op. Zo heeft ’t Natuurlijk Huus in Raalte een deelauto gelanceerd en ook in Olst delen inwoners één of meerdere auto’s.

Hanzestad aan de IJssel

Deventer is de grootste stad van Salland en ligt prachtig aan de IJssel. In de zomer kun je heerlijk wandelen in de uiterwaarden of wat drinken aan het stadsstrand, terwijl in de winter soms zandzakken nodig zijn om het water buiten te houden. Deventer is een levendige Hanzestad met een monumentale sfeer, waar het goed verblijven is en waar veel te doen is. Overal zie je monumentale panden, eeuwenoude pleinen en historische kerken zoals de Lebuïnuskerk en de Bergkerk. Daarnaast trekken bekende evenementen zoals Deventer op Stelten, de Boekenmarkt en het Dickens Festijn veel bezoekers naar de Hanzestad.

Deventer (en de Stedendriehoek) ligt op het kruispunt van de A1 en de A50 en de spoorlijn Arnhem-Zwolle en Amsterdam-Enschede. Strategisch gegroeid aan de IJssel maakt het deel uit van het oostelijk deel van Stedelijk Netwerk Nederland (rondje Randstad). Dit maakt Deventer goed bereikbaar en een aantrekkelijke stad om in te wonen, te werken en te recreëren. Mede daarom wordt in de stad woningbouw voor bovenregionale groei gerealiseerd, met bijzondere plekken als het Havenkwartier en ROTO in de schil rondom de binnenstad en het nieuwe dorp Steenbrugge in het noorden. Ook wordt een sprong over de IJssel verkend, vanwege het mooie omliggende landschap dat je wilt behouden.

Rondom het station wordt Stadscampus De Kien ontwikkeld. Hier werken bedrijven, scholen en overheden samen aan innovatieve (ICT) oplossingen voor maatschappelijke opgaven en zij willen samen Deventer als ICT stad op de kaart zetten. Zo wordt tegenover het station de Topicus campus ontwikkeld; een aantrekkelijke plek om te werken, te leren, te wonen en te ontspannen midden in de samenleving. De Kien is de poort van de Kennisas Deventer die van het station via onder andere het Havenkwartier en de Gasfabriek richting de A1 loopt.

Het A1 Bedrijvenpark, ten zuiden van Deventer, is één van de Overijsselse Topwerklocaties. Door de strategische ligging aan één van de Europese corridors en de nabijheid van een van de grootste binnenhavens van Nederland is dit een aantrekkelijke vestigingslocatie voor internationaal georiënteerde en logistieke bedrijven. Dit duurzame bedrijventerrein wil in 2030 energieneutraal zijn en heeft bovendien veel aandacht voor natuurinclusief en circulair bouwen. Zo moet een bedrijf bij de bouwaanvraag inzicht geven in de mate van circulariteit, de mate van losmaakbaarheid en de mogelijkheden voor recycling van grondstoffen. Langs de A1 is ruimte voor windturbines.

Stedendriehoek

De Stedendriehoek, met daarin de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Heerde, Lochem, Voorst en Zutphen, is op weg naar een half miljoen inwoners, 250.000 werkenden en 50.000 ondernemingen. Hier komen de IJssel, de Veluwe, Salland en de Achterhoek samen. De kracht van de Stedendriehoek zit in de afwisseling van dorpen, steden en landschappen. De natuur en cultuur hebben een grote aantrekkingskracht op toeristen en recreanten. Ook inwoners ontsnappen in hun eigen omgeving even aan het dagelijks leven. De steden en dorpen en het platteland zijn complementair en onlosmakelijk met elkaar verbonden. De reuring, dynamiek en het vertier van Apeldoorn, Zutphen en Deventer zorgen samen met de rust, schone lucht, de verschillende landschappen en natuurgebieden voor een aantrekkelijke woonomgeving. De regio ligt centraal in Nederland en wordt goed verbonden met grote delen van het land. Mensen willen graag wonen, werken en hun ondernemingen vestigen in de Stedendriehoek. Het inwoneraantal groeit.

Dit samenwerkingsverband van acht gemeenten en de provincies Gelderland en Overijssel staat voor de uitdaging om nu en in de toekomst een aantrekkelijke en leefbare regio te zijn voor de bewoners en bedrijven in de steden en dorpen.

Gezamenlijk wordt gewerkt aan een gebalanceerde stedelijke groei in de driehoek Apeldoorn, Deventer en Zutphen, waarbij ook een mogelijke stedelijke schaalsprong wordt onderzocht die past bij het eigene en unieke van de steden. Daarnaast wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de corridors A1/A50, het bevaarbaar houden van de IJssel, een vitaal platteland en een robuuste Veluwe. Daarbij worden drie uitgangspunten gehanteerd: Duurzaam: het langdurig versterken van de welvaart met behoud en versterking van het groene karakter en met oog voor toekomstige generaties, Divers: het vergroten van (economische) ontwikkeling door de bestaande verscheidenheid van de regio te benutten en uit te breiden en Dichtbij: het verkleinen van de afstand tot voorzieningen en tot elkaar. De Stedendriehoek kent grote verschillen en nuances in haar gebieden en partners, maar er is vertrouwen en ambitie om samen te werken aan de regio in balans.

Noordwest Overijssel

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Illustratie gebiedseigen perspectief Noordwest Overijssel

De kop van Overijssel is uniek: de Weerribben-Wieden zijn samen met de Rottige Meenthe en de Oldematen het grootste laagveenmoeras van noordwest Europa. De IJsseldelta is Nederland in het klein, een laaggelegen delta waarin veen, klei en zand tussen hooggelegen stuwwallen en de oude rivierarmen van de IJssel en de Vecht het landschap en grondgebruik bepalen. De bijzondere verwevenheid van landbouw, natuur, bodem, water, cultuur en recreatieve infrastructuur levert waardevolle kwaliteiten. Nationaal Park Weerribben-Wieden, Nationaal Landschap IJsseldelta en verschillende natuurgebieden, zoals Oldematen-Veerslootlanden en de Uiterwaarden van het Zwarte Water en de Vecht liggen onder de rook van Hanzesteden als Zwolle, Kampen en Hasselt, de Zuiderzeestadjes Vollenhove en Blokzijl en de garnizoensstad Steenwijk. En de veenontginningsdorpen Giethoorn, het Venetië van het noorden, en Staphorst met z’n karakteristieke elzensingels zijn alom bekend. Het is een levend, duurzaam landschap waarin we het grondgebruik in balans brengen met het bodem- en watersysteem. Hier wordt gewoond en gewerkt, voedsel geproduceerd en recreanten en toeristen worden er gastvrij ontvangen. Bijzondere plant- en diersoorten, zoals de grote vuurvlinder en de kievitsbloem, voelen zich hier thuis en de rietcultuur, de hooiwinning en biezenverwerking maken deel uit van de cultuurhistorie.

Van Hanzestad tot rietcultuur

De complexe ontstaansgeschiedenis van het gebied heeft niet alleen geleid tot een grote diversiteit aan landschappen en kernen, maar ook tot verschillende gemeenschappen met elk hun eigen geschiedenis, verhalen en identiteit. De geschiedenis ligt nog dicht aan de oppervlakte en is ook nu nog merkbaar in de sociale omgangsvormen en samenwerking tussen mensen in de verschillende gebieden. De omgang met het water is hierbij in belangrijke mate bepalend. Waar de Hanzesteden hun rijkdom en aanzien verwierven dankzij de handelsroutes over water, werd in de veenmoerassen rond Giethoorn met bloed, zweet en tranen een hongerloon verdiend aan de turfwinning, waarvan we de sporen nog terugzien in de Weerribben-Wieden. Waar met opgestroopte mouwen de strijd tegen het water aangaan resulteerde in de grillige mozaïekverkaveling op het Kampereiland, was de rationale verkaveling van de Polder Mastenbroek het gevolg van goed overleg om de waterstand te beheersen; de bekende poldermentaliteit. Zo zijn de cultuur, het landschap, de steden, de landbouw en economie in Noordwest Overijssel in sterke mate bepaald door de bijzondere, waterrijke cultuurhistorie van het gebied. Iedere stad, dorp en gemeenschap heeft een eigen verhaal en geschiedenis en dit is het uitgangspunt bij de nieuwe opgaven waar we nu voor staan.

Het ene veen is het andere veen niet

In het veenweidegebied in de Kop van Overijssel daalt de bodem. Om hier droge voeten te houden en om het land te kunnen bewerken, wordt de waterstand verlaagd. Hierdoor komt het veen in contact met zuurstof, waardoor het veen ‘verbrandt’ en CO2 vrijkomt. Dit leidt tot bodemdaling, waardoor opnieuw verlaging van het waterpeil nodig is. Dit proces van waterpeilverlaging, gevolgd door bodemdaling, is al eeuwen bezig. Deze bodemdaling zorgt naast CO2 uitstoot ook voor knelpunten in de waterhuishouding, landbouwkundige problemen, ecologische en landschappelijke schade en schade aan gebouwen en infrastructuur. Daarbij is het goed om te onthouden dat er grote verschillen zijn tussen de verschillende veenweidegebieden wat betreft dikte van het veen, opbouw van de bodem, hydrologie, maar ook landgebruik en cultuurhistorie. Dit betekent ook dat de oplossingen verschillen en een gebiedsspecifieke aanpak nodig is.

Om het veenpakket dat is ontstaan tussen de voormalige Zuiderzeekust en de hogere zandgronden van Drenthe en Overijssel te behoeden voor oxidatie en daarmee bodemdaling en CO2-uitstoot tegen te gaan, is het nodig om het grondwaterpeil de komende jaren geleidelijk te verhogen. Daarnaast is op sommige plekken een natte bufferzone nodig om het wegzijgen van water naar de lagergelegen gebieden zoals de Noordoostpolder, Koekoekspolder, de diep bemalen polders rond Scheerwolde en Friesland tegen te gaan. Deze natte bufferzones bieden tegendruk aan het wegzijgende water en gaan daarmee de verdroging van de laagveenmoerassen tegen en dragen bij aan natuurherstel.

Het grondgebruik zal worden aangepast aan het nieuwe waterregime met extensievere vormen van landbouw, landschapsbeheer, andere (natte) teelten en nieuwe verdienmodellen, zoals wonen en recreatie. Zo zijn er bijvoorbeeld kansen voor ‘nieuwe teelten’ door vanuit water en bodem sturend te kijken naar gewassen die hier vroeger ook werden geteeld, zoals riet of biezen. Dit biedt kansen voor de ontwikkeling van de bestaande natuurgebieden tot een robuust netwerk als onderdeel van de Natte As, die zich uitstrekt van de Zeeuwse Delta tot het Lauwersmeer en de Waddenzee in het noorden van Nederland. Niet alleen weidevogels, zoals de grutto en de tureluur, hebben baat bij een peilverhoging, maar hiermee wordt ook de verdroging van de laagveenmoerassen en bodemdaling tegengegaan, waardoor schade aan gebouwen en infrastructuur wordt voorkomen.

De landbouw is van oudsher gewend om in te spelen op het bodem- en watersysteem en die verschilt in de Kop nogal. De hogere zandgronden rond Steenwijk en Vollenhove bieden andere mogelijkheden dan bijvoorbeeld Polder Mastenbroek, het Staphorsterveld of het Kampereiland. Door de geleidelijke peilverhoging kunnen weilanden minder intensief worden beweid en gemaaid en hebben boeren ook andere inkomstenbronnen nodig. Ook dit is niet nieuw voor Noordwest Overijssel, waar boeren soms ook rietsnijder en visser waren en hun vangst zelf naar de markt brachten. Bij het verbreden van de bedrijfsvoering kun je denken aan de verwerking en verkoop van eigen (streek)producten, zoals Weerribben Zuivel, Dijkgoud Kaas en Erf 1, het telen van gewassen die baat hebben bij de natte omstandigheden, zoals lisdodden en natuurlijk riet, agrotoerisme of het leveren van ecosysteemdiensten, zoals landschapsbeheer, het vasthouden van water of het vastleggen van CO2. Zo werken 9 vooruitstrevende boeren uit de Baarlingerpolder aan een plan waarin de stikstofdepositie wordt verminderd, bodemdaling wordt tegengegaan, de CO2-uitstoot wordt verlaagd en natuur en biodiversiteit ruimte krijgt en waarbij ook hun concurrentiepositie ten opzichte van andere agrarische ondernemers niet verslechtert. Een belangrijk voorwaarde hierbij is dat alle betrokkenen achter het streefbeeld staan en niemand erop achteruitgaat. Dat betekent ook dat er boeren stoppen om ruimte te creëren voor de blijvers.

Weerribben-Wieden: bijzondere natuur die onder invloed van mensenhanden is ontstaan

De Weerribben en de Wieden vormen samen één van de bekendste veengebieden van ons land. Tot in de middeleeuwen lagen hier grote hoogveenkoepels, die zijn ontgonnen met als doel er landbouwgronden aan te leggen. Toen de natte gronden niet langer geschikt waren voor de landbouw is het overgebleven veen afgegraven en gebruikt als brandstof. Het veen werd gestoken en op smalle stroken grond, bekend als ‘ribben', te drogen gelegd. Om de turf te vervoeren, werden sloten en grachten, 'weren', gegraven. Dijkdoorbraken tijdens zware stormen leidden tot grote overstromingen van het afgegraven gebied en op die manier ontstonden de ‘wijden’ van de Wieden. Zo is tussen Ossenzijl, Zwartsluis en Giethoorn het waterrijke landschap met petgaten, slootjes, legakkers, meren en bloemrijke hooilanden van de Weerribben-Wieden ontstaan.

Dit waardevolle natuurgebied is een populaire bestemming voor toeristen en recreanten. Hier kun je het verhaal van de Weerribben-Wieden, haar natuur en cultuurgeschiedenis op verschillende manieren beleven. Je kunt fietsen, varen of wandelen door het Nationaal Park en waterdorpen als Giethoorn, Dwarsgracht en Wanneperveen, maar ook struinen door de Zuiderzeestadjes Blokzijl en Vollenhove, waar de sporen van een rijk vissers- en handelsverleden nog steeds zichtbaar zijn. Vanaf de oude kronkelende zeedijk tussen Kuinre en Vollenhove heb je prachtig zicht op dijkdoorbraakkolken, haventjes en het A.F. Stroink gemaal. Hier ervaar je het contrast tussen de grootschalige, rationele Noordoostpolder met bloeiende tulpenvelden, aardappels en graan aan de ene kant en de smalle percelen van het veenweidelandschap aan de andere kant. In combinatie met een bezoek aan de Fundatie in Zwolle, het Waterloopbos bij Kraggenburg, het Bloemencorso in Vollenhove en Sint Jansklooster of de Gondelvaart in Giethoorn en Belt-Schutsloot heeft het gebied veel te bieden. Deze combinatie van natuur en cultuur biedt volop kansen voor recreatieondernemers, maar ook voor boeren die extensiveren en verbreden; zij kunnen een bijzondere overnachtingsplek of streekproducten aanbieden. Zo ontstaat een herkenbaar en gevarieerd recreatief profiel waar de hele regio van profiteert. En met het Drents Friese Woud en het Vechtdal op steenworp afstand kunnen bezoekers beter in ruimte en tijd gespreid worden.

De hooilanden, weilanden en akkers van Staphorst en Rouveen

Op de hogere rivierduinen langs het Zwarte Water en de Sethe (tegenwoordig het Meppelerdiep) zijn in de loop van de middeleeuwen meerdere kleine nederzettingen gesticht, waaronder ook het Zwartewatersklooster. De stichting van het klooster houdt verband met de slag bij Ane in 1227, waarbij de bisschop van Utrecht samen met ongeveer vierhonderd ridders en soldaten sneuvelde. Hun lichamen zouden zijn begraven in de buurt van het kloosterterrein. De kleine rivierduinen boden slechts beperkt ruimte en vanaf de twaalfde eeuw werden vanaf de ontginningsbasis op de rivierduinen sloten in het hoogveen gegraven. Staphorst en Rouveen kennen hier hun oorsprong. Nadat het veen voldoende was ontwaterd, werd de grond in gebruik genomen als akker. Zodra het (hoog)veen werd ontwaterd, ging het oxideren en daalde de bodem, waardoor de nieuw ontgonnen gronden al snel te nat werden om nog als akker te gebruiken. Er werd weer een nieuw stuk veen afgegraven en de oude akkers werden omgevormd naar grasland. Op een gegeven moment lagen de akkers wel erg ver van de boerderijen af en werd besloten om het hele dorp te verplaatsen. Dit proces is vier keer herhaald en uiteindelijk zijn Rouveen (voortgekomen uit Zwartewatersklooster) en Staphorst (voortgekomen uit Olde Staphorst nabij Meppel) in de zeventiende eeuw op hun huidige plek komen te liggen. Kenmerkend voor het dorpslint zijn de zeer smalle percelen, waarop boerderijen achter elkaar geplaatst zijn. Dit patroon is ontstaan door vererving, waarbij de toch al smalle percelen in de lengte werden gesplitst en zo steeds smaller werden.

Aan weerszijden van het dorpslint van Staphorst en Rouveen wordt het landschap bepaald door elzensingels langs smalle, langgerekte percelen. Het is een prachtig voorbeeld van het middeleeuwse slagenlandschap dat is ontstaan met de ontginning van het hoogveen. Nog altijd is hier de kenmerkende driedeling van akkers, weilanden en hooilanden terug te zien. De Olde Maten en Veerslootslanden, de hooilanden, zijn de laagstgelegen en natste delen van dit veenweidegebied en ongeschikt voor de landbouw. Het zijn nu waardevolle natuurgebieden en vormen één van de belangrijkste broedplekken voor de wulp in onze provincie.Vanaf Olde Maten en Veerslootslanden loopt het Staphorster Veld geleidelijk op tot aan Staphorst en Rouveen en tegelijkertijd neemt de dikte van het veenpakket af. Ook hier wordt gezocht naar oplossingen om de oxidatie van het veen en bodemdaling tegen te gaan en tegelijkertijd de boeren perspectief te bieden. Dit alles met behoud en versterking van de biodiversiteit, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Zo heeft Coöperatief Gebiedsplan Staphorst, een collectief van verschillende partijen die opkomen voor de belangen van de boeren, natuur en bewoners, een gebiedsplan opgesteld met tien uitgangspunten voor een omslag naar duurzame landbouw en een leefbaar platteland.

De IJssel, de mooiste rivier van Nederland

De IJssel vormt de natuurlijke grens tussen Gelderland en Overijssel. Met zijn rivierduinen, oeverwallen, kronkelwaarden en komgebieden is de IJssel een bijzondere aardkundige verschijning. Het IJsseldal werd al in prehistorie bewoond, maar het zijn vooral de middeleeuwse Hanzesteden, waaronder Kampen en Zwolle, en de IJsselhoeven die nu nog steeds herinneren aan deze glorieuze handelstijden. Langs de IJssel wordt veel gefietst en gewandeld en evenementen als de tweejaarlijks IJsselbiënnale met prikkelende kunstwerken in het landschap of Sail Kampen met o.a. bijzondere schepen, straattheater en oude ambachten trekken vele bezoekers.

De rivier heeft altijd een strategische functie gehad, zo blijkt uit de aanleg van verschillende IJssellinies door de eeuwen heen. En nog steeds is de IJssel van strategische waarde voor onder andere de scheepvaart, natuur en drinkwater. Zo is de IJssel van groot belang voor onze drinkwatervoorziening en bij Zalk ligt een reservering voor een nieuwe winning. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar nieuwe concepten om aan de toenemende vraag naar drinkwater te kunnen voldoen. En voor de langere termijn werken meerdere organisaties samen aan een Drinkbare IJssel.

De afgelopen decennia heeft de rivier meer ruimte gekregen, zodat piekafvoeren beter opgevangen kunnen worden. Het bekendste voorbeeld daarvan is de hoogwatergeul Reevediep bij Kampen, waar waterveiligheid gecombineerd wordt met natuurontwikkeling, recreatie en het nieuwe dorp Reeve. Ruimte om te wonen, werken, sporten, leven in een natuurinclusieve omgeving, veilig ingericht voor een veranderend klimaat en duurzaam gebouwd.

Om ook in de toekomst droge voeten te houden, wordt op dit moment onderzoek gedaan naar de Keteldelta. Door het Ketelmeer om te vormen tot een ondiepe delta à la de Biesbosch met rietmoeras, zandplaten en ooibossen kunnen meerdere opgaven gecombineerd worden. De Keteldelta heeft een dempende werking tegen de opstuwing vanuit het IJsselmeer en vergroot daarmee de veiligheid van de Hanzesteden. Bovendien draagt dit waterrijke natuurgebied bij aan natuurontwikkeling en biodiversiteit, biedt kansen voor toerisme en recreatie en door de aanleg van spaarbekkens kan hier drinkwater gewonnen.

Leven met water in de IJsseldelta

Historische steden, eeuwenoude waterwegen en unieke polders, dat is wat de Nationaal Landschap IJsseldelta te bieden heeft. Dit bijzondere gebied, aan de monding van de IJssel, wordt omringd door de drie Hanzesteden Zwolle, Kampen en Hasselt, tapijtstad Genemuiden en watersportstadje Zwartsluis. Hier werken tientallen gebiedspartijen van de Gebiedscoöperatie IJsseldelta samen aan een sterke IJsseldelta met vitale dorpen, versterking van natuur en landschap, een duurzame landbouw en een gezonde regionale economie. Daarbij zijn goede ideeën en plannen van bewoners en ondernemers onmisbaar.

In het midden van de IJsseldelta ligt één van de oudste polders van Nederland, Polder Mastenbroek. Het open polderlandschap met kaarsrechte lijnen en strakke verkavelingsblokken is hier geen gevolg van rigoureuze ingrepen uit de twintigste eeuw, maar werd al in de veertiende eeuw (vanaf 1364) doelbewust zo ontworpen. Verschillende gemalen, waar onder het stoomgemaal 'd Olde Mesiene aan de Kamperzeedijk, nu cultuurhistorische erfgoed, hielden het water in de polder op peil. Polder Mastenbroek is daarmee één van de oudste polders van Nederland. Het rationele stelsel van wegen en waterlopen bepaalt hier al eeuwenlang de inrichting van het gebied en door de openheid en weidsheid kun je de kerktorens van alle omliggende steden zien. Tegenwoordig is Polder Mastenbroek naast een agrarisch gebied ook een belangrijk weidevogelgebied.

Al in de middeleeuwen zorgt de sterke ontwatering voor veenoxidatie en bodemdaling. Om droge voeten te houden, werden de boerderijen op huisterpen gebouwd. Droge voeten houden is nog steeds een voortdurende uitdaging, ook voor de glastuinbouw in de Koekoekspolder. Om de ondernemers hier voldoende duidelijkheid te geven op de lange termijn zal gezamenlijk een toekomstperspectief voor de sector worden verkend.

Aan de andere kant van de Kamperzeedijk ligt het Kampereiland, een gebied dat in het verleden sterk onder invloed van de zee en de rivier stond en dat door aanslibbing steeds verder kon worden uitgebreid. De rijke kleigronden en de periodieke overstromingen zorgden voor vruchtbare hooilanden en nog steeds zijn deze gronden erg geschikt voor duurzame landbouw. Verspreid in het buitendijkse, open weidelandschap liggen middeleeuwse polderdijkjes en boerderijen op terpen en daarom is dit gebied ook bestand tegen hogere waterstanden in het IJsselmeer.

Klimaatadaptieve groeiregio Zwolle

Zwolle, de grootste stad van de regio, vormt het kloppende hart waar alle bovenlokale voorzieningen te vinden zijn. Een bruisende Hanzestad met creatieve studenten, inventieve ondernemers en eigenwijze vrijdenkers. De grandeur van het rijke Hanzeverleden en de Moderne Devotie, een hervormingsbeweging binnen de kerk en maatschappij, zijn hier nog steeds zichtbaar. En de mooiste boekhandel van Nederland, de beeldbepalende Peperbus, een spraakmakende tentoonstelling in de Fundatie of het jaarlijkse Stadsfestival zijn een bezoekje waard.

De stad heeft uitstekende verbindingen met andere steden en dorpen in de regio via spoor, provinciale wegen en fietsroutes. Zwolle ligt op het kruispunt van verschillende wegen en spoorlijnen; de A28, A50, de corridor Amsterdam – Zwolle – Twente – Münster en het IJsselspoor dat onderdeel is van Stedelijk Netwerk Nederland (Rondje Randstad). In het Zwolse stationsgebied wordt een mix van woningen, werkplekken, winkel- en onderwijsvoorzieningen in hoge dichtheid ontwikkeld tot een dynamisch en aantrekkelijk gebied waar de verschillende functies elkaar versterken. Samen met de gevarieerde landschappelijke omgeving maakt dit Zwolle tot een zeer goed bereikbare en aantrekkelijke stad om in te wonen en te werken.

De regio wil zich ontwikkelen als klimaatbestendige groeiregio. De bodem en het watersysteem zijn bepalend voor waar en vooral hoe gebouwd wordt. Dit betekent dat de komende jaren veel woningen gebouwd gaan worden, in eerste instantie in Zwolle zelf, maar ook in de warme harten daar omheen. Dit zijn de kernen die met hoogwaardig openbaar vervoer goed bereikbaar zijn, denk daarbij aan Hardenberg, Steenwijk, Kampen en Raalte, maar ook Dronten, Meppel en Hoogeveen. De woningen worden zoveel mogelijk in de bestaande steden en dorpen gebouwd en dragen bij aan een klimaatadaptieve inrichting van de regio. Met ruimte voor groen en biodiversiteit en onder de voorwaarde dat er voldoende drinkwater voorradig is. Dit betekent ook dat nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het klimaatbestendig maken van de bestaande stad.

Vestingstad Steenwijk is ontstaan op de flanken van de stuwwal van Steenwijkerwold aan de Steenwijker Aa. De stad lag tijdens de Tachtigjarige Oorlog vol in de frontlinie en de vestingwallen herinneren aan dat historische verleden. Steenwijk heeft altijd al een centrumfunctie gehad voor de wijde regio. En ook nu zijn de winkels, de bedrijvigheid en regionale voorzieningen, zoals een theater en een bioscoop, belangrijk voor het omliggende platteland. De vele, vaak Chinese, toeristen die Giethoorn willen bezoeken komen aan op station Steenwijk en daarom zijn hier de verwijsborden en de streekbussen al in het Chinees. De stad wil de stationsomgeving transformeren naar een aantrekkelijk woonmilieu in combinatie met werklocaties, onderwijs en voorzieningen en zo optimaal gebruik maken van de potentie van het station. Het aantrekkelijke buitengebied met havezate De Eese, de vele kleine gehuchten met kampen, houtwallen en singels op de stuwwal van Steenwijkerwold en de Koloniën van Weldadigheid zijn daarbij een grote pré.

Duurzame werklocaties

Noordwest Overijssel is een regio met veel MKB-bedrijven en meerdere topwerklocaties, waar veel aandacht is voor duurzaamheid, nieuwe energie, circulariteit en klimaatadaptatie. Zo is het tapijtcluster Genemuiden-Hasselt, een doorontwikkeling van de biezenmattenmakers van Genemuiden, een wereldspeler, maar ook één van de grootste energieverbruikers van Overijssel. De ondernemers willen verduurzamen door onder andere gebruik te maken van windenergie of restenergie.

Port of Zwolle, het gezamenlijke havenbedrijf van Zwolle, Kampen en Meppel, vervult een belangrijke functie in het logistieke ecosysteem. De havens fungeren als achterland voor de mainports van Rotterdam en Amsterdam en zijn van grote toegevoegde waarde voor de vele MKB-maakbedrijven in de regio. Daarnaast zijn havens een belangrijke schakel in de keten voor de energietransitie en de toekomstige circulaire economie.

In Zwolle zijn de sectoren health, ICT en slimme en creatieve maakindustrie sterk vertegenwoordigd. Een mooi voorbeeld daarvan is Perron038, het open innovatiecentrum op het gebied van de high tech maakindustrie. Technici en bevlogen studenten onderzoeken en experimenteren om technologische innovaties mogelijk te maken. Daarnaast is Regio Zwolle koploper in de kunststofinnovatie. Grondstof-producenten, afval-inzamelaars en recyclelaars werken hard aan een gesloten kunststofketen.

Net ten noorden van Zwolle, aan de A28, ligt Hessenpoort, een aantrekkelijke vestigingslocatie voor grootschalige logistiek. Het bedrijventerrein wil met zonnepanelen, windturbines en aardwarmte energieneutraal worden. Bij Hessenpoort wordt een energiehub gerealiseerd die ervoor zorgt dat lokaal opgewekte energie zoveel mogelijk lokaal wordt gebruikt en dat het overschot wordt omgezet in waterstof. De zone langs de A28 tussen Zwolle en Staphorst wordt met de bestaande en nieuw te realiseren windturbines getransformeerd tot een energielandschap. Hier werken inwoners en overheden van de gemeenten Zwolle, Staphorst, Dalfsen en Zwartewaterland aan de inpassing van een windcluster.

Het Vechtdal

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Illustratie gebiedseigen perspectief Het Vechtdal

Het Vechtdal in het noorden van onze provincie is een gebied met meerdere gezichten. De Vecht is de grootste van de kleine en de kleinste van de grote Nederlandse rivieren. De rivier meandert door schitterende landschappen en passeert daarbij pittoreske dorpen en steden, landgoederen, bossen en heide. Ten noorden van de Vecht vinden we het grootschalige agrarische landschap met dorpen als Nieuwleusen, Balkbrug en Dedemsvaart. Op de grens met Drenthe slingert de Reest nog in haar oorspronkelijke vorm door het eeuwenoude kleinschalige landschap met bossen, heidevelden, hooilanden en oude boerderijen.

De identiteit en cultuur van het Vechtdal zijn nauw verweven met de rivier. De Vecht zocht bij iedere overstroming een andere weg en boeren en bewoners waren steeds genoodzaakt om zich daaromheen te organiseren. Ook nu staan de inwoners en bedrijven van het Vechtdal voor uitdagingen, zoals klimaatverandering, toekomstbestendige landbouw en een verstedelijkingsopgave. Er is nog steeds veel ondernemerskracht om deze opgaven op te pakken. Je ziet dat aan de vele lokale initiatieven en goede ideeën in het gebied.

Historische handelsroute

De bron van de Vecht is bij Wasserschloss Darfeld in de glooiende heuvels van de Duitse Baumbergen en vanaf daar slingert de rivier, 167 kilometer lang, richting het Zwarte Water en uiteindelijk het IJsselmeer. Hier maakt de Vecht gebruik van het oude oerstroomdal, dat is uitgesleten na de laatste ijstijd. Toen het ongeveer 15.000 jaar geleden warmer werd, steeg de zeespiegel en versmalde de brede afvoervlakte van het oerstroomdal steeds verder. Hierdoor is aan de zuidkant van het stroomdal één enkele meanderende rivier ontstaan.

De hoge gronden langs de Vecht werden in de prehistorie al bewoond en op sommige plekken zijn deze sporen nog steeds zichtbaar. Denk bijvoorbeeld aan de Larinkmars bij Varssen, de grote groepen grafheuvels ten oosten van het Junner Koeland en de boswachterij Ommen bij Eerde. Een grote, unieke opgraving van de Trechterbekercultuur in Ooster-Dalfsen heeft de laatste jaren deze prehistorische samenlevingen verder onder de aandacht gebracht. Aan de zuidkant van de Vecht zijn de prehistorische bewoningssporen minder zichtbaar door middeleeuwse essen en latere zandverstuivingen, die de sporen hebben afgedekt.

Van oudsher vormde de Vecht een belangrijke handelsroute van Amsterdam naar Duitsland, totdat er andere, beter bevaarbare en daarmee snellere routes beschikbaar kwamen. Zo was Ommen vroeger één van de Hanzesteden. De Vecht bracht dus welvaart voor de boeren en bewoners. In de late middeleeuwen was het Vechtdal bovendien politiek en strategisch van belang vanwege haar ligging: de Vecht vormde een natuurlijke barrière om vijanden tegen te houden en een logisch lint om linies aan te bouwen. De Loozensche Linie uit 1801 bij Gramsbergen is daarvan een bekend voorbeeld, en her en der zijn ook nog enkele kastelen, oude slagvelden en verdedigingslinies zichtbaar.

Het is de Overijsselse Vecht zoals wij die tegenwoordig kennen. De rivier meandert door het geringe verval (vanaf de Duitse grens daalt de Vecht nog slechts 10 meter) traag door het landschap. Tussen Dalfsen en Hardenberg ligt de Vecht in een echt dal. Stroomopwaarts van Hardenberg en stroomafwaarts van Dalfsen ligt de Vecht nauwelijks lager dan de omgeving en daarom wordt de rivier hier begrensd door kaden en dijken. Op de hogere oeverwallen en stuifduinen langs de rivier liggen de dorpen, bossen en landgoederen. De vele afgesneden meanders tonen het vroegere ongetemde karakter van de Vecht.

Het Vechtdal als merk

De Vecht biedt een unieke combinatie van natuur, rust, ruimte, rivier, landschappen, cultuur en historie. Dit maakt het Vechtdal niet alleen een aantrekkelijke woonomgeving, ook toeristen en recreanten komen er graag. Er is dan ook een groot aanbod aan kampeerterreinen, bungalowparken en vakantiehuizen. De gemeenten stimuleren toeristen om zoveel mogelijk met de trein te komen om overlast te voorkomen.

De Vecht vormt samen met de beboste oeverwallen een belangrijke verbinding tussen de Veluwe en het Duitse Reichswald. Deze verbinding bestaat uit natuur-, recreatie- en landbouwgebieden. Hier ligt de nadruk niet alleen op het produceren van streekproducten, zoals Vechtdal Wijnen, kaas, ijs, asperges en vlees van de Brandrode koe, maar ook op het vergroten van de biodiversiteit, het vasthouden van water en het vastleggen van CO2. Daarnaast zijn er door de landschappelijke kwaliteiten volop recreatieve kansen, waardoor nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid is ontstaan. De Koesafari is ondertussen een begrip en trekt bezoekers van heinde en ver. Maar ook de verhuur van kano’s, tiny houses of proeverijen zijn een mooie toevoeging aan het huidige recreatieve aanbod. De vrijetijdseconomie is daarmee een belangrijke economische pijler van het gebied.

De Vechtdal-kernen werken veel samen en weten elkaar goed te vinden. Onder de naam Ruimte voor de Vecht werken 13 maatschappelijke en overheidsorganisaties samen aan een duurzame ontwikkeling en bekendheid van het Vechtdal. De Vechtdalanjer is ondertussen een bekend ‘merk’. Er wordt ingezet op een integrale benadering van het Vechtdal, waarbij de belangen van waterbeheer, verstedelijking, landbouw, natuur, recreatie en milieu met elkaar in samenhang worden opgepakt en afgewogen.

Veilige en drinkbare Vecht

De Vecht is sterk afhankelijk van neerslag, waardoor er een duidelijk verschil is tussen de zomer en de winter. In de zomer is het een rivier met lage waterstanden en in de winter staat soms het hele winterbed onder water. Door klimaatverandering krijgt de Vecht te maken met hogere piekafvoeren. Om deze goed te kunnen opvangen, krijgt de rivier meer ruimte. De Vecht wordt hierdoor een robuuste, half-natuurlijke laaglandrivier die gevoed wordt door neerslag en de ruimte heeft om te meanderen, pieken op te vangen en water vast te houden. Hierdoor krijgt de Vecht weer wat meer zijn oorspronkelijke loop.

Verschillende partijen werken samen aan een drinkbare Vecht in 2053. Een drinkbare Vecht heeft drinkbaar rivierwater, maar ook een rijk en gevarieerd dieren- en plantenleven, een gezonde bodem en een prachtig landschap waarvan je kunt genieten. Dit droombeeld helpt om nu concrete stappen te zetten. En van een betere waterkwaliteit kunnen ook de huidige drinkwaterwinningen al profiteren. En dit is belangrijk, omdat de vraag naar drinkwater alleen maar toeneemt door klimaatverandering, nieuwe woningen en bedrijvigheid.

Parels aan de Vecht

Dalfsen, Ommen, Hardenberg en Gramsbergen liggen alle vier prachtig aan de Vecht en zijn bijzonder aantrekkelijke plaatsen om te wonen en te werken. Met de ontwikkeling van het Waterfront presenteert Dalfsen zich nadrukkelijker aan het water en wordt op een natuurlijke wijze verbonden met het knusse dorp erachter. In Ommen is met de ontwikkeling van de Vechtoevers een verbinding gelegd tussen het centrum en de rivier. Hier is de verbreding van de Vecht, de verlaging van het winterbed en de aanleg van natuurvriendelijke oevers gecombineerd met de aanleg van een passantenhaven, wandelpaden, een plein en een boulevard, waardoor een aantrekkelijk waterfront is ontstaan. Ook Hardenberg richt zich steeds meer op de Vecht. Met nieuwe woningbouw langs de Vecht wordt water en natuur verbonden met de stad. Datzelfde geldt voor het Vechtpark, een parkachtig rivierenlandschap door het centrum van Hardenberg. Hier kunnen zowel inwoners als toeristen wandelen en fietsen en genieten van de groene, waterrijke omgeving die bovendien een betere bescherming biedt tegen overstromingen, want water krijgt hier volop de ruimte.

Het water, de Vechtdallijn en de N340 verbinden de kernen met elkaar en met Zwolle. Dit zorgt voor een grote uitwisseling tussen de kernen onderling en met Zwolle. Ook wordt gewerkt aan snelle fietsverbindingen, zodat dit een aantrekkelijk alternatief is voor de auto.

Hardenberg heeft als streekcentrum een verzorgende functie voor een groot deel van noordoost Overijssel. De voor onze provincie kenmerkende MKB-maakindustrie is hier rijk vertegenwoordigd. Een mooi voorbeeld hiervan is de IQ-boulevard, een innovatief bedrijvencluster waar ondernemers uit de maakindustrie hun krachten bundelen en met een stevig leer-werk milieu dicht bij het station. Zo blijft kennis in de regio behouden. Dat is van cruciaal belang voor grote werkgevers als het ziekenhuis en Wavin. Ook voor logistieke bedrijven is Hardenberg een aantrekkelijke vestigingslocatie via de weg en het water door de ligging op de Vechtdal-as. Als belangrijk economisch en vervoersknooppunt tussen Zuidoost Drenthe (Hoogeveen, Emmen, Coevorden), Twente en Duitsland en door de goede stad-land verbindingen vervult Hardenberg haar rol als streekcentrum.

Landgoederen als drager van duurzame ontwikkeling

De vele landgoederen, met name langs de zuidkant van de Vecht, zijn kenmerkend voor het Vechtdal. Oorspronkelijk hadden deze een economisch doel, maar later werden er ook buitenplaatsen gebouwd voor rijke stedelingen die de stad wilden ontvluchten. Rond en op de buitenplaatsen en landgoederen werden bossen aangelegd die statusverhogend moesten werken voor de eigenaren, maar ook voor de houtproductie. Dat laatste kwam echt grootschalig op gang met de oprichting van Staatsbosbeheer, die ‘overtollige grond’ aanplantte met naaldbomen.

De landgoederen, met bekende namen zoals o.a. Vilsteren, Den Berg, de Horte en Kasteel Rechteren bezitten veel grond in het Vechtdal. Niet alle landgoederen zijn op dit moment even goed toegankelijk, dus hier liggen mogelijk kansen voor recreatie en nieuwe verdienmodellen. Van oudsher zijn landgoederen landschappen van verwevenheid, plaatsen waar natuurwaarden, economische, cultuurhistorische en sociale waarden samenkomen. Ook nu zijn landgoederen voorlopers op het gebied van verduurzaming. Zo is Landgoed Vilsteren één van de initiatiefnemers van Soil4U, een organisatie die werkt aan gebiedsspecifieke land- en bosbouw, duurzaamheid, kleinschaligheid, gezamenlijkheid en meervoudige waardecreatie.

Grootschalig agrarisch ontginningslandschap

Het gebied ten noorden van de Vecht bestond zo’n 200 jaar geleden nog uit onbegaanbare en uitgestrekte hoogveenmoerassen. Deze zijn vanaf de negentiende eeuw, na het graven van de Dedemsvaart tussen Hasselt en Gramsbergen, in hoog tempo systematisch afgegraven en ontgonnen voor de commerciële turfwinning. Grote veenbazen verdienden goudgeld met de verkoop van turf als brandstof, terwijl arbeiders er onder barre omstandigheden lange kanalen en wijken groeven. In dezelfde periode werd op de locatie van de zeventiende-eeuwse Ommerschans een strafkolonie gesticht.

Wat overbleef was een rationeel verkaveld landschap met rechte wegen, waterlopen en lintbebouwing. Een goed ontwaterd gebied dat zich uitstekend leent voor landbouw. En nog steeds kan het robuuste watersysteem de extremen opvangen, water op maat leveren aan de landbouw en natuurgebieden verbinden. Vanwege de bodemgesteldheid en nattere omstandigheden vind je in het westen veel veeteelt. Richting het oosten komen daar meer akkerbouwbedrijven bij. Deze diversiteit aan landbouw is een bijzondere kwaliteit. Vanaf de twintigste eeuw kwamen nieuwe technieken beschikbaar en werd de productie flink opgeschroefd en meer gespecialiseerd. Hier wordt nu op een intensieve, duurzame manier voedsel geproduceerd en gewerkt aan innovaties, zoals strokenteelt, robotisering en emissiearme stallen. Dit wordt gecombineerd met het opwekken van duurzame energie door zonnepanelen op daken en clusters windturbines te plaatsen. De ontwikkeling van een energiecluster wordt gecombineerd met de aanleg van landschappelijke structuren langs wegen en vaarten en in de dorpsranden. Zo werken in het grensgebied van de gemeenten Zwolle, Staphorst, Dalfsen en Zwartewaterland inwoners en overheden samen aan een visie voor de toekomstige inrichting van het gebied. In deze ZSDZ gebiedsvisie wordt gewerkt aan een goede balans tussen de opgaven enerzijds en het behouden, beschermen en ontwikkelen van de gebiedskwaliteiten anderzijds.

Dorpen aan de Dedemsvaart

Veel dorpen in dit grootschalige ontginningslandschap zijn ontstaan aan de Dedemsvaart of zijvaarten (wijken) daarvan. Denk aan Nieuwleusen, Balkbrug, Dedemsvaart, Slagharen, de Krim en Schuinesloot. Vooral in Dedemsvaart zijn sporen uit die tijd nog herkenbaar aanwezig, zoals de statige negentiendeeeuwse villa’s die welgestelde verveners langs de vaart lieten bouwen. Dit is ook het dorp van Mien Ruys, de internationaal bekende tuinarchitect, die gezien wordt als een pionier van de moderne tuinarchitectuur. Haar levenswerk is nog steeds te bezoeken in de Tuinen Mien Ruys.

Er zijn duidelijke cultuurverschillen tussen de verschillende dorpen, maar overal zie je veel ondernemerszin en noaberschap. Binnen de dorpen zie je veel samenwerking en initiatief en zij krijgen ook veel voor elkaar, denk aan MFA De Beuk in de Krim of De Spil in Nieuwleusen. Zo zijn de dorpen uitgegroeid tot aantrekkelijke woon/werklocaties. Het gebied wordt via de N337 en een hoogwaardige busverbinding met een aantal hubs goed verbonden met de A28 en Zwolle.

Reestdal: mysterieus en uniek

Op de grens van Overijssel en Drenthe kronkelt de Reest van Drogteropslagen bij Dedemsvaart naar Meppel. De Reest is één van de weinige beken in ons land die zijn oorspronkelijke meanderende loop heeft behouden. Het lijkt of de tijd hier stil heeft gestaan, het middeleeuwse cultuurlandschap is goed bewaard gebleven. Dat heeft alles te maken met de ligging op de grens van de twee provincies, waardoor de Reest in tegenstelling tot veel andere beken nooit is gekanaliseerd.

In het afwisselende, kleinschalige cultuurlandschap rijgt de Reest landgoederen, heideterreinen, bossen, bloeiende hooilanden met ooievaars en sfeervolle boerderijen, als parels aan een ketting, aaneen. Van oudsher werd op de hogere zandkoppen, ook wel horsten of bergen genoemd, gebouwd en daar vind je nog steeds bijzondere landgoederen en karakteristieke boerderijen. In dit kleinschalige landschap dragen boeren met agrarisch natuurbeheer, weidevogel beheer en het vernatten van hun gronden bij aan het herstel van de natuur en landschappelijke waarden. Het Reestdal biedt mogelijkheden voor kleinschalige, extensieve recreatie.

Regio Zwolle

Het Vechtdal is onderdeel van Regio Zwolle, een vitale en ondernemende regio met veel (familie)bedrijven. Binnen de regio werken 22 gemeenten en 4 provincies samen op het gebied van economie en arbeidsmarkt en ruimtelijke ontwikkeling. Regio Zwolle richt zich op de topsectoren kunststoffen, gezondheid en landbouw en daarnaast zijn logistiek, e-commerce en vrijetijdseconomie groot. In het Vechtdal ligt de nadruk, naast landbouw en de vrijetijdseconomie, op MKB-maakbedrijven en hoogwaardige industrie. Dit zijn vaak familiebedrijven die hier al generaties lang geworteld zijn en dragend zijn voor de economie.

De Verstedelijkingsstrategie Regio Zwolle gaat uit van warme harten in een klimaatadaptieve delta. Dit betekent dat je bouwt op de plekken waar al mensen zijn, zodat de nieuwe ontwikkeling als hefboom kan werken voor de grote opgaven in de bestaande steden en dorpen, zoals Dalfsen, Ommen, Hardenberg, Nieuwleusen of Dedemsvaart. Daarmee zet de regio in op een stedelijke en economische groei, maar wel op een klimaatrobuuste manier. In de demodelta worden innovatieve ideeën in de praktijk gebracht en hiermee inspireren we anderen. Regio Zwolle heeft ook een Regio Deal met het Rijk gesloten, waarin ingezet wordt op leefbaarheid, extra innovatiekracht en duurzaamheid voor alle inwoners en ondernemers in de regio.

Twente

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Illustratie gebiedseigen perspectief Twente

Het Twentse landschap is een aantrekkelijke afwisseling van stuwwallen en beekdalen, bossen en houtwallen, agrarische gronden met vaak boerenerven, rustige dorpen en bruisende steden. De bewerking van de ‘oale groond‘ heeft Twente dit aantrekkelijke, kleinschalige landschap opgeleverd dat door de vele (zand)paden en routes goed toegankelijk is.

Twente heeft meerdere culturele trekkers als het Rijksmuseum Twente in Enschede, de glaskunst uit Ootmarsum, het Afrika Festival in Hertme of de FBK Games in Hengelo. De combinatie van natuur en cultuur maken van Twente een veelzijdige en aantrekkelijke regio. Noaberschap, noaberplicht en noabers zijn bekende begrippen voor Tukkers. De betrokkenheid van de gemeenschappen is groot met vele vrijwilligers en lokale netwerken. Dit komt onder andere tot uitdrukking in het rijke verenigingsleven en de vele tradities, zoals de Pinksterbruidjes, carnaval of de Poaskaerls.

Cives Tuihanti

Iedereen die wel eens in Twente is geweest, heeft het kunnen ervaren: hier woont een volk met een eigen karakter. Niet dat de Tukkers zich ook maar iets van die typering aantrekken: ze zijn er juist trots op. Eigenzinnig, trots en soms wat tegendraads. Een beetje stug, maar altijd gastvrij.

Tukkers zijn een eeuwenoude stam, misschien wel de oudst levende stam van Europa. Ze stammen af van de Tuihanti, ook wel Tubanti. Een nomadisch volk dat leefde langs de huidige Nederlands-Duitse grens. Al in het jaar 14 worden ze door de Romeinse historicus Tacitus beschreven. Een volk dat leefde in en met de natuur. De nuchterheid en eigenzinnigheid vindt daar zijn oorsprong. En de Twentse bescheidenheid is waarschijnlijk de belangrijkste reden waarom zij, anders dan alle andere stammen, overleefden. Overal werd gevochten en oorlogen gevoerd, maar …Wie bemeu’j t’r os nicht met. De paasvuren, midwinterhoornblazen en de geveltekens, allemaal historische erfenissen van een rijke geschiedenis (uit: Perspectief Vrijetijdseconomie Twente).

Een culturele waterscheiding

Midden in onze provincie ligt een groot stuwwallencomplex, dat is ontstaan toen het landijs in de voorlaatste ijstijd de bodem omhoog drukte: de Sallandse Heuvelrug. De Heuvelrug vormt samen met de Regge het hooggewaardeerde ‘natuurlijke hart’ van Overijssel, het is tevens de waterscheiding tussen Twente en Salland. De waterscheiding is niet alleen fysiek, maar ook sociaal en cultureel. De gemeenschappen aan beide kanten van de berg hebben een andere geschiedenis en identiteit: katholiek en protestants, oude gronden en jonge ontginningen, Twents en Sallands. Dit alles ten gevolge van verschillen in historische ontwikkeling. De sociale samenhang, noaberschap, is aan beide zijden van de Heuvelrug, hoewel verschillend van aard, in sterke mate aanwezig.

Stuwwallen, beken en hoogveen

Het Twentse landschap is een aantrekkelijke afwisseling van stuwwallen en beekdalen, bossen en houtwallen, agrarische gronden met boerenerven, rustige dorpen en bruisende steden. De bewerking van de ‘oale groond‘ heeft Twente dit aantrekkelijke, kleinschalige landschap opgeleverd dat door de vele (zand)paden en routes goed toegankelijk is. En daar waar ontginning later volgde of uitbleef, met name langs de landsgrens, is unieke natuur ontstaan.

De Twentse stuwwallen en de vele beken, die vanaf de stuwwallen richting de Dinkel en de Regge stromen en die beide weer uitmonden in de Vecht, zijn kenmerkend voor het landschap en voor het watersysteem. Ze waren van oudsher sturend voor ontwikkelingen in Twente. De hoogteverschillen in Twente zijn grotendeels in de voorlaatste ijstijd ontstaan. Gletsjers zorgden hier voor opstuwing van zand, klei en grind tot een lange en brede stuwwal, waarbij de stuwwal van Oldenzaal en die van Ootmarsum oorspronkelijk aan elkaar hebben gezeten. Een nieuwe gletsjer breekt door deze stuwwallen heen en zorgt ervoor dat ze van elkaar worden gescheiden. Op de plaats waar de stuwwal is weggeschoven ontstond een moeras met bijzondere natuur dat we nog steeds kennen; het Agelerbroek en Voltherboek.

Aan de westzijde van de stuwwallen stromen de beken naar de Regge. In het Reggedal heeft de mens al sinds de prehistorie sporen in het landschap achtergelaten, zoals grafheuvels, nederzettingen en karrensporen. In de loop der eeuwen hebben de inwoners het gebied steeds meer naar hun hand gezet door ontginningen, nieuwe landbouwmethoden, landgoederen en ruilverkavelingen. Aan de oostzijde van de stuwwallen lopen beekjes richting de Dinkel, die ook water krijgen vanaf de hoogten rond Baumberge en de Bentheimerberg. Onderweg stroomt de Dinkel door een kleinschalig Twents cultuurlandschap met oude boerderijen, houtwallen en hooilanden, voordat hij ten noordoosten van Ootmarsum opnieuw de landsgrens passeert en bij het Duitse Neuenhaus uitstroomt in de Vecht. Langs de rivier liggen talloze cultuurhistorische relicten, waaronder het middeleeuwse Huis te Breckelenkamp, landgoed Singraven en het stuifzandgebied Lutterzand.

In het laaggelegen gebied ten westen van de stuwwal van Ootmarsum en ten noorden van het huidige Almelo ontwikkelde zich na de laatste ijstijd hoogveen. Dit hoogveen maakte deel uit van een groot complex dat zich uitstrekte tot aan de Vecht en doorliep in Duitsland. In dit hoogveengebied bleef de invloed van de mens tot in de negentiende eeuw beperkt tot het weiden van schapen, boekweitbrandcultuur en kleinschalige turfwinning voor eigen gebruik. Tussen 1850 en 1950 werden de Engbertsdijksvenen ontgonnen en ontstond het huidige landschap met kanalen en wijken, zoals het Veenkanaal en de Vriezenveenschewijk, langgerekte dorpen en de opstrekkende verkaveling. Na de vervening is het gebied rationeel verkaveld en als landbouwgrond in gebruik genomen. In dit uitgestrekte grootschalige agrarische landschap ligt Engbertsdijksvenen als een eiland dat herinnert aan het uitgestrekte hoogveenlandschap dat hier ooit was.

Spons van het oosten

Om wateroverlast te voorkomen en ten behoeve van de landbouw is het watersysteem er inmiddels op ingericht om overtollig water zo snel mogelijk af te voeren. Zo is op veel plaatsen in Twente het microreliëf geëgaliseerd en zijn veel beken de laatste decennia verdiept en rechtgetrokken. Dit is één van de oorzaken van het watertekort, zoals we dat de afgelopen droge zomers hebben meegemaakt. Beken vallen droog, oogsten vallen tegen, bomen en planten verdrogen en er is schade voor industrie, scheepvaart en aan woningen. De verdroging is ook merkbaar aan de steeds verdere uitzakking van het grondwaterpeil in de zomer, hierdoor wordt de mogelijkheid om robuust drinkwater te winnen steeds schaarser in Twente.

Een robuust water- en bodemsysteem bedient de functies die we belangrijk vinden in Overijssel: natuur, landbouw, drinkwatervoorziening en industrie. Om het water- en bodemsysteem weerbaar te maken en de waterbeschikbaarheid en de kwaliteit van het water te verbeteren zijn maatregelen nodig. Hoog in het systeem kan door herstel van het microreliëf water worden opgevangen en infiltreren in de bodem. De hoge zandgronden op de stuwwal functioneren als een spons, waar tot in de haarvaten van het systeem het water zo lang mogelijk wordt vastgehouden. Op de flanken van de stuwwallen zetten beheerders van natuurgebieden, landgoedeigenaren en waterbeheerders zich hiervoor in met het programma Haarvaten op peil. In ondiepe, brede en boomrijke beekdalen krijgt het water weer de ruimte, waardoor de afvoer wordt vertraagd en de grondwaterstand wordt verhoogd. In de winter staan de dalen vol water, ’s zomers slingert de beek door een zomerbedding en is er door de hogere grondwaterstand op de meeste plaatsen voldoende water voor natuur en landbouw. Zo werkt Landgoed Het Lankheet met zogenaamde vloeiweiden, een eeuwenoud en ingenieus systeem van sloten en sluizen om de hooilanden van water te voorzien. De groenblauwe beekdalen zijn bovendien belangrijke verbindingen voor planten en dieren en aantrekkelijke routes voor inwoners, toeristen en recreanten. In Twente combineren de Boeren voor Drinkwater het verminderen van de uitspoeling van meststoffen en bestrijdingsmiddelen met een verbeterd economisch bedrijfsresultaat. Daarnaast wordt onderzocht of op de Sallandse Heuvelrug op een innovatieve wijze extra drinkwater gewonnen kan worden. Met Panorama Waterland wil men voorkomen dat het water afstroomt via de Sallandse weteringen, zodat dit water als drinkwater gebruikt kan worden.

Cultuur en natuur in een aantrekkelijk coulisselandschap

Twente kent veel bijzondere natuurgebieden. Denk aan de stroomdalgraslanden in het Dinkeldal met de zeldzame Steenanjer of het hoogveen van het Wierdense Veld. Aan de Buurserbeek liggen het Haaksbergerveen en het Buurserzand, één van de weinige gebieden waar de vlinder het gentiaanblauwtje leeft. Maar ook het Springendal - Dal van de Mosbeek met onder andere kalkmoeras, trilveenvegetaties, droge en vochtige heiden, maar ook de prehistorische grafheuvels en raatakkers en de twee grote, perfect ronde Cirkels van Jannink als een kunstwerk midden in het landschap. We werken aan een robuust samenhangend netwerk waar deze natuurgebieden onderdeel van zijn en dat heel Twente omspant.

Tussen deze verschillende natuurgebieden vormt de groenblauwe dooradering met beekdalen, bossen, houtwallen en wegbeplanting een fijnmazig netwerk dat het landelijk gebied van Twente maakt tot een regio met grote natuurwaarden. Dit prachtige, kleinschalige landschap met daarnaast ook landgoederen, watermolens, authentieke dorpen en bruisende steden biedt volop kansen voor toerisme en recreatie. Het heuvelachtige Noordoost Twente is ook niet voor niets een Nationaal Landschap.

Via een uitgebreid netwerk aan routes kunnen wandelaars, fietsers, MTB’ers en ruiters de regio doorkruisen. Zo kun je prachtig wandelen of fietsen langs de verschillende kastelen rondom Diepenheim en Goor. De kastelen bestonden al in de twaalfde eeuw en controleerden de grote moerassen aan de voet van de stuwwallen van Markelo. Vanaf de veertiende eeuw worden vanuit deze machtscentra nieuwe kastelen in de regio gesticht. Vanuit de middeleeuwse boerensamenleving ontstaan de stad Delden en het uitgestrekte landgoed Twickel. Het is met name het landgoed dat voorkomt dat na de Tweede Wereldoorlog het middeleeuwse landschap rondom Delden verdwijnt. Tegenwoordig zien we de overblijfselen van deze middeleeuwse verdedigingsposten in de vorm van grote landgoederen en buitenplaatsen in het verder kleinschalige Twentse landschap.

Twents boerenverstand

In Twente hebben agrarische familiebedrijven een sterke binding met de ‘oale groond’, die vaak al vele generaties in eigendom is. Boeren zijn hier onlosmakelijk verbonden met het landschap, zij werkten met de natuurlijke omstandigheden en gaven zo het landschap vorm. Vanaf de middeleeuwen werden bijvoorbeeld al boerderijen gebouwd op de hogere dekzandkopjes rond Ypelo, Enter en Zeldam te midden van de natte broekgebieden. Deze boerderijen en hun akkers liggen nog altijd als kleine eilandjes in het landschap.

De kwaliteit van vele natuurgebieden en de waterkwaliteit in Twente staan onder druk en ook zijn er tijdens droge perioden watertekorten. Er is een uitgesproken wens om landbouw en natuur meer in balans te krijgen met een belangrijke rol voor boeren in het beheer met bijbehorende vergoedingen voor de geleverde ecosysteemdiensten. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de tientallen boeren die onder de naam Boerencoöperatie Agrarisch Terreinbeheer Wierden (CATB) samen natuurgebieden gaan beheren, de biodiversiteit versterken, helpen met opwekken van duurzame energie en uiteraard ook voedsel produceren. Wel tegen een eerlijke vergoeding. Een aantal landgoederen rond Diepenheim en ook Twickel zijn in gesprek met hun pachters en onderzoeken samen hoe zij kunnen bijdragen aan de verschillende klimaat- water en natuuropgaven.

Ook wordt er gekeken naar andere teelten. Zo werkt de Twentse Bouwboeren aan het opzetten van een duurzame en eerlijke keten van land naar pand. Het telen, verwerken en toepassen van biovezels biedt niet alleen een nieuw economisch perspectief, het draagt ook bij aan het verbeteren van de water- en bodemkwaliteit én aan de grote bouw- en renovatieopgave in Twente. De intentieverklaring is ondertekend door ruim 30 partijen vanuit de hele keten, van agrariërs tot bouwers en van gemeenten tot terrein beherende organisaties.

Door gebruik te maken van haar innovatiekracht en kennis wil Twente meer dan gemiddeld in Nederland bijdragen aan de verduurzaming van de landbouw die maatschappelijke doelen realiseert als water vasthouden, verbeteren van de waterkwaliteit, vergroten van biodiversiteit en het onderhoud van het landschap. Zo innoveert en experimenteert De Land Bouwers, een samenwerking van overheden, onderzoeken onderwijsinstellingen en ondernemers in de agro & food sector, volop. In verschillende proeftuinen worden nieuwe oplossingen en technieken op het gebied van regionale voedselproductieketen, landbouw en maatschappij, meerwaarde biomassa en klimaat, bodemgezondheid en water onderzocht.

Knappe koppen en gouden handen

Wie Twente zegt, zegt techniek. In Twente weet men als geen ander hoe techniek de economie en samenleving kan veranderen. De industriële revolutie, met voornamelijk de textiel- en metaalindustrie, bracht Twente economische groei, nieuw werk en inkomsten. Naast fabriekshallen en spoorverbindingen bouwden de textielfabrikanten grote landgoederen en tuindorpen en lieten ze parken aanleggen. Techniek zit in het Twentse DNA en brengt ook vandaag de dag voorspoed en welvaart. Dit maakt dat de Twentse knappe koppen en gouden handen voorbereid zijn op de toekomst. Zo spelen Universiteit Twente, Saxion Hogeschool, ROC van Twente en de ondernemers soepel in op maatschappelijke ontwikkelingen.

Twente profileert zichzelf als de groene technologische topregio met innovatieve bedrijven en een stevige MKB-maakindustrie, onder andere in de bouw- en infra. Mede als spin-off van de Universiteit Twente wordt de Twentse economie gekenmerkt door toonaangevende high-tech en med-tech bedrijven en IT-sector. Een mooi voorbeeld daarvan is de innovatiecampus High Tech Systems Park (HTSP) op het voormalige Thales-terrein in Hengelo waar scale-ups en volwassen ondernemingen in fieldlabs samenwerken aan open innovaties. Of denk aan Technology Base Twente op de voormalige Vliegbasis Twente met diverse faciliteiten voor het testen en trainen van bemande én onbemande luchtvaartsystemen en innovaties op het gebied van safety & security.

Naast de agrarische sector is de vrijetijdseconomie dan ook belangrijk voor met name de landelijke gemeenten. Zo zijn Nijverdal, Hellendoorn en Holten door hun ligging op de flanken van de Sallandse Heuvelrug een uitstekende uitvalsbasis voor de vele toeristen die hier komen wandelen, fietsen, mountainbiken of kanoën. Verder heeft Twente een aantal bodemschatten, waaronder steen, gas en zout. Dit laatste vind je met name in het gebied tussen Hengelo, Enschede en Boekelo en hier vind je dan ook de kenmerkende houten boortorens en zouthuisjes.

De Twentse stedenband / regio Twente

Met de Regionale Stedelijke Investeringsagenda (RSIA) willen de gemeenten Almelo, Hengelo en Enschede en de provincie de potentie van de Twentse steden optimaal benutten en daarmee een bijdrage leveren aan de grote opgaven waar we voor staan. In het netwerk van Europese economische topregio’s is Twente een krachtig vliegwiel. De technologische topinnovaties worden niet alleen bedacht, maar ook gerealiseerd.

Het versterken van de economische kracht van de groene technologische topregio gaat samen met de verdichting rondom spoorzones, de verbetering van de energie-infrastructuur, het watersysteem en de ecologische en landschappelijke kwaliteiten. De ligging bovenop, op de flank of onderaan de stuwwal is bepalend voor de wateropgave en daarmee ook de oplossing, waardoor verschillende woon- en werkmilieus ontstaan. Zo wordt gewerkt aan een nieuw type stad die de vijfde stad van Nederland moet worden met 420.000 inwoners en een grote aantrekkingskracht op talent. In Almelo, Hengelo en Enschede wordt onder andere ingezet op hoogstedelijke gebieden rondom de belangrijkste stations met een bruisende en compacte mix van wonen, werken en voorzieningen. Sleutel voor succes is groen en openbare ruimte van hoge kwaliteit, zoals het Kristalbad tussen Hengelo en Enschede, en een goed geprogrammeerde begane grond. Samen vormen ze plekken van ontmoeting.

Goed verbonden

De strategische ligging van Twente op Europese schaal valt meteen op. De A1 corridor is onderdeel van de internationale oostwest verbinding tussen de Randstad en de stedelijke knooppunten in Duitsland en het Europese achterland. Door de ontwikkeling van de Corridor Zwolle Twente Münster wordt dit nog verder verbeterd en kunnen bedrijfsleven en onderwijs nieuwe duurzame innovaties doen. De Twentekanalen en de snelen spoorwegen vormen samen een belangrijk netwerk voor de logistieke bedrijvigheid. Zo maakt de ligging aan de A1 corridor Twente voor veel logistieke distributiecentra een belangrijke schakel naar Noord- en Oost-Europa. Zo zijn de havens van Hengelo en Almelo belangrijke multimodale schakels in dit netwerk en is het XL Businesspark bij Almelo een locatie voor grootschalige logistieke bedrijvigheid. De Twentekanalen geven het gebied een sterke positie op de nationale vaarroute voor de binnenvaart in verbinding met mainport Rotterdam. Langs de A35 worden rond de knooppunten windturbines geplaatst om duurzame energie voor de regio op te wekken, dicht bij de gebruikers en het netwerk. Samen met het cluster windturbines net ten noorden van Almelo wordt een flinke bijdrage geleverd aan de Twentse energietransitie.

Twente oriënteert zich niet alleen op het westen, maar zoekt ook uitdrukkelijk de samenwerking met Duitsland. Zo werken Enschede, Hengelo en Almelo als ‘Netwerkstad Twente’ samen met de Duitse steden Münster en Osnabrück in de samenwerkingsagenda MONT. Deze samenwerking kenmerkt zich niet alleen door wederzijds informeren en leren van elkaar, maar ook door een intensieve inzet op een sterke positionering in het Europa van de regio’s en een gezamenlijke aanpak van sociale en economische uitdagingen in de regio.

Eenheid in verscheidenheid

De Tukkers zijn trots op hun regio en naar buiten toe vormen ze een blok, maar wie beter kijkt, ziet grote verschillen. De 14 gemeenten hebben elk hun eigen geschiedenis en verhalen. Deze verschillen zijn ontstaan door de ligging en de natuurlijke omstandigheden. Zo staat Overdinkel, vlak bij de Duitse grens, bekend als smokkeldorp, waar later veel forenzen uit textielindustrie woonden. Het gezellige, bourgondische Oldenzaal is een prachtige stad, waar stukje voor stukje het Singelpark rondom het centrum wordt aangelegd. In deze Hanzestad is het credo: leven en laten leven. Voor de jeugd zijn Dancing Bruins in Saasveld en Dieka in Markelo bekende uitgaansplekken.

Het industriële erfgoed van de textiel- en staalindustrie levert ook bijzondere woonmilieus op. Zo wordt in Goor het voormalige fabrieksterrein van de Twentse Stoomblekerij herontwikkeld. Op Stoom is een unieke combinatie van eigentijdse nieuwbouwwoningen, karakteristieke bedrijfsgebouwen en een groen stadspark aan de Regge. Een ander mooi voorbeeld is de herontwikkeling van het Hoge Dijkje in Nijverdal. Op dit 200 jaar oude fabrieksterrein van de Koninklijke Stoomweverij is Nijverdal in feite ontstaan en dat wordt getransformeerd naar een nieuwe groenblauwe woonwijk.

Binnen de regio zijn de Tukkers toch vooral inwoner van een stad of dorp en voor de dagelijkse boodschappen blijven ze vaak binnen hun eigen gemeente. Denk daarbij aan de grotere kernen zoals Haaksbergen, Wierden, Tubbergen, Denekamp, Losser, Nijverdal of Rijssen. De niet-dagelijkse boodschappen worden vooral in Almelo, Hengelo of Enschede gedaan. Het grootste deel van het Twentse woon-werkverkeer beperkt zich tot de regio zelf of omliggende regio’s, zoals de Stedendriehoek en Regio Zwolle. Dit is vooral eenrichtingsverkeer: werken in de stad en wonen op het rustige en groene platteland. Het contrast tussen de dynamische steden en het aantrekkelijke buitengebied is een grote kwaliteit en biedt volop kansen.

Bijlage 5 Totstandkoming en participatie

Bijlage 5 - Totstandkoming en participatie.pdf

Bijlage 6 Omgevingseffectrapport (OER)

Hoofdrapport

Hoofdrapport OER.pdf

Bijlage 2 - Omgevingseffectrapportage - Beoordeling perspectieven

Bijlage 2 - Omgevingseffectrapportage – Beoordeling perspectieven.pdf

Bijlage 3 - Deelrapport Natuur - actualisatie najaar 2023

Bijlage 3 - Deelrapport Natuur, actualisatie najaar 2023.pdf

Bijlage 4 - Beleidsmatrix_NOO

Bijlage 4 - Beleidsmatrix NOO.pdf

Bijlage 5 - Beleidsmatrix_RWP

Bijlage 5 - Beleidsmatrix RWP.pdf

Deelrapport - Milieukwaliteit en Gezond

Deelrapport - Milieukwaliteit en Gezond.pdf

Deelrapport - Veiligheidsrisico's

Deelrapport - Veiligheidsrisicos.pdf

Deelrapport - Klimaatadaptatie

Deelrapport - Klimaatadaptatie.pdf

Deelrapport - Energietransitie

Deelrapport - Energietransitie.pdf

Deelrapport - Natuurlijke hulpbronnen

Deelrapport - Natuurlijke hulpbronnen.pdf

Deelrapport - Natuurlijke systemen

Deelrapport - Natuurlijke systemen.pdf

Deelrapport - Natuur

Deelrapport - Natuur.pdf

Deelrapport - Landschap en openbare ruimte

Deelrapport - Landschap en openbare ruimte.pdf

Deelrapport - Economie

Deelrapport - Economie.pdf

Deelrapport - Mobiliteit

Deelrapport - Mobiliteit.pdf

Deelrapport - Wonen en woonomgeving

Deelrapport - Wonen en woonomgeving.pdf

Deelrapport - Welzijn

Deelrapport - Welzijn.pdf

Bijlage 7 Gebiedsvisie Technology Base

D_NL.IMRO.9923.GebiedsvisieTecBT-va01.pdf

Naar boven